Het zou geen gezellig uitje worden en de Eiffeltoren zou ik in het beste geval al schrijvend vanachter mijn hotelraam zien : ik was door ervaringsdeskundigen voorbereid op de chaos van mijn eerste modeweek, afgelopen september in Parijs. En toch was ik bij aankomst in het hotel meteen gecharmeerd door de bijna honderd aan mij geadresseerde enveloppen op mijn hoofdkussen. Het was door die te openen dat de hectiek op gang kwam. Ik leerde al snel dat een show gemiddeld een uur te laat begint, ontmoette rasechte fashionista’s, belandde al eens op plaatsen waar mijn aanwezigheid niet bedoeld was en zag dat Afrika een zomertrend zou worden die verder ging dan luipaardmotieven. Er werd geapplaudisseerd en afgekeurd, gespeculeerd over inspiratiebronnen, en de veelheid aan trends en spektakel leerde dat de mode zichzelf relativeerde.

Terug thuis moest ik verslag uitbrengen aan mijn Italiaanse huisgenote, die beweert een zesde zintuig te hebben voor aankomende modetrends. Dat zou weleens kunnen. Haar verre tantes zijn de sorelle Fontana : de drie Fontanazussen die het oudste modeatelier van Rome oprichtten en in de jaren vijftig en zestig de Italiaanse aristocratie en Hollywooddames als Audrey Hepburn en Marylin Monroe mochten kleden. Het verhaal van de drie zussen, van wie er nog eentje leeft, is een sprookje en terwijl ik luisterde naar de voorspellingen van mijn huisgenote voor de zomermode (geen Schotse ruitjes meer, monokleurvlakken, enkellange jurken : ze zit er niet naast) besefte ik dat het die sprookjesfunctie is die mode aantrekkelijk maakt. Goede modeontwerpers doen, net als straffe muzikanten en getalenteerde schrijvers, wegdromen en goesting krijgen. Ze inspireren. Hun levensvisie en creativiteit zijn intrigerend. In hun ontwerpen kunnen we verschillende rollen neerzetten : wat zij maken geeft ons, voor we de deur uitgaan, het vertrouwen dat we ‘het’ in deze kledij wel voor elkaar zullen krijgen.

Het vraagt een stukje inspanning en een goed oog om kleren juist te dragen. Maar dat is deel van het spel. Pashokjes zouden optimaal benut moeten worden om te experimenteren, ondanks de minidrama’s die er zich soms afspelen. Schrijver Dirk Lauwaert, die we verder in dit nummer nog citeren, weet deze in zijn essays vaak raak te omschrijven. Hoe we té vaak denken dat iets ‘niets voor mij is’ maar wel ‘mooi bij anderen’.

Weer tijd voor de sprookjeskant dus. Zeker nu ook de modewereld in deze crisistijd onder vuur ligt, is die misschien belangrijker dan ooit. Niemand zal ontkennen dat mode voor een deel frivool is en met commercie te maken heeft. Tegelijk zijn goede ontwerpers ook verhaaltjesvertellers, die au sérieux worden genomen voor de toegepaste kunst die ze creëren. Die klerenmakers zijn ook filosofen, sociologen, economen, doorzetters. En als ze dat allemaal niet waren, zat u dit in uw blootje te lezen.

Elke Lahousse – Moderedacteur

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content