de specialist
Observeren en klasseren zitten hem in het bloed. Philippe de Spoelberch begon als student al met de eerste aanplantingen op Herkenrode en geniet inmiddels wereldfaam als dendroloog.
Eén kwaliteit wil Philippe de Spoelberch zichzelf wel toedichten: organisatietalent. Dat komt hem goed van pas, omdat hij – naar eigen zeggen – zo’n slecht geheugen heeft. Bij Interbrew, waar hij een van de actiefste bestuurders van de familie is, staat hij bekend om zijn efficiëntie en zijn talent om keuzes te maken. Hij kiest voor dingen waarvan hij houdt en probeert wat hij aanpakt zo perfect mogelijk te doen. Liever dan over zichzelf praat deze veelzijdige man over wat hem ter harte gaat, zoals de vereniging Open Tuinen. “Want kwaliteitsvolle tuinen moeten voor het grote publiek worden opengesteld”, meent hij. Wie ooit Herkenrode heeft bezocht, weet dat het domein dat hij zelf heeft aangeplant, een parel van een tuin is. In een recent artikel voor de dienst van de openbare parken in Brussel, vat Philippe de Spoelbergh het werk van drie decennia samen in enkele veelzeggende cijfers: “Tussen 1966 en 1997 heb ik 10.800 bomen en struiken aangeplant. 2700 daarvan zijn dood. De 8100 overlevende behoren tot 3555 verschillende taxa (taxon verwijst naar de classificatie-eenheid, zowel van families, geslachten als soorten). De inventaris omvat verscheidene gespecialiseerde verzamelingen van planten voor zure grond: 1770 Rhododendrons (825 taxa), 815 Magnolia’s (302 taxa), 508 Acers (260 taxa), 289 Ilex (196 taxa), 122 Betula’s (57 taxa) en 65 Stuartia’s (15 taxa).” De Stuartia’s alleen al illustreren het eclectische karakter van deze verzameling, die is toegespitst op een klein botanisch geslacht van de familie van de Theaceae, waarvan 9 wilde soorten in de flora worden vermeld.
De aanpak van Philippe de Spoelberch kan velen tot inspiratie dienen. Hij begon namelijk met zijn eerste aanplantingen tijdens zijn kandidaatsjaren landbouwingenieur (nodig om het diploma scheikundig ingenieur landbouw- en voedingsindustrie te behalen). Die eerstelingen waren een haagbeuk en een beuk. “Ik wou eindelijk eens duidelijk het verschil zien tussen hun bladeren. Ik had ook genoeg van de schampere opmerkingen van mijn vader wanneer ik Epicea en Douglas door elkaar haalde.”
Toen hij zich in 1966, nog tijdens zijn studies, in Herkenrode vestigde, begon hij met de aanleg van een klein eilandje van rozelaars in het uitgestrekte gazon, dichtbij het huis. Hij herinnert zich ook dat hij in een tuincentrum een Rhododendron ‘Pink Pearl‘ in de knop had gekocht “die prachtig bloeide en daarna heel snel doodging!” Philippe haalde (en haalt) in de eerste plaats zijn kennis uit nooit aflatende observatie. Vrij snel kreeg zijn interesse voor planten meer structuur. Hij liet geen gelegenheid voorbijgaan om zijn wetenschap te verrijken. Wanneer hij eind jaren ’60 in Columbia (NY) verblijft om er zijn MBA te behalen, bezoekt hij verschillende Amerikaanse botanische tuinen, waaronder een van de meest prestigieuze: het Arnold Arboretum. Op het terras van zijn appartement maakt hij van houten kisten zaadbakken voor alle zaadjes die hij in de herfst heeft verzameld. Ook in zijn beroepsleven maakt hij gebruik van de kansen die zich aandienen, onder meer om de Engelse tuinen te bezoeken. “In de exportafdeling van Stella Artois was ik belast met de nieuwe ontwikkelingen en daar was ook de Engelse markt bij. Vaak bleef ik er na een vergadering nog een weekend rondhangen. Ik herinner mij mijn eerste grote bestelling, in de kwekerij van Hillier (Hampshire) in 1973. Maar voor 1979 is op Herkenrode eigenlijk niets ophefmakends ondernomen. Dat jaar heb ik wel aan Jacques Wirtz gevraagd om aan de oostkant van de tuin een paar formele perken aan te leggen.”
En vanaf dan begint het grote werk. Een deel van het bos wordt gerooid om er beetje bij beetje de duizenden planten van de verzameling een plaats te geven. 2100 gecatalogeerde planten die Philippe zelf heeft gekweekt: uit stekken die hij in de loop der jaren heeft verzameld in botanische tuinen en in de natuur; of die hij heeft verkregen uit zaad van ruillijsten, of de magnolia’s die hij zelf op Herkenrode heeft gekruist.
Al heel vroeg wordt Philippe de Spoelberch lid van de International Dendrology Society (IDS), de belangrijkste vereniging ter wereld van boomspecialisten en -liefhebbers. Mettertijd groeit zijn belangstelling voor het natuurlijke milieu van zijn lievelingssoorten, magnolia en rododendron: Nepal, Bhutan, China (meer bepaald Yunnan en Sichuan) en de zuidelijke Appalachen op het Amerikaanse continent. De man die van zichzelf zegt dat hij nooit een groot sportieveling is geweest, breekt echter beide knieën bij het deltavliegen. Daardoor kan hij niet langer reizen maken die zware wandelingen inhouden, zeker niet op grote hoogte waar zich de mooiste natuurlijke bossen bevinden.
In de verenigingen waarvan hij lid is, valt Philippe de Spoelberch al snel op door zijn organisatietalent. De IDS vertrouwt hem dan ook de volledige organisatie toe van enkele congressen, waaronder een in Cambridge over magnolia’s. Aan de hand van de teksten van alle sprekers wil hij een boek publiceren, waarvan hij nu al weet dat het bijzonder mooi zal worden. Boeken zijn immers nog zo’n stokpaardje van Philippe de Spoelberch. Sommige uitgaven heeft hij zelf mee gefinancierd, waaronder “De dendrologische inventaris van de bomen van België”: een lijst met opmerkelijke bomen die voor het laatst was bijgewerkt door Jean Chalon in 1910. Het boek van meer dan 500 bladzijden verscheen in 1992 en Philippe de Spoelberch gebruikte daarin het elektronisch coderingsprogramma dat hij voor Herkenrode op punt heeft gesteld. Het werd een overweldigend succes: de oplage van 3500 exemplaren is uitgeput en dat is niet niks voor een gespecialiseerd werk.
Inmiddels is Philippe de Spoelberch niet langer actief in de IDS, maar hij houdt zich nog wel bezig met enkele centra dichter bij huis, waaronder het Arboretum van Kalmthout – wellicht omdat de ontmoeting met Robert en Jelena De Belder in 1968 van zo’n grote betekenis was voor de verdere evolutie van zijn passie. Hij blijft ook lid van de American Magnolia Society en steekt één keer per jaar de plas over om een van de drie jaarlijkse bestuursraden bij te wonen. In Engeland is hij een veelgevraagd man, “omdat ze daar houden van mijn efficiency, en omdat mijn titel van graaf in dat land nog tot de verbeelding spreekt!”
Naast zijn drukke professionele en persoonlijke bezigheden, wijdt hij zich hoofdzakelijk aan twee van zijn meest geliefde thema’s: plantensystematiek en het beheer van zijn tuin en het arboretum van 15 hectaren dat hij ooit wil openstellen voor het publiek. Klasseren zit hem in het bloed en in dat verband denkt hij met bewondering terug aan de lessen botanica van professor Mullenders, een van de vaders van de huidige “Flora van België”. Zijn geliefkoosde botanische literatuur bestaat uit flora’s en monografieën, “de enige werken die de moeite waard zijn”.
Bijleren doet Philippe de Spoelberch echter niet alleen uit boeken. Telkens opnieuw trekt hij de tuin in om het proces van leven en sterven van bomen en planten in Herkenrode te volgen. Het gebeurt meer dan eens dat hij een tak van een bepaalde struik knipt – Exochorda bijvoorbeeld – en die op de grond legt om te bestuderen, met alle werken die hij rond dat thema bezit. “Als ik dan de vorm van de planten en bloemen vergelijk met de wetenschappelijke beschrijvingen, merk ik dat de kwekers er dikwijls een potje van hebben gemaakt en de namen verwarren.”
Bij het klassificerings- en beschrijvingswerk blijkt Philippes vaardigheid om te tekenen een extra troef. Zijn notitieboekjes bevatten honderden pagina’s met reisverslagen, persoonlijke experimenten, observaties…
Het eigenlijke onderhoudswerk doet hij niet zelf, daarvoor kan hij al meer dan 15 jaar rekenen op een man die hem zeer nabij staat: Eddy Verboven. Hoewel zijn baas hem sporadisch wel een handje toesteekt, onderhoudt Eddy Verboven het hele domein zelf, zorgt voor het winterse bosbeheer, voor het kappen en de nieuwe aanplant, voor het maaien van het gazon, het snoeien van de heggen, het zaaien, het voorbereiden van de stekken, het planten van jonge bomen of struiken, het onderhoud van de perken met vaste planten, enz. Een gigantische opdracht als je weet dat het knippen van de heggen alleen al tien werkdagen in beslag neemt, en dat Eddy Verboven de lange avonden aan het eind van de lente doorbrengt met het manueel wegnemen van alle verwelkte bloemen bij ongeveer 800 van de 1500 rododendrons. “Als dit werk niet snel na de bloei gebeurt, raken laatbloeiende hybriden zoals de R. griersonianum uitgeput en krijgen ze dode takken.”
Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier