Dieper dan het is
Sommige kameraden zitten tot over hun oren in de shit. Hun leven past hen als een pullover van ruwe wol, die ze op hun blote huid dragen en die kriebelt als de beesten, zodat ze zich in rare bochten wringen – zonder dat het helpt.
De problemen die mensen kunnen hebben, zijn talrijk. Ze variëren van gedonder met sarrende bazen over relatieproblemen tot verkeersaccidenten, of deskundig geshakete cocktails daarvan.
Ooit zag ik een man, hij is tegenwoordig iets hoogs bij de openbare omroep, gebukt gaan onder het feit dat op een sluikstort een vuilniszak was gevonden waarin, na het openknippen door gekwalificeerd personeel, een envelop was aangetroffen met daarop nog leesbaar zijn naam. Dit volstond voor de bevoegde instanties om die man maandenlang het leven zuur te maken, dreigend met torenhoge boetes, tot hij op den duur niet meer sliep. Ik bedoel maar : de ellende komt in diverse verschijningsvormen, en niet altijd is het uitgezaaide leverkanker.
Nogal wat van mijn kennissen gaan met hun zorgen te rade bij een psychotherapeut. De meningen over de doeltreffendheid van deze gesprekken zijn op zijn zachtst gezegd verdeeld. Zo zijn er mensen die zweren aan deze of gene peut hun leven te danken, terwijl anderen het nut van de hele beroepsgroep zo in twijfel trekken dat er stripreeksen aan worden gewijd, waarin geldzuchtige, seksverslaafde psychiaters hun patiënten zo lang mogelijk melken.
“Ik begin mij vragen te stellen bij het nut van de psy”, zegt mijn kameraad L., die in de liefde verstrikt is geraakt en ‘aan zichzelf probeert te werken’, zoals dat heet, met een omschrijving die aan steeksleutels en lasposten doet denken. L. heeft al zo’n stuk of acht peuten achter de kiezen, met wisselend succes. Met de ene kon hij ouwehoeren over literatuur, de andere wist onthutsende dingen te zeggen over L.’s kinderjaren en een derde noteerde gewoon drie kwartier lang, zonder een woord te uiten.
“Dat hij kon praten, bleek pas toen mijn tijd op was”, zegt L. “Op dat vlak zijn ze allen gelijk. Allemaal zitten ze op een verborgen klokje te loeren en ronden ze guillotinegewijs af – ook al vertel je op dat moment dat de benzine klaarstaat om diezelfde avond nog het huis van je ex in de hens te gaan zetten.”
“2600 euro”, wrijft L. het zichzelf nog eens in : “Dat is wat ik jaarlijks uitgeef aan psychotherapie. Het is geen aftrekpost waar je vrolijk van wordt, op de balans van een mensenleven. Stel je voor wat voor prettige dingen ik met dat geld had kunnen doen. Die gesprekken zijn een uitlaatklep, welzeker, maar zou een regelmatig bezoek aan een bedreven masseuse dat ook niet zijn ?”
De zon staat laag aan de hemel en straalt met de verbetenheid van een oude atlete. Ze strooit het soort licht in het café dat alles iets magisch geeft, tot zelfs het lepeltje zoals het roerloos in de koffie staat en de sjaal van mijn kameraad, zo’n hippe met streepjes in talrijke kleuren die ik ook Karel De Gucht al zag dragen. Ik luister aandachtig naar L. en hoed mij ervoor hem adviezen te geven, laat staan een mening over hoe hij zijn leven terug op de rails kan krijgen. Daar zijn we bang voor geworden, voor raad. Ook de therapeuten. “Ik ben hun bon mots en pientere opmerkingen beu”, lijkt L. mijn gedachten te raden. “Hun slimme lachjes, wijze knikjes en betekenisvolle blikken. Hun gestaar in de verte. Maar als je hun mening over iets wil weten, geven ze niet thuis. De beslissingen zul je zelf moeten nemen, klinkt het dan. Terwijl ik juist een enorme behoefte voel aan iemand die zegt hoe het moet. Aan een gezagvolle grootvader die mij, desnoods met zijn hand op een gewijd boek, wijst op mijn plichten. Karaktervast en zonder zweem van twijfel.”
Van alle onheil is twijfel misschien wel het ergste, overweeg ik. Ik kijk naar L. zoals hij daar zit, goed in de kleren gestoken maar tegelijk verfomfaaid en verwilderd, met in zijn ogen iets van een opgejaagd konijn. Ik wou dat ik hem iets tastbaars kon geven. Een gebedsmolen bijvoorbeeld, of een ticket voor een concert van Clouseau. Maar zulke dingen bezit ik niet. “Je lijden zal je leermeester zijn”, zeg ik dan maar. Het klinkt dieper dan het is. Ik vertel er niet bij dat ik dat ook maar gehoord heb, ik ben zelfs vergeten in welke film.
Reacties : jp.mulders@skynet.be
Jean-Paul Mulders
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier