P lease enjoy your flight with us today“. De kortademige stem van de purser op de vlucht van Delta Airlinesnaar New York doet de passagiers schrikken. Ze klinkt als schuurpapier, en zelf is de man de zestig ver voorbij. Met zijn lange, grijze wenkbrauwen en ingesleten rimpels doet hij aan mijn grootvader denken. Met zijn hoge leeftijd is hij geen uitzondering bij Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen. Voor langeafstandsvluchten vereisen ze van hun werknemers niet alleen anciënniteit, door het gebrek aan een allesomvattende sociale wetgeving blijft het Amerikaanse boordpersoneel ook langer actief dan de Europese collega’s. Wie deze kant van de oceaan nog meekan, moet er op zekere leeftijd uit, ready or not.

Amerikaanse ondernemingen hebben wel andere eigenaardigheden, zoals het vrijwilligerswerk waarin de werknemers van onder andere Timberland zich engageren (zie pagina 62). Als Europeanen het over de VS hebben, worden zulke aspecten vaak vergeten, of ze worden gereduceerd tot de bekende clichés. De kruistocht van Washington tegen de zogenaamde schurkenstaten, tegenwoordig een gemeden term, heeft die clichés alleen maar versterkt. De baas van het Transatlantic Center van het German Marshall Fund in Brussel, Ronald Asmus, beklaagde er zich vorige maand nog over in Knack : zijn land is de jongste jaren een moeilijk te verkopen product.

Toch blijft Europa gefascineerd door de achtertuin van George W. Bush, waarvan de fauna en flora wereldwijd herkend wordt. Filmcritici noemen een film on-Vlaams als ze bedoelen dat hij er Amerikaans professioneel uitziet, en ook bij Europese modeontwerpers zijn de Verenigde Staten populair. In hun mannencollecties steekt elk seizoen wel een stukje Americana, of het nu de Far West of de Bronx is. Ook deze kleurrijke, maar geklede zomer (pagina 76) : Giorgio Armani vindt inspiratie in Miami, Dolce & Gabbana bij Playboy-oprichter Hugh Hefner, Donatella Versace zit niet verlegen om dollartekens en bij Roberto Cavalli zijn rodeowedstrijden nooit veraf.

Bij andere kledinglabels is het niet anders : Ermenegildo Zegna acht de tijd rijp voor Hollywood-elegantie à la Clark Gable, Sisley schoot zijn catalogus in Las Vegas en Matinique trok naar California. Intussen zijn er T-shirts te vinden met Amerikaanse auto’s, highway-borden, donuts en badsteden aan de Westkust. Amerikaanse kleding- labels hebben ons straatbeeld veranderd, erkent Diesel-ontwerper Wilbert Das (pagina 65), terwijl de nostalgie rond Chrysler ook op het oude continent een hoop fans maakt (pagina 100). Ach, we lezen ze graag de les, die yanks, maar hun symbolen steken ons wel de ogen uit.

Mijn vriend Paul, een Britse journalist in New York, hoort de kritiek van op een afstand. “Europeanen kunnen zo overtuigd zijn van hun eigen gelijk. Alsof Europa een soort Amerika-pluspakket is : net zo geavanceerd, maar dan mét geschiedenis, sociale welvaart en culturele rijkdom.” De gedachte dat Europeanen er ook iets kunnen leren, vindt weinig gehoor. De Amerikaanse way of doing things vindt wel bijval bij uitgeweken academici als Katrien Vander Straeten en Tine Herreman (pagina 50), maar wordt elders al snel geridiculiseerd.

Paul hoeft niet lang te zoeken om zijn stelling kracht bij te zetten, ons dossier Brussel-Halle-Vilvoorde en de inburgeringsdiscussie zijn al tot de Amerikaanse media doorgedrongen. Hij begrijpt niet goed waar het schoentje wringt, maar onthoudt wel dat het niet botert tussen Vlamingen, Walloons en allochtonen. “Zoveel verschillen jullie toch niet van elkaar ?” vroeg hij me vorige maand. “Iedereen weet hier dat ras en kleur maatschappelijke ongelijkheid afbakenen, maar achter de Amerikaanse vlag heeft iedereen dezelfde rechten. De overheid moet gelijke kansen creëren, luidt de opvatting, maar verder hoeft ze zich daar niet mee te bemoeien.” Misschien doen Bert Anciaux en Bart Somers best hetzelfde met het ‘Vlaamse’ verenigingsleven.

WIM DENOLF

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content