DE TERUGKEER VAN DE ZWALUWEN

Als je jonge kinderen hebt, worden je een aantal mensenrechten ontnomen, zoals de vrijheid om urenlang boeken te lezen. Je huis verandert in een morsige fabriek die dag en nacht draait en waar het nooit meer echt opgeruimd is. Je wordt overspoeld met taken en gebruiksvoorwerpen die je vroeger alleen uit de overlevering kende.

Kakpampers, bijvoorbeeld. Neuspeertjes.

Misschien wel het belangrijkste verschil is dat je constant achter de feiten aanholt.

Is je identiteitskaart vernieuwd, dan zijn de luiers op.

Zijn er luiers bijgekocht, dan moet de belastingbrief ingevuld worden.

Is de belastingbrief ingevuld, dan blijken alle fopspenen als bij toverslag verschwunden.

Zijn er nieuwe spenen aangeschaft, dan komen de waterpokken en dient er opvang voor een week gezocht te worden.

Soms heeft het leven iets weg van een slang die zichzelf heldhaftig in de staart bijt.

Ik probeer een zondags servies aan borden tegelijk in de lucht te houden en vraag mij weleens af of die noodzaak tot acrobatie aan mij ligt, of een teken van de tijd is. Allebei waarschijnlijk, zoals bij ‘of’-kwesties vaker het geval is.

Je doet het graag, natuurlijk, en er is zoveel dat je ervoor terugkrijgt. Toch snak ik al eens naar de rust van een zwaluw die op een draad zit. Eigenlijk weet ik niet of zwaluwen vaak op draden neerstrijken. Als ik ze zie, gieren ze voornamelijk aan mijn raam voorbij, waar in geen velden of wegen draden te bekennen zijn. Hun terugkeer vervulde mij met vreugde. Zelden zag ik iets dat zoveel vrijheid uitademt als die zwaluwen die aan mijn raam voorbij buitelen. Vliegen lijkt voor hen geen middel, maar een doel op zich te zijn.

In afwachting van wat langduriger vakantie, ontsnap ik af en toe zelf ook voor een kortstondige buiteling. Ik rijd dan met de tram door Brussel, een lezende tussen niet-lezenden, een twijfelaar tussen gelovigen. Naast mij zit een man met een gebeeldhouwde kop, zoals Chris Destoop er een heeft of wijlen koning Boudewijn. Zo’n hoofd dat je je moeilijk in een bordeel kunt voorstellen, omdat het van nature rechtschapenheid uitstraalt en morele hoogstaandheid.

Ik lees in Een mooie jonge vrouw van Tommy Wieringa. Het boekje is boekenweekgeschenk geweest. Gratis dus, wat altijd de waarde enigszins aantast. Ik heb het voornamelijk meegenomen omdat het licht was voor in de rugzak. Niettemin onderstreep ik zin na zin, niet met potlood, maar met balpen – een praktijk die mij vroeger de haren te berge zou hebben doen rijzen. Toen vond ik dat bladspiegels zuiver moesten blijven, of hooguit bekrabbeld mochten worden met een frêle potloodlijntje. Maar waarom zou een boek ongeschonden moeten blijven ?

Dat is het soort ongerijmdheid als na de huwelijksnacht het beddengoed buitenhangen om de maagdelijkheid van de bruid te bewijzen.

Soms zijn het kleine zinnen die ik aanstreep : ‘Even daarvoor was de wereld nog vol vrouwen, en nu alleen nog maar zij.’

Trefzekerder kun je dat niet zeggen ; het is herkenbaar voor eenieder die ooit kop over kloten in liefde viel en zijn bewustzijn zag vernauwen.

Soms zijn het langere passages, zoals die waarin de schrijver de sfeer van zijn jeugd weergeeft : ‘Het was een landschap dat hij zich als leeg herinnerde, alsof er nauwelijks andere mensen waren, een wereld die nadien verdwenen leek te zijn ; een schip, geluidloos gezonken aan de horizon.’

We denken graag dat we boeken lezen om met nieuwe inzichten te worden overweldigd. Dat is een misverstand. Het liefst lezen we wat we zelf al voelden en dachten, maar nooit zo exact in woorden wisten te vangen.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Is de belastingbrief ingevuld, dan blijken alle fopspenen als bij toverslag verschwunden

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content