Onze belangrijkste designer-architect, Henry Van de Velde, overleed een halve eeuw geleden. We wandelen langs de mijlpalen die hij heeft uitgezet in België, waar hij zijn carrière begon en eindigde.

Wie de ontstaansperiode van de moderne architectuur een onduidelijk kluwen van stijlen vindt, heeft aan het parcours van de Belgische designer-architect Henry Van de Velde (Antwerpen 1863 – Zurich 1957) een voortreffelijke gids. Wij maken een tochtje langs gebouwen van zijn hand, die de stap van art nouveau naar modernisme perfect illustreren.

Zoals Lieven Daenens, conservator van het Gentse Designmusem, signaleert, is Henry Van de Velde nog beroemder in het buitenland dan bij ons. In Duitsland, waar hij enkele meesterwerken ontwierp, wordt hij op handen gedragen. Daar zijn ook veel van zijn meesterwerken te zien. Maar zijn loopbaan startte eind negentiende eeuw in Brussel, dat toen een toonaangevend cultureel centrum was.

Van de Velde begon als neo-impressionistisch schilder, was lid van de progressieve kunstkring Les Vingt, en geraakte al snel onder de invloed van de non-conformistische Britse Arts & Craftsbeweging. Deze socialistisch getinte stroming propageerde een renaissance van de middeleeuwse ambachtskunst en is een beetje te vergelijken met de Flower Powerbeweging, die eveneens reageerde tegen overconsumptie en die als eerste art nouveau heeft geherwaardeerd. Van de Velde had een hekel aan pompeuze neostijlen en ontwierp voor zichzelf in 1895 een woning in Arts & Craftsstijl, de Villa Bloemenwerf (Vanderaeylaan 102, Ukkel). Deze eerste mijlpaal is niet te bezoeken, maar je kunt de gevel wel bewonderen. Het gebouw is nog niet ‘modern’, het lijkt op een Anglo-Normandische villa uit het interbellum. Maar Van de Velde, die geen architect was van opleiding, kreeg toen wel de smaak van de bouwkunst te pakken en stopte met schilderen. Hij legde zich ook toe op zijn tweede liefde, de toegepaste kunst, en tekende onder meer serviesgoed, edelsmeedwerk, bestekken, tapijten, stoffen, kleding… De jonge dertiger ontwierp ook tientallen interieurs in België, Nederland en Duitsland. Veel daarvan ging verloren, maar bij ons bleef toch iets van zijn werk bewaard. Zo onder meer het Frédéric de Merodemonument uit 1898 op het Martelarenplein, en het pas enkele jaren geleden ontdekte interieur van Villa Les Zéphyrs in Westende (Henry Jasparlaan 173). Dit charmante huis uit 1910 herbergt een ouder interieur van rond 1898, afkomstig uit een gesloopt pand, waarvan de schouw en de lambrisering van Van de Velde zijn. Ook de rest van dit huismuseum (nu dienst van toerisme) is een bezoek meer dan waard.

Liefde voor artisanale kunsttechnieken

Vanaf 1900 werkte Van de Velde voornamelijk in Duitsland. In 1901 verhuisde hij naar Berlijn waar hij talrijke interieurs tekende. Een jaar later zat hij in Weimar als adviseur van groothertog Wilhelm Ernst. Hij reorganiseerde er onder meer de Kunstgewerbeschule die later door Walter Gropius, zijn opvolger, tot het vermaarde Bauhaus werd herdoopt. Hij koesterde een enorme waardering voor artisanale kunsttechnieken en voelde toen minder voor industrieel design. In 1907 richtte hij met anderen de Deutscher Werkbund op, die hij om voormelde reden weer verliet in 1914. In die tijd oefende hij veel invloed uit door zijn vele publicaties. Tijdens de oorlog was de socialist Van de Velde niet langer welkom in Duitsland. Hij trok naar Zwitserland en kwam in 1921 in Nederland terecht, waar hij werkte voor het echtpaar Kröller-Müller. Hun museum in Otterlo blijft een van zijn meesterwerken.

In 1925 keerde hij terug naar België om er aan de slag te gaan als regeringsadviseur voor belangrijke bouwwerken en als professor aan de Gentse universiteit, waarvoor hij de beroemde boekentoren en het Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde ontwierp (Rozierstraat). Tussen 25 en 35 was hij ook verbonden aan de kunstschool Ter Kameren in Brussel, waar hij architectuur en kunstnijverheid doceerde. Uit die periode dateren heel wat woningen in Brussel, zoals zijn eigen huis uit 1927 (Albert I-laan 1 in Tervuren), dat uiteraard al een voorbeeld is van de moderne architectuur, met platte daken en brede, metalen bandramen. In tegenstelling tot veel modernisten bleef hij zweren bij bakstenen muren en afgeronde hoeken. Uit hetzelfde jaar stamt ook de Brusselse woning Cohen (Franklin Rooseveltlaan 60).

De woning Wolfers (A. Renardstraat 60 in Elsene) uit 1930 is ongetwijfeld een van zijn belangrijkste creaties. Dit imposante bouwsel met een soort donjontoren oogt robuust én elegant. Een jaar later realiseerde hij voor de families Colman-Saverijs een dubbelwoning, Noordhinder-Westhinder, op de dijk in Knokke (Zeedijk 821). De ronde hoeken verwijzen naar de pakketbootstijl. Het interieur, niet te bezoeken, is vrij goed bewaard en werd uitgevoerd door de Kunstwerkstede Decoene uit Kortrijk. De polykliniek Martens in Astene (Emile Clauslaan 120) is mooier en moderner van stijl. De bakstenen gevels zijn nog een knipoog naar de Arts & Craftstraditie. De woning Grégoire-Lagasse (Dieweg 292, Ukkel) uit 1933, is meer hedendaags en verwant aan de woonmachines van Le Corbusier. Ook de Technische School in Leuven (Dieststraat), gerealiseerd tussen 1936 en 1942 en nu Stadsbibliotheek en Archief, is een van zijn belangrijke creaties. Het betreft een betonstructuur, aan de buitenzijde bekleed met terracotta tegels.

Uiteraard zijn er nog meer gebouwen van Van de Velde bewaard in ons land, zoals de kern van het Universitair Ziekenhuis in Gent. Er zijn ook enkele monumenten, zoals dat van Peter Benoit in het Antwerpse Harmoniepark en van Georges Eekhoud op het Mac Leodplein (Antwerpen). Wie zich nog meer wil verdiepen in het oeuvre van deze bouwmeester raden we een reis naar Nederland en Duitsland aan. Veel informatie vindt u op internet (onder meer via www.kunstbus.nl). Ook de site www.henry-van-de-velde.com is uitgebreid en schenkt onder meer aandacht aan de firma Adelta, die enkele replica’s van zijn meubels op de markt brengt.

Door Piet Swimberghe – Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content