De lucratieve smokkel van kunstwerken voerde hem van Turkije naar Cuba, Rusland, Malta en Libië, met op zijn hielen Scotland Yard en de Taliban. Vandaag spoort hij gestolen kunst op. In “Het Mekka Manuscript” onthult Michel van Rijn zijn geheimen.

Zopas verscheen Het Mekka Manuscript, de eerste thriller van de Nederlander Michel van Rijn (’50), over wie een agent van Scotland Yard ooit tegen The New Yorker zei: “Hij is betrokken bij negentig procent van alle kunstsmokkel ter wereld en zou graag beweren dat hij ook met de resterende tien procent te maken heeft.” Afghaanse fundamentalisten hebben op zijn hoofd een prijs van zowat vijfhonderdduizend dollar gezet. Maar van Rijn, die meestal onder een valse naam reist, heeft het smokkelen opgegeven en legt zich nu toe op het opsporen van gestolen kunst. De stroper is opzichter geworden.

Dat avontuurlijke leven zindert door in heel de roman, die zich afspeelt in Zürich, Malta, Londen en de Dominicaanse Republiek. Kunstsmokkelaar Axel de St. Cyr wordt door de Jihad gedwongen om in het British Museum het Mekka Manuscript te stelen. Wie dat beroemde manuscript in zijn bezit heeft, mag zich de opvolger van de Profeet Mohammed noemen. St. Cyr slaagt in zijn opdracht, waarna zowat iedereen jacht op hem maakt: de Israëlische geheime dienst Mossad, de Art Squad van Scotland Yard en de handlangers van de terroristische fundamentalist Osama Bin Laden.

Michel van Rijn: Ik ben kunsthandelaar, woon in Londen maar heb over de hele wereld gewerkt. Ik ben niet de man die op veilingen koopt of wacht tot er iets wordt aangeboden, maar ben altijd zelf op zoek gegaan naar stukken, vooral in landen met een rijke kunstgeschiedenis. Zo heb ik veel stukken uit Rusland gehaald, toen het IJzeren Gordijn er nog stond. Vooral iconen, zij zijn de grote liefde van mijn leven. Maar ook in Cuba heb ik geopereerd. Voor het land in 1959 op slot ging, waren er talrijke kapitaalkrachtige verzamelaars. Op Cuba heb ik – het klinkt onwerkelijk – Egyptische kunst gevonden. Maar er gebeuren wel meer vreemde dingen op kunstgebied.

Uit Het Mekka Manuscript kunnen we opmaken dat u niet erg op de kunsthandel gesteld bent.

Ik ben erg bekritiseerd door de gevestigde kunsthandelaars, zij vinden het maar niets wat ik doe. Maar in wezen opereer ik niet anders dan hun leveranciers. In de kunsthandel zie je gewoonlijk alleen maar een mooie pui en een nette heer in blazer die je met een hete aardappel in de mond wat spullen aanpraat. Veel interessanter is wat daaraan voorafgaat, de hele wirwar, dat labyrint van tussenhandelaars. Ik heb mijn vak geleerd in de straten van Istanboel, waar ik heb gewoond. Daar leerde ik in een flits van een seconde te beslissen of ik iets kocht of niet. Als je een paar keer op je bek gaat, begin je wel op te passen. Ik heb ook in Beiroet gewoond, dat was het Mekka voor me. Voor de oorlog was Beiroet de speeltuin van de Arabieren. Er was enorm veel geld, want Libanon was het land waar de handelaars elkaar bij voorkeur ontmoetten, een doorgangsland waar je bovendien heel lekker kon eten en drinken.

U hebt het ook niet begrepen op de kunstexperts.

Je mag nooit veralgemenen, maar zogenaamde experts maken van hun sleutelpositie misbruik om als despoten te bepalen wat echt is en wat vals, wat een Rembrandt is en wat niet. Veel echte kunst die ze vals verklaarden, is vernietigd of naar museumkelders verbannen. Dat is pas crimineel. Waarom doen ze dat? Om zichzelf te bewijzen, om te laten zien dat ze “expert” zijn.

Rembrandt werkte samen met zijn leerlingen. Moet je daarom met een loep uitmaken of de vingernagel wel maar de duim niet door de meester is geschilderd? Geen wonder dat zoveel verzamelaars teleurgesteld zijn. Ze kopen op basis van deskundig advies en krijgen iets later van een andere expert te horen dat hun aankoop weinig waarde heeft. Die mensen voelen zich bedrogen. En vaak is dat ook zo.

Bent u zelf een gepassioneerd kunstliefhebber gebleven?

Ik heb altijd mijn eigen kompas gevolgd. Voor mij maakt het geen donder uit als naast een schilderij een plaatje hangt met de naam Rembrandt of Da Vinci. Maar met die naam is natuurlijk veel geld gemoeid. Het stoort me dat er vandaag meer in certificaten dan in schilderijen wordt gehandeld. De kopers kijken eerst de papieren na en pas dan zeggen ze: “Ja, een echte Cézanne, tien miljoen dollar, het certificaat klopt.” Het is een handel als in rijst en bonen. Ik erger me ook aan de manier waarop alles gebracht wordt. Over Gauguin doet men alsof hij een heilige was. In werkelijkheid was hij ook maar een mens die wel eens te veel dronk of naar de hoeren ging. Dat verhaal maakt de echte sfeer van een schilderij: een artiest die zich ten einde raad voor de kop schiet, dat is het leven.

Hoe bent u in het vak terechtgekomen?

Mijn moeder was een kunstschilderes en mijn vader tandarts. Toen hij genoeg verdiend had, trok hij naar Saint-Tropez en schilderde daar voor zijn plezier. Vader was ook een verzamelaar, en bracht ons van kindsbeen de liefde voor de kunst bij. Mijn broer, mijn twee zusjes en ik kregen altijd tweemaal zakgeld, een keer om speeltjes te kopen en een tweede keer om te investeren in onze verzameling.

Wanneer werd het een echt beroep?

Midden de jaren ’60 was ik vijftien. Iedereen droeg Afghaanse jassen die uit Istanboel kwamen. Ik was met mijn ouders in Istanboel geweest, waar we hadden gestruind in de bazaar en in de leerlooierijen. Nieuwsgierig als ik was, onderhandelde ik over de prijs. Bleek dat die jassen daar vijfhonderd frank kostten terwijl ze in Nederland voor drie- tot vierduizend frank van de hand gingen. Toen ben ik voor het eerst kleren gaan halen, ze waren zo slecht gelooid dat het leek alsof ik met een auto vol kadavers op de baan was. Maar ik nam ook wat kunst mee. Op mijn zestiende opende ik mijn eerste winkeltje in Amsterdam. Dat liep goed. Het was spannend, want van mijn reizen nam ik ook voorwerpen mee die een beetje buiten het gangbare vielen.

U gebruikt het woord “operaties” voor uw activiteiten. Maar u kocht en u smokkelde.

Ja. De kunstsmokkel ken ik goed. Het begon met het overbrengen van iconen uit Rusland. Onder het communistisch bewind liep dat heel vlot. Veel Russen hadden mooie iconen hangen en bijna iedereen had in een hoek van zijn huis wat waardevolle spullen staan. Maar in het communistische Rusland konden je kinderen niet erven zodat na overlijden al die kunstwerken de staat toekwamen. Het was normaal dat de Russen hun spullen graag verkochten voor baar geld.

Was het gevaarlijk om die kunstwerken het land uit te smokkelen?

Vroeger minder dan nu. Vandaag is de kunstsmokkel vanuit Rusland in handen van de georganiseerde misdaad. Er wordt geroofd op bestelling en dat is levensgevaarlijk. Je maakt een afspraak, gaat met een koffertje geld de spullen ophalen en voor je er erg in hebt, heb je een kogel in het hoofd.

Vroeger was er dankzij het IJzeren Gordijn weinig concurrentie. Je komst was goed nieuws voor de Russen. Je rommelde wat met dollars en roebels op de zwarte markt, logeerde in luxueuze hotels, leefde als een vorst. Er hing een waas van romantiek om je heen. En er waren mooie spullen te vinden. Ik heb veel zaken gedaan met joden die door het regime verdrukt werden en zich uit verzet op de zwarte markt stortten. Ze hadden ondergrondse fabrieken voor spijkerbroeken, schoenen en pruiken en dreven daar ruilhandel mee. Ik ben ontzettend vaak dronken geworden met die mensen voor ze me iets verkochten. Dikwijls dansten de iconen voor mijn ogen. Maar ik leefde met die mensen mee. Veel van hen heb ik naar Amerika en Duitsland helpen vluchten. Dat zijn contacten voor het leven.

Je had nooit het gevoel dat je iets illegaal deed. Het was ook gemakkelijk om die spullen de grens over te krijgen. Je kon er zelfs de bureaucratie voor gebruiken, of je kon officieel kopen bij Novo-Export. Op officiële aankopen zat een labeltje. Dat haalde ik eraf en plakte het op de iconen die ik wat donkerder en ouder maakte. Zo kon ik ze officieel uitvoeren. Er heeft nooit een haan naar gekraaid.

Hoe gevaarlijk was de smokkel uit Libië?

Dat was redelijk link. Mijn gravers opereerden met de Rolls-Royce onder de metaaldetectors, een apparaat dat zelfs verklikt welk metaal er in de grond zit, goud of zilver, en hoe groot het voorwerp is. Zo’n detector kost makkelijk 25.000 dollar. Ik hoef je niet te vertellen dat er een lucratieve handel in bestaat. Maar tijdens het veldwerk zijn er altijd gravers met een dubbele agenda, die je bijvoorbeeld verraden om iets goed te maken met de regering. Het gevaar komt uit onverwachte hoek. Als een schaakspeler moet je altijd drie of vier zetten vooruitdenken. En je moet bereid zijn risico’s te nemen. Maar Libië is nog maagdelijk gebied, het is een haard van cultuur. Ik heb er prachtige dingen vandaan gehaald. Maar op den duur dwongen regeringsmensen mij om platina te smokkelen naar Malta. Daar kreeg ik zo de pest in dat ik het goedje voor mezelf hield.

Voelde u zich goed bij dat alles?

Het is een verslaving. Wie zo’n leven als dat van mij heeft geleid, kan moeilijk weer in een winkeltje zitten verkopen. Ik ben verliefd op de romantiek van het vak. En hoewel ik een behoorlijk wild leven heb geleid, kan ik nog altijd in de spiegel kijken. Nooit heb ik een museum beroofd. Als dat gebeurde, werd er vaak gezegd: “Dat zal van Rijn wel gedaan hebben.” Maar zo werkt het niet. Sommige dingen zijn aanvaardbaar, andere absoluut niet. Ik ben ervan beschuldigd het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston te hebben beroofd van dertien van zijn kostbaarste schilderijen, waaronder een Rembrandt en een Vermeer. Die schilderijen zijn nog altijd zoek. Ik heb me dat erg aangetrokken, juist omdat ik het minderwaardig en misdadig vind om uit musea te stelen. Bovendien zijn die schilderijen onverhandelbaar.

Er zijn verschillende motieven voor zo’n roof. Sommigen gebruiken het kunstwerk als een gijzelaar. Als er ooit iets misloopt, kunnen ze het als pasmunt gebruiken om strafvermindering te krijgen. Ik heb met veel dieven onderhandeld voor wie kunst een heel andere betekenis heeft. Ze kunnen zich bepaalde privileges veroorloven omdat ze de bergplaats van zo’n schilderij kennen. Bepaalde gestolen voorwerpen zijn kunsthistorisch zo belangrijk voor een land of een museum dat een crimineel er zijn gelijk mee kan afdwingen. Dat is inherent aan de manier waarop kunst verhandeld wordt vandaag. Anderen doen het om de verzekeringsmaatschappij op te lichten.

Met zo’n praktijken heb ik me nooit ingelaten. Maar als je opereert in een grijze zone kom je natuurlijk vogels van allerlei pluimage tegen. Soms is een handeltje financieel heel verleidelijk, dan moet je afwegen of het ethisch kan. Je mag niet over de schreef gaan.

Nu is de stroper boswachter geworden.

Ik werk veel met verzekeringsmaatschappijen aan het repatriëren van kunst. Recent zijn in Venetië schilderijen verdwenen waarvan ik kan vermoeden waar ze zich bevinden. Dan bemiddel ik tussen de verzekeringsmaatschappij en de dieven. De dieven weten goed dat ik de politie niet op hun dak stuur. Zo kan ik mijn positie vrijwaren.

Mij gaat het erom dat de spullen boven water komen. Er zijn talrijke gestolen kunstwerken vernietigd omdat de dieven geen kans zagen ze te verkopen. Vaak omdat ze angst kregen en geen sporen wilden achterlaten. Als je in de krant leest dat er voor dertig miljoen hasj of cannabis is aangeslagen, gaan heel wat mensen fantaseren over een handel die veel meer opbrengt dan hun loontje. Maar ze vergeten dat wie betrapt wordt voor vele jaren de gevangenis ingaat.

Bijna alles wat u schrijft, hebt u uit eigen ervaringen geput.

Ik vond het zeer spannend om Het Mekka Manuscript te schrijven omdat ik alles opnieuw doorleefde. Ik heb zelfs gehuild toen de vriendin van mijn held Axel de St. Cyr vermoord werd. Veel zaken berusten op de waarheid. Zo had ik inderdaad een huis in de Dominicaanse Republiek om de spullen op te bergen die ik uit Cuba haalde. Maar uit fatsoen wilde ik daar niet blijven. Het is misschien hypocriet, maar ik wil niet rijk zijn in een land waar de mensen niets te vreten te hebben.

Ook het verhaal over Haddad Al Hoesseini, de leider van de Jihad die op Malta door agenten van de Mossad werd doodgeschoten, is waar. Hij werd voor mijn neus vermoord. Vanuit mijn hotel had ik een prachtig terras met een schitterend uitzicht. Drie dagen eerder had ik een vreemd paartje in een Mercedes zien vrijen. Ik vond het al merkwaardig dat ze bij zo’n hitte in de auto bivakkeerden. En ja, het bleken de agenten te zijn die later Hassad neerkogelden. Zelfs het nummerbord van die Mercedes is echt in mijn boek. Ikzelf werd Malta uitgewezen. Ik was niet langer welkom omdat allerlei Libiërs aan mijn deur klopten. Nochtans had ik er een hoop spullen ondergebracht. Maar ik was blij dat ik het er zonder kleerscheuren had afgebracht.

Het verhaal over het Zwitserse bankwezen is evenmin verzonnen. Als jij een hoop geld deponeert in een kluis waarvan ik je de sleutel geef, maar ik betaal de huur, dan moet de bank mij tot die kluis toelaten want hij behoort mij rechtmatig toe. Heel wat oplichters gebruiken deze truc. Ik vind het trouwens erg dat Zwitserse banken zich nog altijd lenen tot zo’n praktijken.

Is het ook waar dat kunstvoorwerpen die in Afghanistan gestolen werden in Japanse catalogi zijn opgedoken?

Ja. Ik ben met die zaak bezig. Uit het museum van Kaboel zijn duizenden kunstwerken gestolen. Heel wat stukken waren niet geregistreerd. De dieven zijn islamitische fundamentalisten, Taliban, die de schatten voor wapens verhandelden. Nu zitten ze achter mij aan. Er staat een prijs van vijfhonderdduizend dollar op mijn hoofd voor wat ik gedaan heb in Pakistan en Afghanistan. Ik gebruik een schuilnaam als ik op hotel ga. Ik heb protectie in Londen. Er zijn mensen die een weddenschap op mijn hoofd hebben afgesloten. Velen zegden dat ik mijn 47ste niet zou halen. They are wrong until now, want ik ben al 49. Ik heb ook familie en kinderen waar ik dol op ben en vind het niet leuk dat de onderwereld nog eens achter me aanzit. Daarom heb ik dat soort activiteiten opgegeven. Het schrijven is een verademing. Je herbeleeft alles wat je hebt meegemaakt, je bent je eigen psychiater. Pas nu besef ik wat me allemaal had kunnen overkomen. Ik heb over de hele wereld gezworven. Als mijn achtervolgers willen, zullen ze me vinden, maar ik maak het ze erg moeilijk. Daarom maak ik ook zoveel lawaai. Zo sta ik in de kijker en dat verhoogt mijn veiligheid. Het gaat me niet om ijdelheid, maar om zelfbehoud.

Michel van Rijn, Het Mekka Manuscript, Vassallucci, 224 blz., 690 fr.

Piet de Moor & Sofie Messeman / Foto Kristien Buyse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content