Design als motor voor stadsontwikkeling
In de Antwerpse stationsbuurt opent het Designcenter De Winkelhaak de deuren. Een prestigieus project dat niet alleen jonge designers meer kansen wil geven, maar ook een verloederde stadswijk nieuw leven moet inblazen.
Hilde Verbiest / Foto’s Jan Verlinde
Het is een stadswetmatigheid: ooit fraaie woonstraten en -buurten raken totaal verkommerd, tot het moment dat ze worden herontdekt en aan een tweede (of derde, of vierde…) leven beginnen. Om haast onverklaarbare redenen. Want het is meestal niet echt duidelijk waarom een werkelijk afzichtelijke straat van het ene moment op het andere trendy wordt. Waarom blijft het Antwerpse Zuid in (hoewel wordt gefluisterd dat het hoogtepunt nu voorbij is) en ligt het Eilandje nog altijd te wachten op de herwaardering die het verdient? Wie zal het zeggen? En terwijl de omgeving van de Nationalestraat zich ontwikkelt tot een modecentrum (zie Weekend Knack vorige week), doet het Antwerpse stadsbestuur een bewuste poging om de verpauperde stationswijk nieuw leven in te blazen met een prestigieus en gewaagd project: Designcenter De Winkelhaak. Het kwam tot stand binnen het inmiddels ter ziele gegane Sociaal Impulsfonds: gesubsidieerd door zowel de Europese Unie als de Vlaamse overheid en de stad, en gerealiseerd in samenwerking met privé-firma’s. “Een geslaagd pps-project”, zeggen de initiatiefnemers. Lees: publiek-private samenwerking. Hoewel: de opening van dit Designcenter werd aangekondigd voor 2000, vandaag is de eerste fase klaar.
Op de hoek van de Lange en de Korte Winkelhaakstraat, aan de kant van de Carnotstraat en in het hart van wat ooit een bekend prostitutiekwartier was, verrees een gloednieuw gebouw, getekend door Filip Pittillion en Coby Manders, twee jonge architecten van de stedelijke planningscel. Er zit een zorgvuldig uitgedacht programma achter dat zowel jonge designers moet aantrekken als een openheid naar de omgeving en de wijkbewoners wil creëren. Een uitdaging, want jonge ontwerpers zijn niet meteen kuddedieren, integendeel, ze zijn gesteld op hun individualiteit. Dat was een van de grootste uitdagingen, vertelt Coby Manders. “Met wat voor gebouw trek je mensen aan die liefst nog gewoon in ruwe oude loften willen zitten om hun identiteit te staven? Dat was voor ons een cruciale vraag. Het moest een gebouw zijn dat kan concurreren met panden die de tijd hebben doorstaan, die bepaalde herinneringen in zich dragen, een verhaal vertellen en een kracht uitstralen” Zij en haar collega Filip kozen voor een sobere architectuur die herinneringen oproept aan het Bauhaus in Weimar: puur, zakelijk en rechtlijnig. Verticale en horizontale lijnen tekenen zowel de gevel als de architectuur binnenin. Coby Manders: “Het is bedoeld voor designers, wat betekent dat het gebouw op zich een statement mag zijn. Het moet in elk geval karakter en persoonlijkheid hebben.”
Drie thema’s lopen als een rode draad door het project: duurzaamheid, flexibiliteit en transparantie. “Dat was eigenlijk de basis: zoveel mogelijk transparantie creëren en zo min mogelijk barrières tussen binnen en buiten”, vertelt Manders. De glazen façade is het opvallendste en zichtbaarste element. Vooral op de benedenverdieping, waar je dwars door kunt kijken, van de Korte Winkelhaakstraat naar de Dambruggestraat of omgekeerd, met aan iedere kant een ingang. Rondom is er glas en wie binnengluurt, kijkt meteen de diepte in. “We moesten het programma realiseren binnen het strikte volume van dit blok. En dat programma bestond uit achttien ateliers om te verhuren, een bibliotheek, een ontmoetingsplaats, een soort workshopruimte, een onthaal met balie en een tentoonstellingsruimte, waar zowel exposities als bedrijfspresentaties en buurtevenementen kunnen plaatsvinden. Precies omdat het volume hier beperkt is, hebben we geopteerd om de grond in te gaan en op die manier een dubbelhoge expositieruimte te creëren. Dit is een dure maar duurzame ingreep om de ruimte in de stad zoveel mogelijk te benutten”, vertelt Coby Manders. “Bovendien loopt deze benedenverdieping zo’n veertig centimeter door onder de straat. Dat heeft een dubbel effect: je vergroot de ruimte en je trekt de straat een stukje het gebouw in. De betrokkenheid van de toevallige voorbijgangers wordt daardoor groter. En dat zie je ook: iedereen loopt lekker dicht langs de ramen.” De kelderverdieping is allesbehalve benepen, de eerste indruk is er een van licht en lucht. Het geheel ondersteund door ranke kolommen. Alles in beton. Coby Manders: “Het idee hierachter was om als het ware een gat in de grond uit te houwen. Vandaar onze keuze voor ruw beton. Een materiaal dat leeft en bovendien niet opdringerig op de voorgrond treedt, maar tactiel is en toegeëigend kan worden.”
Beton heeft ook alles te maken met de optie voor duurzaamheid: “De betonnen vloeren bestaan uit twee platen met daartussen alle verluchtingskanalen; elektriciteit en vloerverwarming liggen erbovenop. De waterleidingen werden in de zuilen weggewerkt. Dat heeft het voordeel dat het niet meer beweegt. Beton is duurzaam, het slijt niet snel. En tegelijk hebben we zoveel mogelijk onduurzame materialen geweerd, geen gipskartonplaten bijvoorbeeld, en voor recupereerbare materialen gekozen”, aldus Coby Manders. Een ander element van duurzaamheid betreft de energiekost. In tegenstelling tot wat in ons land nog steeds de trend is, werd, ondanks het feit dat de façade op het zuiden is georiënteerd, niet gekozen airco. Manders: “We hebben bewust airco willen vermijden, wegens de hoge energiekost en het ongezonde en onnatuurlijke aspect ervan, en hebben gekozen voor een zonnewering. Samen met Daidalos, een ingenieursbureau uit Leuven, hebben we een studie gemaakt: hoe moest die zonnewering eruitzien, hoeveel gaatjes kon het gaas hebben om effectief te zijn. En toen we daaruit waren, hebben we een aannemer gezocht die het kon maken. In Nederland, want in België was er niemand die het aandurfde.” Het is een technisch vernuftig systeem dat zowel automatisch als individueel te bedienen is. Maar tegelijkertijd benadrukken de panelen aan de buitenzijde het grafische karakter van de gevel, geven hem ritme.
De verdiepingen worden gekenmerkt door dezelfde transparantie. De achttien gelijkvormige ateliers vormen het hart van dit project, bestemd om te verhuren aan jonge, dynamische ontwerpers. Met een lage huurprijs (zo’n 500 euro) en een pakket aan diensten, zoals administratieve ondersteuning en onthaal, mikt men op mensen uit vier disciplines: productontwikkeling, architectuur, grafische communicatie en multimedia. Bedoeling is om startende eenmansbedrijfjes een duwtje in de rug te geven. Vandaar dat de ruimten niet erg groot zijn. Ze kunnen eventueel plaats bieden aan drie man; bedrijfjes die groter worden, zullen worden aangemoedigd om te verhuizen, maar dan wel in de nabije omgeving. “Elke etage is een open plateau, waar nu telkens zes ateliers zijn ondergebracht plus een gemeenschappelijke ruimte”, wijst Coby Manders. “Op de derde bevat die een lounge, een keuken en ook een doucheruimte. Zodat wie een nachtje door moet werken – en dat gebeurt – zich ’s morgens kan opfrissen. Op de tweede komt een grote werktafel en op de eerste een vakbibliotheek. Maar afwerking en inrichting zijn zodanig geconcipieerd dat alles ook weer gemakkelijk te verwijderen is, met minimale littekens in de veeleer tijdloze basisstructuur. Mocht deze functie ooit verdwijnen, om wat voor reden ook, kun je er eenvoudigweg appartementen van maken, of kantoren. Of een volledig museum met vier, vijf plateaus. Naakt is dit gebouw dus eigenlijk een invulbare ruïne, om het met de woorden van Vlaams Bouwmeester bOb Van Reeth te zeggen.” Eén maand voor opening waren er vijf ateliers verhuurd.
Het meubilair is vormgegeven door Luc Vincent: de gordijnen in diverse kleuren – blauw, rood, grijs -, de tafels, de lampen. En vooral dat laatste brengt ons opnieuw bij de gevel. “Eigenlijk is het een beetje een ontdubbelde gevel. Rondom zitten op ongeveer een meter van de ramen rails voor gordijnen. Dichtgetrokken schermen ze niet alleen de mensen binnen af van de straat, maar creëren ze ook een smalle gevelruimte waar je je producten kunt presenteren. Want als designer communiceer je via je producten. En natuurlijk is het ook interessant voor de omgeving om die dingen gepresenteerd te zien in de gevel. Voor deze smalle strook heeft Luc Vincent dunne, vierkante plafondlampen van eigen ontwerp voorzien: Square Moon bij Bulo. Niet alleen passen ze perfect bij het concept, maar omdat je vanaf de straat het gebouw maar kunt waarnemen door omhoog te kijken, functioneren de lampen ook als lichtbakken waarop je met kleefletters een boodschap kunt plakken. Een echte gevelexpositie zou weer eens iets anders zijn, nietwaar?”
Kartell XL
Eén designcenter verandert nooit een hele wijk. Daar is veel meer voor nodig. In een tweede fase moet De Winkelhaak twee extra vleugels krijgen en in de Schaafstraat staat een woonproject op stapel. In tussentijd hoopt men interessante en aantrekkelijke bedrijven aan te trekken. Kartell bijt de spits af. In een werkelijk prachtig art-decohoekpand, in Antwerpen bekend als de Paris XL, komt een flagshipstore van het Italiaanse designmerk. Hoewel aangekondigd als de eerste in ons land, is het nummer twee, want begin juli opende in Brussel al een Kartell-shop. De producten zijn overbekend. Wie herkent niet de plastic stoelen, tafels en kastjes in soms waanzinnige snoepkleurtjes? Het bedrijf specialiseert zich sedert 1949 in plastic producten. “Meubilair voor dagelijks gebruik”, noemt directeur Claudio Lutti het. Dat ontworpen wordt door internationaal gerenommeerde designers. De bekendste naam is ongetwijfeld Philippe Starck, die in zijn eentje een belangrijk deel van de collectie tekent en onlangs in Milaan een schitterende plastic Louis XVI-stoel voorstelde. Andere namen zijn Ron Arad, Piere Lissoni, Antonio Citterio en Vico Magistretti. Lutti: “We werken met een beperkt aantal designers. Een tiental. Meer is praktisch niet mogelijk, want elk ontwerp vraagt een grondige studie die een à twee jaar in beslag neemt. Welk soort plastic hebben we nodig? Is het ontwerp commercieel haalbaar? Die vragen willen we beantwoord zien voor we een product op de markt brengen.” Enige Belg in het rijtje is Maarten Van Severen, wiens fauteuil LCP door Kartell in fluokleurtjes wordt vervaardigd.
Praktisch
De officiële opening vindt plaats op 21 september. Met de nodige luister. Zo gaat op die dag de allereerste tentoonstelling van start. The edge between inspiration and ambition – Utopia ondervraagt de karakteristieken en kwaliteiten van de hedendaagse stad. En vraagt zich af wat er kan gebeuren om de stad leefbaarder te maken. Onder de noemer a.design heeft De Winkelhaak alvast vijf designroutes uitgestippeld: één in het centrum zelf, een shoppingroute, één rond het thema architectuur, maar ook een traject langs de scholen waar opleidingen gegeven worden voor productontwikkeling, grafische vormgeving, architectuur en multimedia. Op een aantal locaties zal een tijdelijke tentoonstelling te bezichtigen zijn. En last but not least: op 21 september wordt de Designgazette gelanceerd, een avant-gardeblad voor en over de sector.
Designcenter De Winkelhaak, Lange Winkelhaakstraat 26, 2060 Antwerpen, 03 727 10 30, www.winkelhaak.be
Kartell, A. Dansaertstraat 3, 1000 Brussel / Offerandestraat 1-3, 2060 Antwerpen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier