De sixties en seventies keken op naar pop-art, de punk-rage was een populaire herhaling van de arte povera en minimal art. Vandaag geldt : lelijk is mooi. Maar is die trend wel zo nieuw ?

Holthof & Ruyters

Waar komt de ?Nieuwe Lelijkheid? in de mode van vandaag vandaan ? Om te beginnen : die zogeheten lelijkheid is natuurlijk niet écht lelijk. De jongens en meisjes, mannen en vrouwen die dergelijke kleren dragen, gebruiken ze vooral als middel om zich af te zetten tegen het gevestigde modebeeld, of hanteren gewoon nieuwe normen van esthetiek die zij wél, en de anderen (nog) niet appreciëren. De ervaring van lelijkheid is immers, zoals alle ervaringen, subjectief en wordt gestuurd door onnoemelijk veel signalen in ons sociaal samenlevingsbestel : opvoeding, opleiding, media, kunst, omgeving en dies meer. Lelijkheid is vaak een voorbode van nieuwe schoonheid. Toen 20 jaar geleden de eerste punkers een veiligheidsspeld door hun neus, lip of oor duwden, konden ze niet weten dat het begrip piercen nu tot bij de braafste modebewuste burger is doorgedrongen.

Moderne kunst, en zeker beeldende kunst, is de eerste en grootste promotor van de lelijkheid. Mode, design en aanverwanten, volgen altijd de kunst en niet omgekeerd : pas als een kunststijl door een groep smaakmakers aanvaard wordt, kan hij gecommercialiseerd worden en bij een groter publiek geïntroduceerd. Een paar voorbeelden : in de jaren ’50, in volle Spoetnik-tijd, doken de abstracte motieven, die Picasso en Malevitch 30 jaar eerder schilderden, op in de vormgeving van massagoederen. De sixties en seventies keken op hun beurt naar de pop-art, die op de kunstscène zelf toen al uitgewoed was. De hele punk-rage was in haar zucht naar back to basics een populaire herhaling van de artistieke fluxus-happenings, de arte povera en de minimal art. En de cocktail-retro, met zijn easy listening tunes en olifantenpijpen, werd 10 jaar eerder al ingezet door onder meer de Amerikaanse kunstenaar Jeff Koons : hij maakte niet alleen narcistische, levensgrote beelden van zichzelf en La Cicciolina in de meest bizarre neukstandjes, maar ook kitscherige keramieken van een koppel poedeltjes, van een roze varkentje of een wansmakelijke ruiker bloemen. Dergelijke keramiekjes vind je nu overal in designwinkels of ketens van binnenhuisinrichting, tegen woekerprijzen.

Lelijkheid is altijd al een, of misschien wel hét kenmerk van de moderne kunst geweest. De eerste moderne schilder, Francisco Goya, schrikte er 200 jaar geleden niet voor terug om de letterlijk gedegenereerde Spaanse koninklijke familie in al haar lelijkheid en misvorming te tonen. Schoonheid was een eigenschap die de kunst in het begin van de 19de eeuw achter zich liet, ten voordele van een andere esthetische categorie : het sublieme. Een essentieel element van een ?subliem werk?, is dat het ook angst en afkeer inboezemt. Iets kan dus zonder probleem ?subliem lelijk? zijn.

Lelijk was ook wat de eerste kunstcritici vonden van de nu zo mooie en populaire impressionistische schilderijen van Claude Monet en Co., van de Demoiselles d’Avignon die Picasso zelfs jarenlang verborgen hield, van het gesigneerde urinoir van Marcel Duchamp. De moderne kunst koesterde de lelijkheid, probeerde ze ?subliem? te maken als protest tegen al het fraaie en esthetische van de brave burgerlijke kunstambachten. De niet zo brave burger sloeg één keer hard terug, met name met de tentoonstelling Entartete Kunst die in 1937 door ene Adolf Hitler in München geopend werd. Daar stond alles verenigd : expressionisme, Neue Sachlichkeit, dada en andere moderne kunst, al wat lelijk, ja ziek en ontaard was in de ogen van niet alleen de nazi’s, maar ook van de overgrote meerderheid der burgers.

Na de tweede wereldoorlog kwam de hedendaagse kunst op de proppen, en het werd er niet mooier op. Velen waren geschokt door de drip paintings van Jackson Pollock die de verf gewoon rechtstreeks uit de potten op het doek liet druipen. Of de monsters die Francis Bacon schilderde (nu te zien in een grootse expositie in het Parijse Centre Pompidou) : Bacon vertelde dat hij niet graag portretten van bekenden maakte, omdat niemand tevreden was met de manier waarop hij het monsterlijke in elk van hen bovenhaalde. Sinds de jaren ’60 wordt elke vorm van kunst die ?mooi? of ?esthetisch? is, gewoon naar de prullenmand verwezen : Marcel Broodthaers vond dat je de Belgische eigenheid het best kon uitdrukken via mosselschelpen ; Joseph Beuys gebruikte vet en vilt als materiaal en kroop met een coyote een paar dagen in een kooi in een New Yorkse galerie, omdat hij dat beest in essentie mooier en eerlijker vond dan de hele menselijke samenleving ; in Wenen opereerden kunstenaars die met bloed en drek werkten, enzovoorts. Zij waren de pioniers van wat zovele burgers vandaag de dag doen : de schouders ophalen voor al wat als done en not done genormeerd wordt, en die lekker hun eigen zin doen, in fluo-joggingpak, met Dana Winner-muziek in de earphones en de wijsvinger op de remote control.

Wie nu, aan de hand van wat er zich beweegt in de kunst, kan voorspellen wat de nieuwe trend wordt, is een media-goeroe : hij of zij zal bepalen wat we binnen 10 jaar dragen, hoe we eten en of behangselpapier opnieuw in de mode komt. Alleen zal het dit keer niet eenvoudig zijn : de jonge kunstenaars van nu hebben maar één ding gemeen, met name dat ze het grote media-circus ontvluchten en met de rest van de wereld niks te maken willen hebben. See you in pyjama ?

Jackson Pollock schokte de goegemeente met zijn drip paintings.

Jeff Koons met zijn pornoster La Cicciolina : kitsch verheven tot kunst.

Punk : na 20 jaar is zelfs het begrip piercen doorgedrongen tot bij de modebewuste burger.

Lelijkheid is vaak voorbode van nieuwe schoonheid. Ook Picasso’s werk werd aanvankelijk als schokkend ervaren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content