Dick van der Harst
Muzikant / muziektheatermaker (45) (Het muziek Lod)
Ik kon eerder noten lezen dan woorden. Mijn moeder, een violiste, was de praktische lesgeefster. Mijn vader, een klassieke pianist, was als filosoof-muzikant haar tegenpool. Voor mijn ontwikkeling was die combinatie ideaal, maar hun huwelijk heeft niet zo lang standgehouden.
“God, wat heeft die man het moeilijk”, zei mijn moeder over blueszangers. En over een Johnny Rotten : “Die zingt altijd hetzelfde.” Al werden de Sex Pistols niet in de huiskamer gedoogd, toch stonden mijn ouders voor veel open. Ze luisterden naar jazz en de dubbele witte van The Beatles.
Gitaar was mijn eerste liefde. Daarna leerde ik nog bandoneon, doedelzak, bombarde en tible, een Catalaanse rietblazer. Uiteraard kan ik niet iedere dag acht uur op elk instrument oefenen. Studeren doe je uiteindelijk toch vooral in je hoofd.
Alles wat je jong leert, blijft in je zitten, al ben je je daar niet van bewust . Ik trommelde van mijn achtste tot mijn zeventiende in de drumband van ons dorp Nieuwkoop. Het samenspel was een openbaring. Daar pluk ik nu nog de vruchten van.
Met mijn fanfare Banda Azufaifo concerteren we in kiosken. Het is goed om je ook eens buiten de theaters te begeven. Zo bereik je een heel ander publiek.
Het toenemende individualisme in de popmuziek, daar is volgens mij de heropleving van de harmonieën aan te danken. In de jaren zestig en zeventig waren er relatief meer concerten waar iedereen naartoe ging. Mensen komen nog zelden buiten, ze zitten voor hun tv. Fanfares brengen de muziek terug op straat. Wat het ook aantrekkelijk maakt : de repetitie op maandagavond is hét gedroomde excuus om samen te drinken.
Migratie betekent verrijking. Traditionele flamencomuzikanten mislukken in hun pogingen om iets nieuws te creëren, terwijl Spaanse migranten van de tweede en derde generatie in Brussel daar spontaan toe komen. Vroeger zag je een tekening van een sas en vroeg je je af hoe dat intrigerende instrument zou klinken. Nu kan je het overal in Turkse restaurants horen.
Ik lok muzikanten niet bewust uit hun natuurlijke biotoop. Mijn intuïtie leidt mij. Ik zie hun kwaliteit, en die doet me fantaseren. Hen in een andere context plaatsen, werkt enkel als mijn idee duidelijk genoeg is, zo heb ik tot mijn scha en schande ondervonden.
Ik speelde op straat, tijdens de Gentse Feesten, toen Koen De Cauter passeerde. Hij nodigde mij meteen uit om bij Waso te komen. Toen Hans Bruneel in zijn café De Grote Avond met de Lunch Op Donderdag-concerten startte – waar de kiem werd gelegd voor Het muziek Lod -, besloot ik een jaartje in Vlaanderen te komen wonen. En ik ben blijven hangen.
Elke keer als ik verhuis, wil ik zuidelijker gaan. Ik hoop ooit in Spanje of Italië te eindigen.
Het Vlaams is een mooie taal, maar heeft klanken die moeilijk zingbaar zijn. Niettemin heeft Wannes Van de Velde bewezen dat het kan.
“De lakens waren wit / haar ondergoed was zwart / ik had al veel te lang geen seks niet meer gehad.” Toen ik die fantastische regel van Guido Belcanto hoorde, was ik verkocht. Als zo iemand mijn pad kruist en het klikt op persoonlijk vlak, dan ga ik ervoor. Ik kijk op geen enkel genre neer.
De komst van de eerste zwaluwen : zoiets bezorgt me steevast vreugde. Ik kijk graag naar vogels, een erfenis van mijn verblijf in een Engels landhuis in 1978. Door een handblessure kon ik een jaar lang niet musiceren. Een ornitholoog heeft me toen op sleeptouw genomen.
Tekst Peter Van Dyck I Foto Guy Kokken
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier