Driekwart eeuw geleden kreeg Antwerpen er in één klap een moderne stadswijk bij. In de erfgoedgids Van sprookjestuin tot modelstad herontdekt u het hele verhaal.

Wereldtentoonstellingen behouden hun magische uitstraling, ook als de deuren al lang gesloten zijn. Hun grandeur prikkelt snel de verbeelding en de nostalgie. Expo ’58 spant natuurlijk de kroon, maar ons land heeft er vroeger nog enkele meegemaakt, onder meer in Antwerpen, Brussel, Gent en Luik. In Antwerpen was de wereld driemaal te gast : in 1885, 1894 en 1930. De twee eerste situeerden zich op het Zuid, de laatste in Wilrijk, tussen de Jan Van Rijswijcklaan, de vroegere Brialmontvesting en het spoor naar Mechelen. De Erfgoedgids gaat over deze laatste expositie en haar invloed op de genese van dit stadsdeel. Want de tentoonstellingen hadden een forse invloed op de omgeving. De eerste tentoonstellingen veroorzaakten een vastgoedsucces van het Zuid. Van de laatste expo bleven er weinig sporen bewaard, behalve de Christus-Koningkerk en de voormalige normaalschool in de Pestalozzistraat. De rest van de paleizen ging tegen de vlakte. Jammer, maar best begrijpelijk, want de meeste constructies hadden slechts een tijdelijk karakter. Veel gebouwen waren van vergankelijke materialen. Er werd nogal wat opgetrokken uit staff, een soort gipsplaat die gemakkelijk kon worden beschilderd. Op die manier werd er flink gegoocheld met valse natuursteen, baksteen en beton. Er stonden uiteraard een paar leuke en vooral interessante gebouwen. Zo was het pompeuze Britse paviljoen van niemand minder dan de beroemde sir Edwin Lutyens.

Ook Belgische steden en gemeenten waren er vertegenwoordigd. Zo trok Borgerhout een heel modern en druk bezocht paviljoen op ! En er waren modernistische pareltjes te zien, zoals het Finse paleis en het paviljoen van de Decoratieve Kunsten van de Antwerpse architect Léon Stynen.

Die laatste speelde ook na de tentoonstelling een belangrijke rol, toen de tentoonstellingswijk een residentieel stadskwartier werd. De gronden werden verkaveld voor laag- en hoogbouw. Grote infrastructuurwerken dienden het gebied verder te ontsluiten. Zo kwamen de grote lanen tot stand, zoals de Camille Huysmanslaan, de Vlaamse Kunstlaan en de Onafhankelijkheidslaan. Sommige architecten hoopten dat dit een moderne modelwijk zou worden, met een vrij homogene bebouwing en veel groen. Dat lukte gedeeltelijk. Zo bouwde bekende modernist Eduard Van Steenbergen in 1932 in de Volhardingstraat een hedendaags complex. Daartegenover liet Léon Stynen zijn eigen woning met atelier optrekken. Het moderne ensemble werd aangevuld door Geo Brosens en Huib Hoste. De eerste fase leek vrij uniform van karakter, maar na 1934 werden gronden tegen lagere prijzen verkocht en kreeg ook een meer modaal publiek een kans. De bouwvoorschriften versoepelden en de wijk kreeg een heterogener uitzicht. Maar veel moderne architecten bleven er actief. De Erfgoedgids leidt je langs die modernistische pareltjes uit het interbellum en enkele van na de oorlog. De blikvanger uit die tijd is ongetwijfeld de BP-building uit 1963 van Léon Stynen, die je van op de ring kunt bewonderen.

De erfgoedgids ‘Van sprookjestuin tot modelstad’ van Dirk Laureys en Serge Migom is een uitgave van het Antwerpense Provinciebestuur en kost 10 euro. In de boekhandel verkrijgbaar.

Piet Swimberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content