Le Touquet, een van de elegantste badsteden

van Frankrijk, verdient nog nauwelijks de naam Paris-Plage. De bulldozers kwamen, de flatgebouwen volgden. Maar er staat nog redelijk wat overeind in wat ooit “le Jardin de la Manche” werd genoemd.

JESSE BROUNS

Je weet niet waar je bent. In het station staat alles in twee talen genoteerd : way out precies onder sortie, sierlijke blauwe letters waaraan sinds de jaren dertig niet werd geraakt. De flatgebouwen op de zeedijk, vier kilometer verder, lijken van een Spaanse costa overgeplant. Het is alsof de zee uit De Panne werd ingevoerd. Het stadhuis doet Brits aan, maar het casino, de markthal en het postkantoor vertonen onmiskenbaar Normandische trekken. En als je alleen het voor de helft in het strand weggezakte zwembad in beschouwing neemt, kan je moeilijk anders dan besluiten : Polen, anno de jaren zeventig.

Het waait in Le Touquet. De lucht ziet grijs, de zee ook. Zo hoort het aan de Côte d’Opale, de buur, bijna, van de Belgische kust. Le Touquet vervult het hele jaar door zijn rol als Paris-Plage. Het staat op grote, groene borden als je door het bos de stad binnenrijdt : Station des 4 Saisons. De nummerplaten van de auto’s verraden dat de meeste bezoekers uit Lille en Roubaix komen, uit België en uit Groot-Brittanië.

Als je ergens tussen Le Touquet en Stella-Plage de duinen beklimt, dan zie je met een beetje geluk alleen bomen, zand en zee. In het achterland staat een vuurtoren. Big Ben in miniatuur, lijkt het. De kanaaltunnel ligt vlakbij.

Paris-Plage rees uit het zand tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw. Voordien was Le Touquet de toendra, Franse versie, met een uitgestrekt strand en honderden meters duinen, begrensd door een strook woud. Er leefden toen alleen konijnen, die in het weinige groen hun tanden zetten. Het was een maagdelijk landschap waar nauwelijks mensen kwamen, dor en van wind vergeven.

De strook land aan de monding van de rivier La Canche werd in 1837 het eigendom van een notaris uit Parijs. Alphonse-Jean-Baptiste Daloz, die genoeg had verdiend om niet langer te hoeven werken, was vastberaden zijn verdere leven in de natuur door te brengen. Hij begon een modelboerderij, wat gezien het nauwelijks kultiveerbare land van Le Touquet een hele klus was. Toen de stallen, de woning en een stokerij er eenmaal stonden, bleek dat er voor de runderen onvoldoende gras was en dat het koren maar niet uit de grond wilde schieten. De boerderij werd opgedoekt in 1855.

In de plaats ervan kwam een kasteel, Château Daloz. De kasteelheer liet pijnbomen en duinhelm planten om zijn land tegen de wind te beschermen.

Hippolyte de Villemessant, een vriend van Daloz, had een paar jaar later het goede idee om van Le Touquet een badplaats te maken. Boulogne-sur-Mer, dat zo’n vijftien kilometer noordwaarts ligt, werd op dat ogenblik al redelijk druk bezocht en in steden als Deauville, Biarritz, Arcachon en Monte Carlo streek de beau-monde al langer neer. Bovendien was er kort tevoren een spoorlijn getrokken tussen Parijs en Boulogne. Die kwam door Etaples, amper vier kilometer landinwaarts van Le Touquet. Het was De Villemessant, direkteur van de krant Le Figaro, die de naam Paris-Plage bedacht. De hoofdstad, redeneerde hij, zou binnenkort zijn eigen strand krijgen. Maar de man zou zijn ideeën nooit uitgevoerd zien worden. Hij stierf in 1879.

Paris-Plage heeft smalle straten. De rue Saint-Jean, slagader van de badstad, is nauwelijks tien meter breed, een onooglijk strookje beton. Het voordeel van smalle straten is dat ze bescherming bieden tegen de wind. Daloz kon geen dames met extravagante hoeden verwachten als die hoeden voortdurend van hun hoofd zouden worden gerukt. De bouwreglementen waren van in het begin biezonder strikt. Hospitalen, bejaardentehuizen en fabrieken met meer dan drie arbeiders werden verboden. Zo werd vermeden dat Paris-Plage op het nabije Berck ging lijken, bevolkt met teringlijders en gehandicapten. Toen Daloz overleed, in 1885, kwamen er nauwelijks Parisiens op Paris-Plage. De zaken werden overgenomen door zijn schoondochter. Een jaar later verscheen voor het eerst het tijdschrift Paris-Plage, dat zich het orgaan noemde van de riviera die het dichtst bij de hoofdstad ligt. Het blad van de jonge journalist Ernest Legendre werd het belangrijkste promotiemiddel voor de jonge badplaats. Het werd verspreid in stations, hotels, casino’s, zowel in Frankrijk als in het buitenland. Dankzij Legendre voerden de spoorwegen een halte in ter hoogte van Etaples. Door zijn toedoen werd er een tramlijn ingelegd tussen het station en het strand. Hij bedacht de pijp Paris-Plage, de pastilles Paris-Plage, het water Paris-Plage en (in samenwerking met het warenhuis Au Printemps) de badpakken Paris-Plage. Legendre nodigde ook beroemdheden uit, over wiens bezoek uitgebreid werd bericht in zijn blad.

De geschiedenis nam een nieuwe wending in 1894. Toen streek de zakenman Sir John Robinson Whitley neer in Le Touquet. Hij bracht de Britse noot aan, zag als eerste in dat Le Touquet dichter bij Londen ligt dan bij Parijs of Brussel. Whitley bedacht een enorm vastgoedprojekt dat de Britse toeristen naar de Opaalkust moest lokken. Mayville zou een autonome badstad worden én een konkurrent voor Le Touquet. Op de plannen waren hotels voorzien, een casino, een meer, een zoo, een biblioteek, een nieuw treinstation en allerlei typisch Britse sportfaciliteiten (paardenrennen, polo, tennis, cricket, velodroom). Mayville zou wel tien keer zo groot worden als Paris-Plage, de droom van Daloz herleid tot een onbetekenend vlekje op de landkaart, een anekdote bijna. Zou, want Mayville kwam er nooit. “Paris-Plage en danger ! ” blokletterde Ernest Legendre in zijn tijdschrift, “urgence absolue”. De grofste anti-Britse clichés werden boven gehaald om Whitley tegen te werken. Vooral het treinstation werd geviseerd. Als er een lijn tussen Etaples en Mayville werd aangelegd, stelde Legendre, dan zou niemand nog de moeite doen om helemaal tot Paris-Plage te komen.

Le Touquet Paris-Plage telde op dat ogenblik een kerk, drie hotels, en 350 inwoners, die zonder uitzondering de petitie tekenden tegen het projekt. Toen de bevoegde instanties weigerden de nieuwe treinlijn aan te leggen, werd Mayville afgevoerd. Whitley gaf niet op. Hij investeerde vanaf toen in Paris-Plage en zette tijdens de volgende jaren het residentiële gedeelte ervan naar zijn hand.

John Whitley bedacht Le Forêt, geen echt woud, wel een dicht beboste villawijk met allure. Van het oude, aan zijn lot overgelaten Château Daloz maakte hij een hotel. In 1904 liet hij een golfterrein aanleggen. Het werd officieel geopend door de Britse eerste minister, Balfour. In 1913 volgde een poloterrein. Het kasteel ging een paar jaar later tegen de grond. In de plaats kwam een casino, waar de Britten zonder schroom konden komen gokken.

Le Touquet, verklaarde een Brits auteur, was een stukje Engelse kust dat door Frankrijk was geannexeerd. Zowat alles herinnerde de Britten aan hun eigen land het tedere groen van de grasperken, het grijs van de lucht, de koppige zee. Tijden de Eerste Wereldoorlog leek de badstad helemaal een Britse kolonie. Het casino werd gebruikt als ziekenhuis voor Britse soldaten, op het strand landden Britse vliegtuigen, de villa’s naast het golfterrein werden gehuurd door Britse officieren, en het stadspark werd getransformeerd tot aardappelveld voor Britse konsumptie.

In 1929 werd op het strand een zwembad gebouwd, destijds door de critici beschreven als het mooiste van Europa. Het had driehonderd kabines, een tribune met 1800 plaatsen, een bassin van 66 meter op vijfentwintig. De frivole vorm ervan, een afgeronde vijfhoek, sloot de organizatie van officiële wedstrijden uit. Dus werd naar andere evenementen uitgekeken om de tribune toch gevuld te krijgen, zoals defilés van badpakken en demonstraties kunstzwemmen. De toren, een ensemble van twee Moors aandoende torentjes, een wipplank en een betonnen boog, was een van de opvallendste konstrukties van de badstad. Vanuit de rue Saint-Jean konden toeristen er de zonsondergang door bewonderen.

Alle belangrijke gebouwen van Paris-Plage dateren van de jaren twintig of dertig : de hippodroom, en de luchthaven, het postkantoor, het stadhuis. Oorspronkelijk huisde de mairie in een gewone villa. Maar toen Le Touquet op de drempel van zijn vijftigste verjaardag stond, besloot het stadsbestuur zichzelf een gebouw cadeau te doen dat de sjieke villa’s in praalzucht overtrof. Dus rees in 1931 een Vlaams aandoend belfort uit de grond, met ernaast een enorme parliament hall van gewapend beton die zich qua bouwstijl ergens tussen tudor en neorenaissance bevond. Alsof de IJzer en de Thames tot in de Canche waren gemeanderd. Het was een redelijk duur stadhuis, maar de inkomsten van het casino (op gelijke hoogte met de gokpaleizen van Biarritz en Deauville) hadden van Le Touquet een welvarende stad gemaakt. Dat blijkt ook uit het marktgebouw, een halve cirkel Picardisch modernisme met bogen, een puntdak, en crèmekleurige tegels. Door het midden van de halve cirkel loopt de rue Jean-Monnet, die aan de ene kant uitgeeft op het stadspark, aan de andere kant op de zee.

Terwijl Le Touquet eleganter werd, steeg ook het gehalte aan voorname, vooral Britse bezoekers. De Prince van Wales kwam regelmatig op bezoek, en in zijn zog een hele reeks aristokraten en edellieden. Sir Selfridge, Barones Rotschild, de Duke of Westminster, maar ook de Dolly Sisters en Cecil Beaton. De hotels waarin de Britten verbleven, lagen aan de andere kant van het centrum, links en rechts van de avenue du Verger, klein-formaat Champs-Elysée. Hôtel Hermitage, tegenover het casino, was het eerste echte palace van Paris-Plage. Architekt Auguste Bluysen bouwde in 1924 het hotel Westminster, eigendom van de Belgische onderneming Monnoyer, met 250 kamers, ruime salons, bars en receptie. Het perron voor het hotel werd voor m’as-tu-vu-types de meest gegeerde strook beton van de Côte d’Opale. Aan de overkant van de straat werd in 1927 een rijtje luxewinkels opgetrokken met witte art-deco-ornamenten die van Miami Beach lijken geleend. “De invloed van het modernisme is hier zeer reëel, ” zei architekt Louis Quételart (zie kaderstuk). “Maar in plaats van ons eraan te onderwerpen, hebben we het modernisme aan ons ondergeschikt gemaakt. Het heeft onze architektuur nieuw bloed gegeven zonder de struktuur ervan te veranderen. “

Het meest bombastische gebouw van Le Touquet was het hotel Royal Picardy, waarmee de stad in 1929 naast het mooiste zwembad ook het mooiste hotel ter wereld kreeg. Genoemd naar een regiment van Louis XIV werd het in acht maanden tijd gebouwd door een bataljon van meer dan duizend arbeiders. Het hotel was negen verdiepingen hoog, had 500 kamers, 120 salons en boudoirs, een turnzaal, een hammam en een zwembad. De architekten Louis Debrouwer en Pierre Drobecq, die ook het stadhuis ontwierpen, verwerkten er de meest uiteenlopende stijlen in, meer nog dan ze gewoon waren te doen : Britse gotiek, Vlaamse en Normandische trekken, echo’s van de vijftiende eeuw, kerk- en kasteelarchitektuur. Het stervormige gebouw, pochten de eigenaars, was alleen vanuit de lucht volledig te zien. De struktuur van gewapend beton zat verborgen onder een laagje dure steen, vervaardigd door een bedrijf dat in kerken was gespecializeerd. Een jaar na de opening ging het hotel Royal Picardy failliet, slachtoffer van de recessie.

Tussen het midden van de jaren dertig en het einde van de jaren zestig stond de tijd stil in Le Touquet. De Tweede Wereldoorlog richtte nogal wat schade aan, maar het bouwkundig erfgoed bleef grotendeels gespaard. Hôtel Royal Picardy werd in 1949 heropend. Van de 500 kamers bleven er 60 over. In 1967 werden het terrein en de resten van het gebouw opgekocht door het stadsbestuur. Drie jaar later bestond het hotel alleen nog op foto’s. Er staat nu een gigantische hotelschool, perfekt decor voor spionagefilms die zich afspelen tijdens de Koude Oorlog.

Hôtel Hermitage ontsnapte aan de sloophamers, maar werd getransformeerd tot appartementsgebouw. Alleen het imposante Hôtel Westminster is nog een ouderwets luxehotel.

Van het oorspronkelijke front-de-mer blijft nauwelijks iets over. De meeste villa’s werden afgebroken en vervangen door flatgebouwen in Spaanse stijl. Binnen een jaar of tien zullen die misschien charmant lijken. Het zwembad werd na de Tweede Wereldoorlog vakkundig gerenoveerd door Louis Quételart. In de jaren tachtig moest het plaats maken voor een onding dat de naam Aqualud draagt, een tropisch zwemparadijs die naam niet waardig, een scheve bunker van glas en roestend ijzer die er nu al volkomen afgeleefd uitziet. Het was de bedoeling dat het centrum het hele jaar zou openblijven, maar deze winter blijft Aqualud dicht, tot februari. Vanuit het cafetaria, dat wel openblijft, zie je een leeg bassin, plastieken strandstoelen en namaak-palmbomen. De wiptoren van Quételart bleef bewaard, net als de balustrades en trappen die toegang verlenen tot het strand.

Le Touquet blijft ondanks alles een elegante badstad, de parel van de Côte Opale. De flatgebouwen houden beter nog dan de oude villa’s de wind tegen, zodat de stad ook ’s winters bewandelbaar blijft. Toeristen drukken zoals vroeger hun neuzen tegen de etalage van de legendarische, schandelijk dure chocolatier Le Chat Bleu. De vissoep van Pérard l’une des deux ou trois meilleures de France, schreeuwen de ouderwetse bokalen smaakt meer als het koud is, en het strand zal waarschijnlijk wel altijd tot de mooiste van Frankrijk blijven behoren. Met of zonder zonlicht.

Als je half je ogen sluit, lijkt het door de spleten soms opnieuw 1935. De oude Cinéma Normandy staat er nog (hij heet nu Select, maar aan de gevel werd bijna niets veranderd), plus de antieke tenniscourts, het postgebouw, de oude hippodroom, etcetera. Op de zeedijk zit tussen twee flatgebouwen een prachtige oude villa gekneld, geteisterd door wind, regen en vandalen. De voordeur staat op een kier, de vensters ook. Pas als je er binnenstapt, besef je hoe Le Touquet was, is, en worden zal.

De foto’s bij dit artikel komen uit het boek “Le Touquet Paris-Plage : la Côte d’Opale des années trente” van Richard Klein. Het is een onmisbare handleiding in Quételartisme en Paris-Plagiana. (Editions Norma/Institut Français d’Architecture, 295 Franse frank, ruim verspreid in Le Touquet)

Het strand en een stukje van wat er van het zwembad rest.

Een villa van architekt Louis Quételart op de avenue de l’Atlantique.

Villa Nirvana, avenue du Château, getekend door Albert Poutier in 1910.

Boven : de hippodroom dateert van 1925. Links : een affiche van de spoorwegen met een caddy, het symbool van Le Touquet.

Villa Cipry, rue du Sémaphore, van architekt Horace Pouillet uit 1927.

De oude Cinéma Normandy heet vandaag Select, maar aan de gevel werd bijna niets veranderd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content