Deze week staat Abbey Lincoln op het podium in Antwerpen. Van zingende starlet tot hartbrekende chanteuse, van het diepste dal tot de hoogste top, van beroemde minnaars tot zelfgekozen celibaat. Net 67 geworden, gekwetst, gelouterd maar nog altijd boos.

Rob Leurentop

New York Abbey Lincoln woont gelijkvloers, in zo’n typische prewar building, een joviale doorman wijst me in de foyer de deur aan. De dichteres-zangeres ontvangt me met de sigaret in de hand, een hese groet, de kwetsbare lach die al ik weet niet hoeveel harten brak ( Sidney Poitier, Max Roach, Frank Sinatra, Sammy Davis). Ze draagt een van haar bekende wijde fladderpakken, het haar opgestapeld in van grijs doorschoten vlechten. Het onvermijdelijke hoedje komt straks, wanneer we de straat opgaan voor een clam chowder in haar favoriete buurtrestaurant. (?Als er niet nu en dan iemand op bezoek kwam, zou ik wellicht nooit meer eten.?) In de woonkamer dringt het zachte gezoem door van het verkeer op Riverside Drive. Een niet onaardige buurt, ja, Duke Ellington woonde net om de hoek, maar van luxe valt er in de flat niets te bespeuren. ?Ik heb altijd bescheiden geleefd, dat geeft mij de macht om te werken wanneer ik wil, om te doen wat ik wil.? Ze grijnst zoals ze het wel vaker doet, een grijns die zegt : klootzakken, ik ben jullie toch te snel afgeweest. Haar enige vaste compagnon is het jonge hondje Moseka dat ze geregeld teder bestraffend toespreekt : ?Moseka, don’t chew my table !? En dan zijn er de schilderijen aan de muren, die haar dag en nacht gezelschap houden. Zelf vervaardigde portretten van familieleden, onhandig maar intrigerend. Mysterieuze landschappen met piramides en magische figuren. ?Dat is baby sister Shirley, ze stierf zes jaar geleden. Dat is mijn oudste broer Alexander, hij dronk zich dood toen hij 75 was. Hij was verschrikkelijk kwaad omdat hij erg slim was maar geen cultuur had. Daarom drukt hij zijn hand tegen het voorhoofd. Dat is mijn vader, hij houdt mij in zijn armen, mijn twee broertjes zijn erbij, Kenneth en David.? Ze kijkt zoekend rond. ?Ja, zij zijn nog hier, twee broers en drie zusters zijn nog hier.? Hier, zo noemt ze dit leven omdat ze zeker weet dat er nog een elders bestaat. ?Daar ga ik straks naartoe als ik hier mijn lichaam achterlaat.?

Ze hadden een grote familie, twaalf kinderen, zij is nummer tien en het vijfde meisje. Een árme familie, daar in Chicago, en toch : ?Mijn ouders geloofden in zichzelf en leerden ons om dat ook te doen. Wij waren dus niet benadeeld, niet achtergesteld, niet kansarm, wij waren geen minority. We were just folks.? Ze legt accenten op niet, op geen, zet een uitroepteken achter folks, alsof ze een song zingt. Zingen, ja, dat begon ze al heel vroeg te doen, van zolang ze zich kan herinneren. ?Ik zat de hele tijd op de piano liedjes te verzinnen. Wist ik veel dat het later jazz zou heten. Ik wist niet eens dat er noten bestonden of toonaarden. Ik onthield de afstanden tussen de toetsen. Het was mijn manier om niet gek te worden in dat huis vol mensen en lawaai.? Ook nu blijft de muziek de enige plek waar ze rust vindt. ?Als ik zing of schrijf of een schilderij maak, dan leef ik, dan zit ik in mijn eigen wereld. Die afzondering heb ik nodig.? Daarom herkent ze zich in de afbeelding van haar zwakbegaafde neefje, op een van de schilderijen aan de wand. ?Ik schilderde een bubbel rond zijn hoofd, zo voel ik me ook.?

Van haar ouders erfde ze een diep respect voor haar voorouders, our ancestors. ?Mama vertelde ons over haar moeder en over die haar ouders, en over papa’s vader en die zijn ouders en almaar verder en verder, generaties terug. Mijn grootvader is tot zijn veertiende een slaaf geweest in St. Louis. Hij beschreef de paal waaraan onze mensen werden geketend voor de verkoop. De boodschap van al die verhalen was : wij hebben het overleefd en we hebben dat gedaan met waardigheid.? Op Abbey’s verzoek schreef haar moeder het allemaal op toen ze 84 was. Ze deed het in twee weken, 38 bladzijden in een ouderwets schrift. ?Geen overbodige details, gewoon wie wij waren, hoe wij overleefden, hoeveel mijn vader verdiende 2 dollar per week hoe zij babykleertjes maakte uit bloemzakken.? Ze leest een stukje eruit voor, de aanhef : ?They called me the preacher because my children were raised to be honest and respectful and I’m grateful to say I had none in jail because they were thought respect from infancy, respect for anybody and honor, this is what the world lacks today…?

Jullie moesten zeker naar de kerk vraag ik. ?Elke zondag, ja, maar zo belangrijk was het niet. Papa geloofde niet in God, die ging ’s zondags op café, whisky drinken. Maar omdat hij alles met zijn eigen handen kon maken, tot ons huis toe, was hij zelf zoals God en daarom hadden we schrik van hem. Mama geloofde wel in God, maar niet in nederigheid. Ze had niemand nodig om haar ziel te redden, dat kon ze zelf wel.? Morele lesjes kreeg de kleine Abbey niet, de psalmen daar moest ze het mee doen. Die kent ze vandaag nog helemaal uit het hoofd. En ze heft nummer 91 aan, haar ogen schitteren, opnieuw klinkt het alsof ze een song zingt : ?The dwelling and the secret place of the most high…? en zo door tot het einde, twee vuisten triomfantelijk in de hoogte : ?… and with long life you will satisfy me and show me your salvation !? Ze barst uit in een schorre lach. Misschien komt de bijzondere taal die ze in haar songs hanteert wel van de bijbel ? Wie weet ? ?Ik hou van beeldende taal, van metaforen, niet van anekdotische, persoonlijke dingetjes. Maar ik roep in mijn liedjes nooit de Lord aan ; dat is iemand die in Engeland woont, in een sjiek landhuis.?

Toch begon Abbey Lincoln haar publieke leven als een zangeres van bij uitstek anekdotische liedjes. ? Billie Holiday, Sarah Vaugban, Dinah Washington waren mijn voorbeelden. Ik was hun jonge zusje en zong net hetzelfde soort songs al zij. Hapiness is a thing called Joe… Liedjes over masochistische vrouwen met een lelijke vent die hen niets te bieden heeft maar goed is in bed.? Maar ze begint ook ander materiaal te zingen, van de Afro-Amerikaanse dichter Langston Hughes, van Kurt Weill, zoals My Ship, op een van haar eerste albums voor het Riverside label. ?In die periode ontmoette ik Max Roach, de grote jazzdrummer. Hij stuurde mijn carrière een andere richting uit. Introduceerde me bij Sonny Rollins, Thelonious Monk en andere beroemdheden. Monk zei dat ik kon componeren, Oscar Brown Jr. en Maya Angelo verzekerden me dat ik kon schrijven. Tot op dat moment had ik altijd gedacht dat alleen blanken werden verondersteld om dat te doen. Ha ! Maya Angelo ik zie ze nog haar gedichtje voorlezen bij Clinton. In onze tijd danste ze nog professioneel de calypso en probeerde ze almaar om Roach in haar bed te krijgen.?

Lincoln en Roach trouwen. Met Roach en Oscar Brown Jr. neemt ze in 1960 het beruchte We Insist ! Freedom Now Suite op, een muzikaal pamflet dat aansluit bij het zwarte activisme. De opname en de daaropvolgende concerttournees geven haar een uitgesproken politieke reputatie die tot vandaag voor misverstanden zorgt. ?Ik was letterlijk de stem van die ideeën, maar mijn songs zijn nooit politiek geweest. Ik schreef een tekst voor Blue Monk, of een liedje over Afrika. Volgens sommigen is dat ook politiek, voor mij gewoon een lofzang op mijn ancestors. Ik ben nooit muslim geweest, zelfs nooit gaan stemmen voor een eind in de jaren zeventig.?

Maar de ijzingwekkende schreeuw waarmee ze toen de wereld verbijsterde, is vandaag overbodig geworden. ?Er is niks meer om tegenaan te schreeuwen?, zegt ze bitter. Het ergste vindt ze nog haar eigen mensen : ?Al die muzikanten hadden zo’n grote mond, maar wat ze echt wilden, was een dikke auto en een appartement met drie badkamers. Dat hebben ze nu. Ze zijn nu geïntegreerd, weet je ? Dat wil zeggen dat ze hun neus ophalen voor hun eigen buurt en downtown bij de blanken de patser uithangen. Een andere vorm van prestige kent men in dit land niet. Als het over muziek gaat, dan hoor je ze alleen praten over groot geld, grote concertzalen, vette contracten, first class vliegtuigtickets. Investeren ze daarvan opnieuw iets in de oude buurten ? Nee hoor. En dat is wat we het meest nodig hebben, Invite the music home, naar plekken zoals Harlem. Maar nee, daar krioelt het dan weer van de blond and redheaded African woman.? Het lijkt wel alsof ze zal spuwen. ?It’s em-bar-assing.? Daar gaat het titelnummer over van haar nieuwe album : Who Used To Dance. Een volk dat ooit danste, maar nu gevallen is. Tranen van woede wellen op in die toverachtige ogen, dat schijnt wel meer te gebeuren. Dat de oplossing echter niet in het thuisland van Afrika ligt, weet ze ook wel. Ze is er vaak geweest. De eerste keer met haar vriendin Miriam Makeba om op adem te komen van de scheiding van Max Roach, een vreselijke periode waarbij beide exen in een psychiatrische inrichting terechtkwamen. ?In Afrika leefde ik op. Ik kwam er thuis, maar ze herkenden mij niet omdat ik andere kleren droeg. Toen schreef ik People in Me, om ze er attent op te maken dat ik er ook nog was. Hé, herkennen jullie me niet ? Weet je niet meer hoe ik werd verkocht en down the river werd weggevoerd ? Hoe dan ook, ik geloof niet dat de Afrikanen echt willen dat wij bij ze komen aanzetten. De verschillen zijn intussen te groot geworden.?

Ze herinnert zich wat anders van Afrika, de blik in de ogen van de mannen, zo anders dan in Amerika. ?Eindelijk ogen die geen schrik hadden van een vrouw.? Ze had er de ene affaire na de andere en daar wil ze dringend wat over kwijt : ?Eeuwige trouw is onzin, het is een schande dat ze dat aan de kinderen wijsmaken.?

Zelf heeft ze de lichamelijke liefde al ruim tien jaar geleden opgegeven, vertrouwt ze me toe. Enfin, toevertrouwen, in het restaurant achteraf legt ze het allemaal flink luidop uit : ?Het is genoeg geweest, ik heb te veel geleefd. Al de tijd en de energie die je in bed verspilt, kan je na een bepaalde leeftijd nuttiger gebruiken. En je gelooft niet wat een hoop ellende je bespaard blijft. Ik ben terug officieel maagd geworden en ik kan het iedereen aanraden.? Ze zegt het loud en proud. Eters aan de naburige tafeltjes naast ons schrikken op, maar dat merkt ze niet eens.

Het enige wat blijft, is haar therapie : een tekst schrijven, alleen aan de piano zitten, een liedje bedenken. Of er ooit wat van komt, een echte song of een plaat, ach, dat ziet ze wel. Waar het op aankomt is : haar eigen wereld maken zoals het kind dat ze ooit was. Of is ?

?Ik geloof in een muze, in een geest, the spirit of music… Die luistert niet naar de boze, wraakzuchtige volwassenen. Hij komt alleen op bezoek bij het kind in mij. Wij zijn de enige dieren die deze geest kunnen oproepen, ervoor zingen en dansen en instrumenten maken.?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content