In zijn boek Je serai président gaat Robert Schneider na of er in de jeugd van zes Franse staatshoofden aanduidingen waren van hun glorieuze bestemming. En natuurlijk waren die er. De vijftienjarige De Gaulle schreef in heroïsche termen hoe hij Duitsland zou verpletteren. De dertienjarige Mitterrand oefende op de zolder van zijn grootvader in de kunst van het revolutionair speechen. De even oude Valéry Giscard d’Estaing vertrouwde zijn zus zijn toekomstvisie toe : ” On est chef, grand écrivain, général, on s’occupe de son pays.” De minder poëtische Sarkozy, die er overigens volgens de zwartwitfoto in het boek onverwacht schattig uitziet als driejarige, windt er geen doekjes om : hij heeft altijd al president willen zijn ; zo ver als zijn geheugen reikt, herinnert hij zich maar één droom. Een president in een pofbroekje.

Fascinerend toch die vraag : wat wil je later worden ? Ik was heel boos op mijn twaalfjarig nichtje toen ze antwoordde : “Ik wil iets doen met makkelijke uren.” Prinses had ze moeten zeggen, filmster, hartchirurg of astronaut, of de beste aardappelboerin ter wereld. Als het maar iets met droom en passie is, niet iets met makkelijke uren. Ondertussen is ze 21 en zit ze in het vastgoed, droomt ze van een Prada-handtas en een rij flatgebouwen. Het is nog goed gekomen, min of meer.

Massa’s boeken zijn er verschenen over ambitie. Zeven regels om je doel te bereiken. Tien manieren om je kind zich ten volle te laten ontplooien. Als tijgermama of tolerante tante. Maar de succesroute is nog niet in kaart gebracht.

Voor elke Mitterrand en Sarkozy zijn er duizend wannabe’s die hun speeches voor de spiegel oefenden en naar wie vandaag nog steeds niemand luistert. Maar het is fijn om er wel in te geloven : om te denken dat iets willen en er hard voor werken een kan-niet-mislukkenrecept is voor succes. Dat Bill Gates, Steve Jobs en de andere outsiders met de geniale invallen automatisch een plaats in de Top 10 van Fortune verdienen.

In zijn bestseller Outliers lanceerde Malcolm Gladwell de 10.000-uurregel (je moet ergens 10.000 uur mee bezig zijn, voor je er echt goed in bent), maar hij inventariseert nog massa’s andere voorwaarden, die meespelen om succesvol te zijn, van je geboortedatum en toeval, tot (vrij voorspelbaar) de cultuur en de familie waarin je opgroeit, en niet het minst de hulp en schouderklopjes van anderen. Neem het geval Christopher Langan, een IQ van 195 (Einstein had 150), die uiteindelijk hulpje werd op een paardenranch in Missouri. Waarom heeft hij niet hét middel tegen kanker ontdekt of de eerste groepsreis naar Mars georganiseerd ? Omdat niemand in zijn omgeving hem aanmoedigde. En ondanks wat Simon & Garfunkel zingen, is geen man een rots of een eiland. Niemand heeft het in zijn eentje gemaakt.

Een onderzoek van bureau Ipsos Mori, dat al sinds 1980 peilt hoe Britten hun levensstandaard ervaren, stelde eind 2011 voor de allereerste keer vast dat de Engelsen verwachten dat hun kinderen het met veel minder zullen moeten doen. Niet : jongeren in het algemeen, dat hadden de onderzoekers al eerder gehoord, maar hun eigen kinderen.

Het lijkt me een pijnlijke vaststelling als ouder. Te midden van doem en depressie moet je die emotionele zekerheid loslaten, moet je er rekening mee houden dat je kinderen het wel eens erg moeilijk zouden kunnen hebben.

Het is een magere troost, maar succes is niet verbonden aan een levensstandaard. Je kunt opgroeien in rijkdom en er de nodige sociale vaardigheden om president te worden aan overhouden (de twee presidenten Bush), of je kunt er heel lui van worden. Je kunt opgroeien in armoede en dat zien als een motor (president Clinton) of het kan je verlammen.

Een kindernummer met een realistisch negatieve noot (depressie, pesten…), maar een positieve boodschap. Louis en Marie for president ! (de twee meest voorkomende voornamen in 2010, geen cijfers voor 2011 gevonden).

Lene Kemps

lene.kemps@knack.be

WAAROM WERD CHRISTOPHER LANGAN, MET ZIJN IQ VAN 195, UITEINDELIJK HULPJE OP EEN RANCH IN MISSOURI ?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content