De architect tekent de jas, de inrichter maakt dat die lekker om het lichaam sluit en is verantwoordelijk voor het comfort. Deze woorden zijn ooit over het werk van Kathleen Van Zandweghe gezegd.

Ze heeft geen bel aan de voordeur. Veel bezoek komt er niet. En de enige manier om binnen te raken, is per gsm melden dat je voor de gesloten poort staat.

Enkele ogenblikken later komt Kathleen goedlachs de zware poort openduwen, ik rij de voortuin binnen en stel vast dat alles er op het eerste gezicht nog hetzelfde uitziet. Zo’n vier jaar geleden interviewde ik haar voor het eerst over haar huis, een oude limonadefabriek die ze eigenhandig omtoverde tot een kashba met heel veel kamers. Ik volg haar door de woning, naar de grote zitkamer helemaal beneden. Dit huis telt trouwens vier zithoeken, in verschillende kamers – of moet ik ze zalen noemen? – met andere sferen en stijlen, die vooral opvallen door hun gedurfd kleurgebruik. Wandelen door het huis van Kathleen heeft iets als wandelen door een kunstgeschiedenisboek. De ene kamer heeft wat van Barragán, de andere van Sol Lewit, nog een ander doet denken aan de nieuwe zakelijkheid. Hier raak je nooit uitgekeken.

Aan een tekentafel zit Ingrid, de tijdelijke medewerkster. Terwijl ik aan de metalen tafel plaatsneem, rent Kathleen alweer naar boven, om koffie te zetten. De muziek op Radio 3 galmt in deze 10 meter hoge ruimte. Boven mijn hoofd, vanuit de keuken die als een mezzanine over de immense ruimte zweeft, vraagt Kathleen wie melk en suiker neemt. Op de brede betonnen trappen naar de tuin liggen stapels tijdschriften. Oude exemplaren van ‘ Casa Vogue‘, verschillende jaargangen ‘ Domus‘ en een allegaartje van de beste publicaties, wereldwijd. Op de legplanken rond de sofa’s staan lange rijen architectuurboeken, op de tafels tegen de muur liggen plans. Deze ruimte heeft zowel iets weg van een rommelige zitkamer als van een inspirerende werkplek.

De koffie wordt opgediend, Kathleen gaat achter de tafel zitten en ik merk op dat het er hier nogal anders uitziet dan enkele jaren geleden. “Tja, in mijn leven is er veel veranderd en de ruimte veranderde mee. Ik herinner me dat jij toen niet erg van deze kamer hield, omdat ze te leeg was, te weinig bewoond. En je had wel gelijk. Ze is te hoog om echt gezellig te zijn, maar als werkkamer is het heerlijk.”

Nadat Kathleen Van Zandweghe, die ondertussen 54 jaar is geworden, met haar woning in zowat alle woonbladen van de wereld heeft gestaan, kreeg ze op een zomerse middag een telefoonoproep uit Nederland. Een medewerker van de firma Veldhoen belde haar op met de vraag of ze geïnteresseerd was om samen met drie andere internationale interieurarchitecten aan een wedstrijd deel te nemen, voor het inrichten van de nieuwe kantoorgebouwen van de Nederlandse Spoorwegen (NS). Kathleen viel totaal uit de lucht. In de interviews voor de verschillende magazines had ze wel vaker geopperd dat ze het prettig zou vinden om haar interieurkunst elders toe te passen dan thuis. Maar zonder diploma op zak, en de vijftig voorbij, is dat geen sinecure. De vraag overdonderde haar. Ze vroeg de firma Veldhoen wat bedenktijd en na een lang gesprek met haar man, besloot ze om haar kans te wagen.

“Ik moest een voorstel indienen voor twee kantoorruimtes van 750m² elk. Veldhoen, een firma die zich specialiseert in het doorlichten van bedrijven om de werkruimte zo flexibel mogelijk in te richten, had een basisconcept waarmee de interieurarchitecten moesten werken.

Het toeval wilde dat ik in die periode een engagement had in Brussel waar ik niet onderuit kon. Ik pendelde dagelijks met twintig nummers van ‘Domus’onder de arm, die ik in de trein van voor naar achter en van achter naar voor verslond. En ’s nachts lag ik na te denken. In de stilte en de duisternis van de kamer haalde ik mij het eindresultaat voor ogen. Als een puzzel vielen de ideeën in elkaar. Maar er bleef één onoverkomelijk probleem: ik kan geen plannen tekenen en ik kan niet schetsen. In mijn eigen huis is alles geleidelijk gegroeid. Ik heb er vier jaar elke dag in gewerkt, voor zo’n opdracht is dat uiteraard onmogelijk. De enige oplossing was: al mijn ideeën in mijn computertje intikken. Ik sleepte er wat algemene slogans bij zoals “De gustibus non est disputandum“, en magazinefoto’s van mijn eigen huis. Meer had ik niet.”

Ik ben op die vergadering gekomen,” vertelt Kathleen, “heb mijn dossier, zonder ook maar één tekening, afgegeven en ben beginnen vertellen: ‘U stapt de lift uit en ziet een prachtige grote trap die leidt naar de bovenste verdieping, waar een warme houten vloer met een gezellige huiselijke sfeer u opwacht. De verdieping erboven is in een mediterraan licht gehuld met toetsen van icy blue om op een warme zomerdag in alle rust van de verfrissende kleuren te kunnen genieten…’ Zo goed als ik kon, beschreef ik de ruimte zoals die eruit moest zien, met de juiste sfeer en de belangrijkste details.”

“Enkele dagen later kreeg ik het bericht dat de opdracht voor mij was. Achteraf werd het duidelijk dat Veldhoen in de eerste plaats een huiselijke sfeer in het kantoor wilde, vandaar dat ze mijn ontwerp hebben gekozen. Hoewel ze wisten dat ik helemaal geen opleiding als interieurachitect had genoten, waagden ze zich in het avontuur, en blijkbaar hebben ze het zich niet beklaagd. Iedereen is zeer tevreden, ook de directeur van NS. Bij de opening zei hij: ‘Dit is een van de mooiste kantoren van Nederland, zo niet het mooiste. Het is de perfecte mix van huiselijkheid en zakelijkheid.’ En ik stond daar te gloeien, mijn ego straalde.”

Ondertussen kreeg Kathleen nog een nieuwe opdracht van Veldhoen, voor het inrichten van een bank, en een opdracht van een Nederlands architectenbureau voor de inrichting van een casino met een oppervlakte van 6000 m².

“Mijn eerste opdracht was heel ontspannen. Ik had vertrouwen in de opdrachtgever en in Veldhoen die mij met raad en daad bijstond. De architect van Veldhoen hielp mij bij het ontcijferen van de plans en bij het vertalen van mijn ideeën naar de schrijnwerkers en andere vakmensen. Ze hebben enorm veel geduld aan de dag gelegd en zijn altijd in mij blijven geloven. Nu is het veel moeilijker, en ze verwachten veel meer. Het is alsof ik de kinderschoenen ontgroeid ben. Vandaar dat ik nu ook een medewerkster heb die mij hier thuis helpt met het uittekenen van de plans en het maken van de maquette. Bovendien vallen de twee opdrachten samen en komen er weldra nog twee tijdelijke medewerkers bij. Voor hen is het ook niet vanzelfsprekend. Ik lig mij ’s nachts allerlei zaken voor te stellen, die zij dan overdag op papier moeten uittekenen.”

Ingrid, die tot nu toe geruisloos achter de tekentafel zat, valt Kathleen in de rede: “Je ziet dat verkeerd. Voor mij is het een uitdaging om met iemand te mogen samenwerken die een heel andere kijk op interieur heeft dan wat ons op school is bijgebracht. Doordat jij geen opleiding hebt gehad, bezit je heel andere visies. Wij zijn geprogrammeerd om op een bepaalde manier te denken, volgens de trends van het moment, zoals het minimalisme. Maar op den duur word je dat beu, want alles gaat op elkaar lijken. Kathleen brengt een totaal ander beeld.”

Het is wel waar dat ik niet uitga van volumes en verhoudingen, maar van de mens”, zegt Kathleen. “Wat vindt de persoon die in die ruimte moet werken aangenaam? Wat zou ik nu prettig vinden? Dàt zijn de vragen die ik mij stel. Architecten maken prestigieuze gebouwen, vaak met een tekort aan menselijkheid. Dat is een typisch mannelijke benadering. Ik denk in termen van gezellig, leuk, prettig, zonder dat het op een fermette moet lijken. Bij NS hebben ze bij de zithoek bijvoorbeeld een open haard. In de brede gangen staan de rieten zetels van Ross Lovegrove, waarop geluierd en met de laptop gewerkt kan worden. Het zit ook vaak in de details. Zoals de uitwerking van de toiletten. Dat is een plek waar je als vrouw graag in de spiegel kijkt. Het licht moet er dan ook optimaal zijn, en de kleuren op de achtergrond kunnen daar ook veel aan doen.”

“De architect van NS beschreef mij als ‘de voering van het jasje’. En ik denk dat hij gelijk heeft. De architect tekent de jas, en ik maak dat hij lekker rond het lichaam sluit. Ik ben verantwoordelijk voor het comfort, en zo voelen de werknemers het bij NS ook aan.”

“Veldhoen stond erop dat ik mijn persoonlijke signatuur in het kantoor zou achterlaten, zoals ik dat hier thuis deed. Ik ben dan gedurende twee weken in Utrecht muren en kasten op mijn manier gaan schilderen. Vandaar dat ze mij in Nederland als een kunstenaar bestempelen. Maar ik voel mij in geen geval een kunstenaar. Ik ben half en half, alles en niets. Ik vind dat wat ik doe helemaal niet artistiek of eigenzinnig is. Het is gewoon gezellig en mooi. En eindelijk mag dat weer, althans in Nederland. En of er ooit nog een opdracht uit België komt? Daar vrees ik voor. De Belgen zijn niet zo avontuurlijk.”

Hilde Bouchez / Foto’s Verne

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content