Beeldend kunstenaar Marie-Jo Lafontaine heeft een spontaan gegroeid interieur. Ze houdt immers niet van overdreven harmonie of te veel design, maar wel van een ludieke noot.

Op welke manier beeldende kunstenaars zich ook uiten, hun interieur is zelden een voorbeeld van een uitgepuurde stijl. Dat komt doordat ze veel energie investeren in hun oeuvre, houden van wat chaos en impulsiever leven dan Jan Modaal. Bij sommigen is de sfeer van het oeuvre wel tastbaar aanwezig in het interieur. Dat is ook bij Marie-Jo Lafontaine het geval van wie de woning wat heeft van een grote installatie met verschillende karakters en waarin ook tal van kleine en spontaan gegroeide verhalen verweven zitten.

Ze betrekt een soort werkschuit, waar wonen en werken door elkaar vloeien. De ruime loft in Schaarbeek heeft een aparte ligging achter een klassieke huizenrij uit de belle époque : een discrete en rustige plek, onttrokken aan de burgerlijke straat vooraan. Ze houdt trouwens enorm veel van de architectuur en het groen van Schaarbeek. Maar voor haar is niet alleen de omgeving van belang, ook het verhaal van het gebouw boeit haar : “Het was ooit een radiofabriek. Aan de sporen op de vloer merk je dat er hier intensief werd gewerkt. Daarna werd het een douanedepot, helemaal afgeschermd met tralies : erg luguber. Hier stockeerden ze de geconfisqueerde goederen.”

Het gebouw zag er dus hoogst onaantrekkelijk uit, maar voor haar was dat precies een uitdaging om er een helder en inspirerend atelier van te maken. Aanvankelijk wist ze niet of ze hier lang zou blijven, de ruimte zag ze louter als atelier. “Maar vrienden motiveerden me om hier ook te gaan wonen. Zodra ik hier zat, besefte ik hoe aantrekkelijk en inspirerend deze plek wel is,” vertelt ze. “Voor mij is het niet alleen belangrijk dat er veel licht binnenkomt, dat is een vanzelfsprekende eis, ook de bouwmaterialen bevallen mij. Het feit dat het gebouw niet van beton is, vind ik bijzonder. Gebouwen van baksteen, ijzer en hout zijn gezonder, een houten vloer is beter om over te lopen voor je rug, het is zachter en veert. Zo’n gebouw beweegt ook wat als het waait, dat hoort erbij.”

De ruimte is opgedeeld in twee haaks op elkaar staande vleugels, de grootste is de woonruimte, de andere het atelier, met fotostudio en archief. De woonruimte was dus eerst volledig open. Marie-Jo liet het plafond verlagen en deelde de ruimte op in een keuken, eethoek, woonkamer en slaapkamer. Er ontstond een enfilade met dubbele deuren met een bovenlicht, refererend aan een klaslokaal.

Rietveld op afbetaling

De woonkamer is uiteraard de belangrijkste ruimte, waarvan het bureau en de bibliotheek eigenlijk al meer in de werksfeer van het atelier thuishoren. “Boeken zijn voor mij bijna levensnoodzakelijk,” verklaart Marie-Jo, “mijn bibliotheek is echt een werkinstrument. Dagelijks blader ik door boeken of consulteer ik een publicatie.” Je merkt ook aan de manier waarop ze is volgestouwd dat dit geen pronkkast is. Dat geldt trouwens voor het hele interieur.

Er staan verscheidene designmeubelen, maar Marie-Jo Lafontaine weigert dit een designinterieur te noemen : “Ik leef gewoon met mijn tijd en dat zijn de meubelen van nu. Trouwens, sommige stukken heb ik al jaren in bezit. Zoals de fameuze rood-blauwe fauteuil van Gerrit Rietveld, die kocht ik na veel sparen tijdens mijn studie, jarenlang heb ik er maandelijks voor afbetaald. Een echt designinterieur is ook gepland tot en met de lichtschakelaar, met één bepaalde stijl, en hij komt uit het brein van een decorateur die beslist wat er mag en wat niet.”

“Dit is echt mijn dagelijkse interieur, dat groeide in de loop van de tijd. Nu en dan komt er wat bij, vaak per toeval, niet gepland. Zo kocht ik een Memphis-kast van Ettore Sottsass. Een vriend deed dat meubel van de hand. Die kast is trouwens helemaal anders van stijl dan de tafel die ervoor staat, geen probleem. Die tafel van Eero Saarinen wilde ik immers altijd al hebben. Eerst stonden er lelijke stoelen bij, die ik heb weggegeven. Ik kon natuurlijk de bijbehorende stoelen van Saarinen kopen, maar dat wilde ik niet, dat leek te vanzelfsprekend ! Ik koos voor plezante stoelen in bladvorm. Een interieur mag niet te voorspelbaar zijn, anders wordt het snel saai. Daarom horen er ludieke elementen bij, zoals de luchter van de Franse kunstenaar Roland Roure die boven mijn werktafel hangt. Zoiets heb ik op een spontane manier in huis gehaald. Eigenlijk koop ik dat zo’n beetje zoals de meeste mensen een kunstwerk in huis halen : wel wat overwogen, maar niet met voorbedachten rade.”

Zij omringt zich op veel manieren met kunst. Behalve een rijke kunstbibliotheek heeft ze dus wat design en hangen er aan de muren vrij veel werken. “Maar amper werk van mij,” vertelt ze, “je kunt je toch moeilijk met je eigen werk omringen. Veel kunstenaars doen dat, maar voor mij betekent dat te veel ‘ik’ aan de muur. Dan hang ik liever werk op van kunstenaars die ik boeiend vind, zoals Louise Bourgeois, Andrès Serrano, Keith Brumberg,Panamarenko en Marc Maet. Maar mooie dingen dragen niet altijd een naam. Zoals de gekleurde Murano-flessen die op de lange kast staan. Ik ben ze vijftien jaar geleden beginnen te verzamelen. Ze zijn gewoon mooi en prettig om naar te kijken.” n

Tekst Piet Swimberghe

aMarie-Jo Lafontaine houdt

wel van design, maar niet van uitgekiende ruimten met alleen maar design.”Gebouwen van baksteen

zijn gezonder en een houten vloer is beter om over te lopen voor je rug, Dit gebouw beweegt ook

als het waait, dat hoort erbij.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content