Mijn beide grootmoeders waren meid in de eerste helft van de twintigste eeuw, vandaar mijn fascinatie voor die periode. Bovendien waren ze goede vertelsters, de moeder van mijn vader in het bijzonder. Die grootmoeder en haar man, mijn grootvader dus, hebben dienst genomen bij een tandarts in Leuven toen ze pas getrouwd waren. Drie jaar lang waren ze inwonende meid en knecht.

Natuurlijk moest het huispersoneel mee naar zee tijdens de zomer. Hoe zou men vakantie kunnen houden, als men al het werk zelf moest doen ? Mijn grootmoeder bewaarde haar foto’s in schoendozen, en daarin zaten twee postkaarten die ongelooflijk tot mijn verbeelding spraken. Heyst-sur-Mer ! Dat klonk zo exotisch, vooral omdat ik de zee nog nooit had gezien. Die zag ik voor het eerst toen ik elf was.

Mijn grootmoeder is in 1991 gestorven, en ik wilde haar verhalen opschrijven voor ze uit mijn geheugen verdwenen. Ik ben toen met een aantal vrouwen gaan praten, die het zelf hadden meegemaakt, zodat ik getuigenissen uit de eerste hand had. En ik heb lang gezocht naar foto’s en ansichtkaarten uit die tijd. Ik was me er toen niet van bewust, maar die zoektocht nam ongekende proporties aan en heeft heel wat ontketend.

Uit achthonderd bladzijden interviews één boek distilleren was moeilijk. Voor Madame est servie had ik zoveel informatie, dat ik er nog andere boeken uit kon halen. Het was als een verwarde kluwen wol : je trekt aan één loszittende draad, en daar volgt weer een heleboel materiaal. De keuken van meesters en meiden was er een uitloper van. En ook De schaamte en de schrik, goesting en genot, over seksualiteit en intimiteit in die periode.

Ik had nooit de bedoeling ‘Met Madame aan zee’ te schrijven, maar het was alweer een uitvloeisel van dat eerste boek. De gemeente Middelkerke zet een museum op over de geschiedenis van het kusttoerisme, men restaureert ook de Westendse Villa Les Zéphirs uit de jaren 1920, en ik ben gevraagd om het onderdeel ‘het dagelijks leven’ te bewaken omdat ik toch een en ander afweet over de belle epoque, het interbellum, het samenleven van burgerdames en hun dienstbodes.

‘Madame est servie’ bracht een stroom op gang die ik voor geen goud had willen missen. Tussen oktober en april hou ik gemiddeld twee lezingen per week, in heel Vlaanderen, en ik doe dat zeer graag. Voor mij hoort dat bij elkaar : die boeken schrijven en erover vertellen.

Telkens weer merk ik het aan de reacties van het publiek, dat er een zekere waardering is voor wat verdwenen is, een vorm van nostalgie, maar het is toch in de eerste plaats de herkenbaarheid die het hem doet.

Ofwel ben je de dochter of kleindochter van een meid, ofwel die van een madame. Het is één van de twee, hoewel er natuurlijk uitzonderingen zijn die de regel bevestigen.

Het klopt : mijn boeken spreken vooral vrouwen aan. Ook op lezingen die door bibliotheken worden georganiseerd, en die dus voor iedereen open zijn, is de opkomst meestal vrouwelijk. In dat publiek zitten dochters en kleindochters van beide partijen, van bedienden én van burgerdames. Nee, die laatste voelen zich niet aangevallen, terwijl mijn sympathie toch aan de andere kant ligt door mijn afkomst.

Ik ram de mensen geen sociale aanklacht door de strot, want iedere tijd heeft zijn sfeer, zijn rechten, zijn gewoonten. En zoals mijn tante Cato altijd zei : “Gaan dienen is het armemensenpensionaat, je leert er manieren en je leert er Frans.” En zo was dat.

In Weekend Knack van 21 juni stond een uitnodiging voor een exclusieve nocturne (op 4 en 11/7) met Diane De Keyzer (47) in Westende. Haar vierde boek, ‘Met Madame aan zee. Meesters en meiden in de villa’s aan de Belgische kust (1900-1940)’ ligt in de winkel, nog nat van de inkt. Haar vorige drie boeken waren bestsellers.

‘Met Madame aan zee. Meesters en meiden in de villa’s aan de Belgische kust (1900-1940)’, Van Halewyck, 12,50 euro.

Griet Schrauwen / Foto Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content