In de portrettengalerie van grote Engelse tuiniers neemt Beth Chatto een aparte plaats in: ze houdt van extreme situaties en haar kiezeltuin is voor velen een bron van inspiratie.

B eth Chatto wil geen rozen, Clematis of Delphinium in haar tuin. Omdat deze planten, volgens haar, niet aangepast zijn aan onze omgeving. Met dat soort verrassende uitspraken wil zij geenszins een polemiek uitlokken. Het zijn gewoon haar conclusies die berusten op een uitzonderlijke kennis van planten en hun gedrag. De omvang van die kennis komt ten volle tot uiting in de correspondentie die zij 18 maanden lang voerde met Christopher Lloyd, een andere levende legende, en die vorig jaar werd gepubliceerd onder de titel Dear Friend & Gardner. Elke brief bevat een schat aan informatie over soorten en cultivars die ze aantrof in een kwekerij of tuin, over de manier waarop zij over planten denkt, over de leuke en minder leuke kanten van het dagelijks werk in de tuin, over de experimenten die ze uitvoerde.

Uit de index van het boek blijkt dat Beth Chatto in haar brieven ook vaak terugkwam op een onderwerp dat haar nog steeds nauw aan het hart ligt, met name de kiezeltuin waarmee ze in 1992 begon en waaraan ze inmiddels een heel boek heeft gewijd dat volgend voorjaar verschijnt.

Het waarom van deze bloementuin van 30 are staat uitgelegd op een plaat bij de ingang: “De gravel garden wordt niet bevloeid. Het is een tuinbouwkundig experiment dat ons hopelijk zal leren welke planten in extreme omstandigheden kunnen overleven. Het is bedoeld als hulp voor alle tuiniers die geen beroep kunnen doen op irrigatie.”

Toen Beth Chatto op 20-jarige leeftijd huwde met een een oudere boomkweker, Andrew Chatto, verbond ze haar lot met de plantenwereld. Ondanks zijn zwakke gezondheid stak haar man al zijn vrije tijd in het bestuderen van planten en hun oorspronkelijk milieu. “Als jongen trok mijn man naar een oom die in Californië sinaasappelen kweekte. Hij zag er planten als Ceanothus en Romneya en vroeg of die uit Engeland kwamen. Het bleken inheemse soorten te zijn. Deze anekdote zette hem aan het studeren over de herkomst en de natuurlijke milieus van tuinplanten. Alleen het feit dat een plant afkomstig is uit China of Noord-Amerika is niet voldoende om te weten waar men ze moet planten en hoe men ze een geschikte omgeving moet bieden. Je moet weten in welk milieu zo’n plant groeit: vochtig bos, droog grasland, vrieskoude winters, waterdoorlatende grond, rijk of arm aan organische stoffen…”

Leergierig als ze was, leerde Beth Chatto dag na dag bij, en de massa informatie die ze kreeg van haar man, zette ze om in de praktijk in haar tuin.

Nu, meer dan een halve eeuw later – ze kan bogen op niet minder dan 56 jaar ervaring – is Beth Chatto omringd door de bloeiende bewijzen van haar kunde: de tuin en de kwekerij, die in het hoogseizoen meer dan 30 mensen tewerkstellen, lokken duizenden bezoekers per jaar. Er worden jaarlijks een kwart miljoen vaste planten verhandeld, die allemaal in haar catalogus Unusual Plants zijn opgenomen.

Nochtans heeft Beth, onderwijzeres van opleiding en moeder van twee dochters, het niet makkelijk gehad. Heel haar carrière lang had ze te kampen met moeilijke omstandigheden. Toen haar man ziek werd, zag ze zich uit financiële noodzaak verplicht om het beheer van de kwekerij over te nemen.

Toen de Chatto’s zich niet ver van Colchester kwamen vestigen, zo’n 15 km van de Engelse Oostkust, hadden ze voor de bouw van hun huis en de aanleg van de tuin, een stuk grond afgebakend van iets minder dan twee hectaren. Het lag wel op een terrein dat volstrekt onbruikbaar was voor landbouw of voor het kweken van fruitbomen. Behalve enkele mooie eiken en hulststruiken kon er niet veel groeien. De grond was allesbehalve homogeen en had veel weg van een patchwork, doorkruist door een smal waterloopje. Bovendien deden er zich op die lap grond twee totaal verschillende situaties voor: aan de ene kant was er zeer drassige moerasgrond, aan de andere kant was er zandgrond waar planten permanent droog stonden omdat het water er meteen doorsijpelde.

Beth liet echter de moed niet zakken, en probeerde – de lessen van haar man indachtig – voordeel te halen uit de situatie, door planten uit te kiezen die zich aan de gegeven omstandigheden konden aanpassen.

Enkele ingrepen in het landschap, namelijk drie kleine stuwdammetjes, veranderden het riviertje in drie opeenvolgende vijvers. Daarrond kwam een welige begroeiing van planten die zich goed voelen in de nabijheid van water, zoals Gunnera, Lysichitum, Ligularia, Rodgersia… De droogste zones werden omgetoverd in een mediterrane tuin. Dat was mogelijk omdat East Anglia zachte temperaturen kent en relatief weinig neerslag. In deze ‘exotische’ tuin vind je dan ook een grote bremstruik ( Genista aetnensis), Cistus en allerlei soorten Euphorbia, waaronder Euphorbia characias ssp wulfenii.

Maar daar liet Beth Chatto het niet bij. Vanuit haar pedagogische achtergrond, schreef ze al haar ervaringen neer in boeken, die echte naslagwerken geworden zijn: The Dry Garden en The Damp Garden bijvoorbeeld. Die publicaties vormen een vast onderdeel van het globale project, dat naast de tuin ook de kwekerij omvat, waar de bezoekers plantjes kunnen terugvinden die ze in de tuin hebben ontdekt.

Naarmate de aanplantingen in de tuin uitbreidden, groeide ook de catalogus van de kwekerij, die vandaag meer dan 2000 referenties telt. Het bijzondere aan deze catalogus is echter zijn ‘fytosociologische’ benadering. Doordat Beth Chatto op een beperkte oppervlakte te maken heeft met heel verschillende plantenmilieus, beschikt ze over een observatieterrein waar veel plantkundigen van dromen.

Door haar specifieke situatie en ervaring beschikte Beth Chatto over een stevige basis om van start te gaan met een gravel garden. Dit type van tuin, waarin de planten oprijzen uit een zee van kleine ronde kiezelsteentjes, werd zo’n 30 jaar geleden bedacht door Mrs Robinson uit Denmans (Sussex). Deze energieke oude dame, die zich tijdens haar laatste levensjaren moest verplaatsen in een rolstoel, had namelijk het grote voordeel ontdekt dat je in een kiezeltuin weinig last hebt van onkruid.

Maar Denmans was niet Beths enige inspiratiebron. “Toen ik met Christopher Lloyd rondreisde in Californië en in Nieuw-Zeeland voor een reeks lezingen, werd mijn aandacht getrokken door een soort van schrale stenen eilandjes in de natuur, waaruit her en der plantjes staken.” Deze ontdekking, die interessant was zowel vanuit botanisch als vanuit esthetisch standpunt, sterkte Beth in haar overtuiging dat het tijd was om met iets nieuws te beginnen.

Terwijl bloemperken nu volop besproeid worden met behulp van irrigatiebuizen, denkt Beth Chatto aan een tuin waar de mens geen water meer hoeft aan toe te voegen. “Vroeger werd er gevochten voor land en voor geloof, maar ik ben ervan overtuigd dat water een teken van macht en rijkdom zal worden. Is het niet meer tijdens mijn leven, dan zal de volgende generatie tuiniers geconfronteerd worden met beperkingen op sproeiwater. Gewoon omdat we met meer zullen zijn om de watervoorraad te delen, zonder nog te spreken van vervuiling.”

Toen in 1991 een stukje grond van 30 are rond de kwekerij – de oude bezoekersparking – vrijkwam, kon Beth Chatto met de aanleg van haar kiezeltuin beginnen. “Eerst werd de deklaag verpulverd en daarna werd de verharde en op zich al steenachtige ondergrond diep omgewoeld. Vervolgens kwam er een dikke laag compost bovenop, zodat de jonge plantjes voldoende voeding hadden.”

Eens het plan van aanleg getekend, hoefde Beth niet ver te zoeken naar geschikte planten: in haar kwekerij zocht ze soorten uit die gedijen in droge grond. Naast enkele kleine bomen en struiken als de Etna-brem, selecteerde ze honderden vaste planten met verschillende vormen en structuren, zoals de bodembedekker Bergenia met zijn sensuele, vlezige bladeren of de grote Verbena bonariensis met zijn ijle bladeren en bloemen. Een ander contrast vormen de roze wolken van Gypsophila ‘Rosenschleier’ en de Allium-bolletjes op hun lange, rechte stengels. Elders staan groepjes Anthemis E.C. Buxton in het gezelschap van Achillea ‘Taygetea’, lavendel of Origanum ‘Thumble’s Variety’.

Typerend voor deze tuin zijn de talrijke ‘verticale’ planten: Verbascum, grote Allium, grassen, stokrozen. Ze zijn heel attractief voor de bezoeker en structureren het geheel. “Verticale planten, hoog of laag, zijn heel belangrijk in de aanleg van een tuin. Ik hecht niet zoveel belang aan de opeenvolging van kleuren, maar wel aan de structuren van planten en bladeren.” Doordat zij eerder al op het droogste stuk van het domein een mediterrane tuin had aangelegd, kon Beth een beroep doen op haar ervaring. “Na 30 jaar weet je wel wat zich goed aanpast aan de omgeving.”

Al snel voelden de planten zich thuis. De eerste zomer beperkten Beth en haar tuiniers zich tot het manueel wieden van het onkruid. Het jaar daarop werd een laag kiezel tussen de planten en op de paadjes gestrooid. Die kiezellaag heeft meer dan één functie: ze belet het onkruid te groeien, ze houdt warmte vast, en last but not least, ze houdt water vast. Zodra de nacht valt en de temperatuur daalt, ontstaat dauw. In plaats van te verdampen als de zon begint te schijnen, druppelt dat condensatievocht door de kiezel naar de wortels van de planten. En dat maakt het project van Beth Chatto succesvol: een tuin die niet besproeid moet worden, die leeft van het water dat de natuur hem geeft…

Dit basisprincipe was niet altijd makkelijk te handhaven. “In 1995 en 1996 hadden we wekenlang temperaturen rond de 30°C en weinig regen, slechts enkele millimeter. Ik was geneigd om te gaan sproeien, maar ik besefte dat ik dan de hele onderneming zou verknoeien en haar wetenschappelijke en experimentele waarde zou ontnemen. Ik legde me er dus bij neer dat er planten zouden sterven. Maar alles bij elkaar hebben we er in 7 jaar tijd weinig verloren”, vertelt Beth Chatto met gepaste trots. Want haar manier van tuinieren en haar planten hebben het gehaald, ondanks de tegenwerking van de natuur. “Je moet de tuin zien herleven op het eind van de zomer. Ook al hebben we in juli enorm veel bloemen, de kleuren vervagen. Maar van zodra de nachten frisser worden, als er een beetje regen valt bij het begin van de herfst, begint alles te herleven. En de planten die we op het eind van de lente hebben gekortwiekt, groeien opnieuw en geven vaak een tweede bloei.”

Deze techniek, die erin bestaat doorlevende planten na hun eerste bloei af te toppen, is een vast onderdeel van het onderhoud van de kiezeltuin. Er is weinig wiedwerk, maar er zijn wel enkele noodzakelijke ‘esthetische’ ingrepen: toefen die te snel uitdijen moeten worden ingetoomd, verwelkte stengels afgeknipt… Het eindresultaat is elk jaar mooier. In vergelijking met een klassieke border heeft deze kiezeltuin het bijkomende voordeel dat hij mooi blijft in de winter. Dat heeft weinig te maken met de techniek, maar met de keuze van de planten volgens hun geografische herkomst. Planten die afkomstig zijn uit streken waar de winters zacht zijn, hebben meer kans hun bladeren in de winter te behouden dan andere die in continentale klimaten groeien. Wat betekent dat Beth Chatto’s keuze het niet overal even goed zal doen. Afgezien van Bergenia en enkele andere soorten, zijn er weinig planten met groenblijvende bladeren die zouden gedijen in ons ‘Vlaams’ klimaat. “Ik kan het niet genoeg herhalen. Ik heb deze tuin ontworpen voor mijn kiezelhoudende en filterende grond en voor het klimaat hier in East Anglia. Als ik in Wales had gewoond, zou ik daar gebruik gemaakt hebben van de overvloedige regenval en de groene weiden om er iets heel anders te doen. En daar zou ik zeker rozen of Delphinium geplant hebben. Mijn tuin, en vooral de kiezeltuin, is slechts een bron van inspiratie die iedereen aan zijn eigen situatie moet aanpassen.”

De voorbije lente is Beth Chatto begonnen met een ander project, voor mensen die over weinig ruimte beschikken. Ze legde een tiental onregelmatige cirkels aan van 2 tot 3 meter doorsnede en van ongelijke hoogte (tussen 10 en 40 cm), omringd door stenen muurtjes. Daarin plantte ze een selectie kleine, onder meer alpiene plantjes. “Er zijn veel tuiniers die van deze plantjes houden, maar in een klassieke border worden ze al na enkele maanden verstikt door de rest.” Beth verzamelt nu informatie over de aanleg van zulke eilandjes, over het onderhoud en hun evolutie, die ze dag na dag observeert. Wedden dat er over enkele jaren nog een boek verschijnt.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content