Een prachtige nazomer die ertoe verlokt om in hemdsmouwen op terrassen te zitten tot diep in oktober. Terrassen waaraan meiden voorbijbenen die een kwart van een eeuw jonger zijn dan ik, en een kwart van de wereld verder geboren – dat zijn heel wat kwarten om overbrugbaar te houden. En dan toch lachen en koketteren en een haarlok naar achteren strijken. Sommige dingen zullen vrouwen blijven doen, dwars doorheen de generaties, zoals zonnebrillen in hun haren steken, wat het sexappeal bevordert zonder dat ik zou kunnen zeggen om welke reden. Als mannetje geboren worden of als meisje : behalve ziek of gezond zijn blijft het veruit het belangrijkste onderscheid in de wereld, bepalender dan arm of rijk, blank of zwart, moslim of godsdienstgedegouteerde.

De gedachten van domme mannen zullen dan al snel geneigd zijn af te dwalen naar slordig uitgevoerde hitsigheden tegen het grauwe behang van daghotelkamers. Na eerdere carrières als hardrocker, rechtenstudent, interim-kerstman, biograaf, aanbinder van scheve schaatsen en verzorger van kanarievogels ben ik tegenwoordig echter vooral vader. In die hoedanigheid verkeer ik veelvuldig in het gezelschap van moeders, die woeste levensvorm die ik samen met het sneeuwluipaard tot ’s werelds mooiste durf te rekenen. Soms betreur ik weleens het kinderzitje dat op de fiets onafscheidelijk tegen hun rug gekleefd zit, als was het een aangroeisel waarvan Moeder Natuur zelf hun voorzien heeft. Maar dat is nu eenmaal de gang van de wereld, we zijn hier niet om eindeloos naar Not if you were the last junkie in Tony’s basement te luisteren. Zelfs mijn tante Agnes was ooit een frisse blom van achttien, al ligt zij nu al een paar decennia onder de zoden, in het gezelschap van André Bertram, met wie zij een aanzienlijk gedeelte van haar leven getrouwd was en die duiven molk, wat ik mij als kind aanschouwelijk voorstelde, met tepeltjes waar dunne straaltjes melk uitspoten waarmee men zeldzame ziekten kon bestrijden.

Al zijn Agnes en Bertram – die laatste werd als aangetrouwde bij de achternaam genoemd – heden lang dood, ik denk aan ze met regelmaat, zoals ik ook denk aan Jean-Luc, aan Nico, Brikske, Valère, Paula, Jan, Stefan, Hassan, David, Filip, Marcel, Suzanne, nog een Marcel, Omer, Ward en al die andere figuren die ik heb gekend en die heden woonachtig zijn in overluchtse streken. Ik hoop dat zij daar een woordje voor mij doen bij de eerstaanwezende ambtenaar. Ik geloof nogal in de ambtenarij als dominante levensvorm. Als er een hiernamaals bestaat, dan ben ik er zeker van dat dat ook een bureaucratische kant heeft, naast pleisterplekken waar de cancan wordt gedanst en dorstigen zich aan absintfonteinen laven.

Soms roepen mijn gestorvenen : wat blijf jij daar nu dralen ? Ik roep dan vriendelijk terug dat ze nog even moeten blijven klaverjassen en wachten op de Grote Wederopstanding. Ik ben nog met te veel draden gehecht aan de levenden, met dochters die zich vergapen aan een druppel inkt die in een bakje kraantjeswater sluiers maakt van ongekende schoonheid. Dochters die zindelijk worden en Jommeke lezen. Dochters die interesse opvatten voor het wel en wee van kippeneieren. Om hen daarover met kennis van zaken te kunnen onderrichten, school ik mij bij over windei, hanenei en dubbeldooier. Ik doe de drijfproef en de schudproef en verdiep mij in de verbazingwekkende hiërarchie van het pikrecht.

“De haan is de baas, he papa, of toch niet altijd ?”

Dat weet ik niet zo zeker, zo’n hamvraag vereist grondiger studie. Groots aan deze wereld is dat zich telkens nieuwe, onuitputtelijke deelwerelden kunnen ontvouwen, van het legsel van hennen en de Paardenkopnevel tot middeleeuwse tegels met afbeeldingen van zeemonsters en ijsvogels.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Groots aan deze wereld is dat zich telkens nieuwe, onuitputtelijke deelwerelden kunnen ontvouwen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content