DE WIEG EN DE WEG VAN HET SPAANS

Villamorico, langs de 'Camino' naar Santiago de Compostela. © MARK GIELEN

WERELDTAAL IN OPMARS, RATELMACHINE, GEZEL OP ELKE SPAANSE REIS : GEBOREN UIT HET LATIJN EN GEGROEID IN KLOOSTERS, UNIVERSITEITEN EN BOEKEN UIT DE WERELDLITERATUUR IS ESPAÑOL EEN ONVERWACHTE LEIDRAAD OM DOOR CASTILIË TE ZWERVEN. MUSEA, GELAGZALEN EN WEGWIJZERS VERTELLEN OVER DE GEBOORTE VAN HET SPAANS.

C arretera : een weg. Caballo : paard. Monte of nieve : berg en sneeuw. Spaanse woorden in een vertrouwd landschap. Als ik de besneeuwde bergen van Guadarrama oversteek, staan paarden langs de weg. Een groen bord met Castilla y León kondigt trots de bakermat van España aan. Op een Romaanse kerktoren pronkt de eerste ooievaar : cigüeña. Een herder roept buitre : aan de hemel zweven vale gieren. In dit voorjaar zijn de weiden nog groen, straks kleuren ze dor. En langzaam zindert de aarde okerrood als de meseta, de hoogvlakte die zich uitstrekt tot voorbij Zaragoza. Plots staat daar zoals dat alleen in Spanje kan, veel te groot en stoer katholiek, de kathedraal van El Burgo de Osma met in de sacristie een prachtig elfde-eeuws boek. Het dorp is te klein voor zoveel stenen gewicht, maar de zuilen en arcaden die de huizen stutten, zorgen voor een intimistische sfeer. Onderweg lees ik dorpsnamen als eretitels, als liefdes- of geloofsbelijdenissen, ook dat is Spaanser dan om het even wat. Sommige eren Esteban, andere Leonardo en als ik aankom in Santo Domingo ben ik verrijkt met woorden uit de taal, die op aarde door vierhonderd miljoen mensen wordt gesproken. Het kloosterdorp is mijn eerste halte op de Camino de la Lengua Castellana.

SANTO DOMINGO DE SILOS

Kaal wit is de kerk, ontdaan van haar mysterie. In het jonge ochtenduur flakkeren kaarsen. Alles is stil. Een voor een komen monniken binnen en groeten Gods altaar met een buiging. Orgelmuziek vult de kilte, met novicen schrijdt de gemijterde abt naar het koor. Bij een beeld van Domingus luister ik naar de lauden, waarmee de broeders de Ascensíón del Señor loven. Hymnen, psalmen, onzevader, dat pecados zonden van deze wereld zijn, dat El Rey onze verlosser is en we gezegend zijn in Paz : breekbare Gregoriaanse gezangen, zachter kunnen 24 mannenstemmen niet zijn, ze bezingen meer dan tien eeuwen dezelfde lof van Dios, de vergankelijkheid van ons aards bestaan en de smart, die mensen begeleidt op de zwerftocht door het leven. Na de liturgie wil ik de bibliotheek bezoeken, met veertigduizend boeken en manuscripten, zoals de Glosas Silenses, met in de marge commentaar bij bijbelse teksten, neergepend in verbasterd Latijn waaruit het Castiliaans zich zal ontwikkelen. Kan niet, ik mag de op één na eerste tekst in het Spaans niet zien, zegt de gids in de taal voor wiens geboorte ik ben gekomen. Desengaño : ontgoocheling ! Maar als ik de claustro binnenstap, gooien zuilen, kantelen en reliëfs me in een seconde eeuwen terug in de tijd. Meer dan een millennium flits ik naar die mysterieuze wereld van een romaanse kunst, met God als Schepper, engelen en duivels, planten en bloemen, maar vooral fabelwezens, gedrochtelijke dieren en mensen, monsters uit in steen gehakte verhalen die ik niet begrijp. De besloten kosmos van Silos is een van de meest beklijvende stopplaatsen in Spanje, voor de reiziger met omwegen, of voor de pelgrim die afwijkt van Camino de Santiago.

SAN MILLÁN DE LA COGOLLA

Prachtig land ! Middeleeuws Covarrubias ligt niet ver van Burgos, maar toch moet ik Castilla y León even verlaten als ik op mijn zoektocht naar de genese van het Spaans het allereerste begin wil zien. Populieren deinen in goud langs riviertjes, overal staan romaanse kapellen, nu mozarabisch dan visigotisch. Koeien op de weg, in een dorp is alles zondags gesloten, op de bergen van de Sierra de la Demanda ligt sneeuw, een stuwdam schept een embalsa of artificieel waterreservoir, malse graanvelden deinen door La Rioja. Echt prachtig land. Ook oorsprongsland : in een vallei ligt bij San Millán de la Cogolla het Monasterio de Yuso, wat ‘klooster beneden’ betekent : een tweede godshuis ligt Suso of ‘hogerop’.

Met de onontkoombare gidse loop ik door museumzalen vol schilderwerk en handschriften : “Millán was een herdersjongen, die koos voor een kluizenaarsleven in grotten. Hij geneest mensen, sticht het klooster in 537 waar hij op 101-jarige leeftijd sterft.” Weer vang ik bot als ik naar de bibliotheek hengel : “Ontoegankelijk voor bezoekers. Trouwens, het origineel van de Glosas Emilianenses bevindt zich in Madrid”, ontneemt ze me alle hoop op de eerste Oudspaanse woorden (of Castiliaans Romance), die in de elfde eeuw zijn neergeschreven door een monnik in een commentaar op Augustinus. Bij het buitengaan, mijn zwartharige compagnon heeft de bezoekerspoort al gesloten, wijst ze me een boek achter glas : “Een facsimile van de glosse met die 43 woorden waar je zo hopeloos naar op zoek bent. Es el origen del Español, de bakermat van onze cultuur. Even boeiend, niemand spreekt erover,” zegt ze samenzweerderig, “is dat die monnik twee talen sprak, want er staan zes woorden Baskisch. Je kunt zeggen dat ook el vasco hier is geboren.” Wel, als ik het klooster verlaat, voel ik me een bofkont. Hoe zou je dat zeggen in het Spaans ?

VIVAR DEL CID

De reis naar Burgos volgt de Camino, de bedevaartsweg naar Santiago, met wegwijzers en flink stappende pelgrims, soms samen, vaak alleen. Burgos moet je binnenkomen door de Arco de Santa María : heldenpoort met Karel V, El Cid en Santiago, die wedijveren om de titel van Matamoros, de christelijke verdelger van de Arabieren. Als ik voor het portaal van de kathedraal sta, is ze een gigant, een middeleeuws ruimteschip met tweelingtorens en pinakels. Triomf van Spaans katholicisme : een gekruisigde Jezus met buffelhuid, haar en echte teennagels, een sensuele Maria Magdalena en het graf van El Cid. Burgos is een uniek kruispunt van vier camino’s : de pelgrimsweg, de laatste reis van Karel V, El Cid en de Taal.

Op een paar kilometer ligt het geboortedorp van edelman Rodrigo Díaz, die faam verwierf als leider van de reconquista, maar als huurling evengoed voor de Arabieren vocht. Ergens rond 1180 schreef een anonieme dichter El Cantar de mío Cid, het eerste epische lofdicht uit de Spaanse letteren, waarin de held verheerlijkt wordt als ontembare Morendoder. Vivar del Cid is een dorp van niks, opgesmukt met zijn beeld en spreuken uit het epos, met muurschilderingen en straatnamen die naar de ridder verwijzen. Een vrolijk omwegje. Terug in de provinciehoofdstad proef ik de specialiteit : morcilla de Burgos of bloedworst, de beste op aarde. Op tv in de bar speelt Barcelona kampioen, in het restaurant verliest Federer van Nadal. Als hoofdschotel krijg ik chuletillas de lechal, wat als zuiglam bijna misdadig klinkt. Het smaakt voortreffelijk, moederborstzacht en zout, zoals de huid na een wilde vrijpartij.

VALLADOLID

Gelukkig is in Spanje de afstand tussen steden betrekkelijk groot : leeg land om te ademen. Of om te stoppen, ik noem maar wat : Sahagún, Carillon de los Condes, Peñafiel, de burchten van Coca en Medina del Campo, Arevalo, het visigotisch kerkje van San Pedro de la Nave of Tordesillas waar Johanna de Waanzinnige zat opgesloten. España is een eindeloze reis. Daar in de meseta brandt de Plaza Mayor vurig rood. Valladolid had Spaanse hoofdstad kunnen zijn, maar Filips II trok naar boerengat Madrid. “Jammer van het verlies”, zucht Dolores terwijl we door straatjes met modernistische balkons slenteren. “Al is het een bruisende stad waar op het eerste gezicht niet veel te ontdekken valt, dan hebben we met meer dan driehonderd palacios een brok historie. De katholieke koningen zijn hier getrouwd, Filips is geboren in het paleis van Pimentel, Columbus is hier gestorven. Kijk, de laatste kathedraal van Castilië : voltooid was ze de grootste na Sint-Pieters geweest. De Plaza Mayor is een toonbeeld voor pleinen in Zuid-Amerika. En onze universiteit heeft het Spaans uitgedragen, met broeder Bartolomé de las Casas en zijn beroemde dispuut over de menselijkheid van de Indianen. Cervantes heeft een museum, zoals de negentiende-eeuwer José Zorrilla, de vader van die onovertroffen maar fictieve Spanjaard, Don Juan Tenorio, de eenzelvige verleider. En ja, en Valladolid se habla el Castellano más puro, wij spreken het zuiverste Spaans.” Dat zal ik nog horen. Tussen ornamentgevels staat het pronkstuk van de stad : het Nationaal Beeldenmuseum in het Colegio de San Gregorio, een aangrijpende collectie houtsnijwerk van onder meer Alonso Berruguete, met Sebastiaan en een schrijnende kruisafneming. Als die beelden konden spreken, jammerden ze in het Spaans.

SALAMANCA

El que quiera saber, que vaya a Salamanca.” Wie wil leren, trekt naar de Wijze Stad en loopt in de ongeschreven sporen van de Spaanse taal, langs beelden van broeders, geleerdenhuizen, bibliotheken, aula’s en monumenten van schelmenromans. Studenten van alle nationaliteiten, al dan niet verknocht aan Erasmus, stappen over het ochtendlijke plein. Op de Plaza Mayor, dat bijna vierkante plein van Churriguera, hangen boven de arcaden medaillons van de figuren, die het Spaans boetseerden en het land zijn culturele identiteit gaven. “Met Oxford, Parijs en Bologna was Salamanca een van de eerste vier toortsen van de wetenschap. Namen noemen ? Veel te veel”, zegt professor emeritus Salvatore Rodriguez,. “Nebrija schrijft de eerste grammatica van het Spaans. Fray Luis de León vertaalt het Hooglied, de Cantar de los Cantares, En rector Miguel de Unamuno heeft de unief in de twintigste eeuw weer op de kaart gezet.”

We dwalen door een overdaad aan historische gebouwen, twee kathedralen, het jezuïetencollege van Ignatius van Loyola, de universiteit met de Plaza de las Escuelas waar studenten Spaans leren. Met zicht op de waanzinnig platereske gevel van de universiteit staan we bij het beeld van broeder Luis. Trappen vol vítores, graffiti van stierenbloed waarmee doctorandi hun naam op de muren penselen, leiden naar zijn aula met de beroemde katheder. “In deze Universidad Civil“, zegt don Salvo, “doceerde Fray León Grieks, theologie en scholastieke filosofie. Hij was ook dichter, bijbelcommentator en mystieker. In 1572 is hij door de Inquisitie tot vijf jaar kerker veroordeeld. Vandaar zijn alom geciteerde zin toen hij opnieuw achter de katheder stond : dicebamus hesterna die, zoals we gisteren zeiden. Wat een grootse woorden.”

We wandelen naar de tuin waar La Celestina zich afspeelt, na Don Quichot het belangrijkste boek uit de Gouden Eeuw. En bij het beeld van Unamuno drinken we op een terras een glas. Studenten discussiëren, kinderen spelen en ik krijg van de prof een cadeautje : een blad postzegels van de Camino de la Lengua met figuren die het Spaans hebben gevormd. Rondom zoemt Spaans geroezemoes. Later op de dag, als de gevels van de kerken en de universiteit goud kleuren, verdient Salamanca zijn bijnaam van Ciudad Dorada. Als ik ’s anderendaags vertrek, staat bij de Puente Romano het beeld van Lazarillo de Tormes, de pikante schelmenroman uit de Spaanse letteren : “en toen verlieten we Salamanca”.

ÁVILA

De weg naar God leidt langs Alba de Tormes, waar de kloosterkerk met graf en relikwieën van Teresa de Ávila veel pelgrims lokt. Maar geen andere stad zal me beter beschermen dan Ávila, die met 88 torens geheel ommuurd is. En geen stad zal me spiritueel meer boeien dan deze vestingstad, waar de heilige Teresa de Jesús is geboren, haar orde van ongeschoeide karmelietessen heeft gesticht en met haar mystieke lyriek voor een hoogtepunt in de Spaanse letteren heeft gezorgd.

Op naar de Encarnación, waar Teresa 27 jaar leefde tot ze vertrok om kloosters te stichten. Ochtend, de kerkdeur staat op een kier, als een indringer glip ik binnen. Daar staat de biechtstoel waar ze haar zonden beleed aan Juan de la Cruz, haar bondgenoot en met het dichtwerk Cántico Espiritual ook de grootste renaissancedichter. Bij een schilderij van de dichteres betrapt een ongeschoeide karmelietes me, ze laat me aanwezig zijn bij zoveel mystieke godvreugde en dwingt me dan zachtjes naar de uitgang. De deur valt in het slot, ik sta onder de Spaanse hemel. Op een muurschildering met haar kloosters staat een spreuk : ” La vida es una noche en una mala posada – Het leven is een nacht in een slechte herberg.” Ik kan haar moeilijk gelijk geven nu het einde van de Camino nadert. Eigenlijk moet ik doorreizen naar Alcalá de Henares, waar Cervantes is geboren, maar dan wil ik ook Don Quichote achterna tussen de windmolens van La Mancha. Voor deze reis heb ik genoeg Spaans geleerd. Ik rijd weg uit provinciaal Ávila, een zoveelste omweg naar Madrid door dit zo onwezenlijk rijke España. A la proxima !

TEKST EN FOTO’S MARK GIELEN

“DICEBAMUS HESTERNA DIE – ZOALS WE GISTEREN ZEIDEN”, DOCEERDE FRAY LEÓNNA VIJF JAAR OPSLUITING IN DE KERKER.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content