Renate en Stephan Fischer von Poturzyn leiden het meubelbedrijf ClassiCon, gespecialiseerd in heruitgaves van legendarische designers, Eileen Gray in het bijzonder.

Als het Duitse echtpaar Renate en Stephan Fischer von Poturzyn ergens komt, dan moet het muzikale thema van Derrick wel weerklinken. Hij spreekt à la manière de Schwarzenegger, zij heeft alles van een boulevard-actrice. De foto’s van het echtpaar, afgedrukt in folders en bij verhalen in de geschreven pers, hebben een groot showgehalte. Alsof hun bedrijf is gebouwd op liefde, glamour, en niets anders.

ClassiCon werd tien jaar geleden gesticht met een aantal heruitgaves van meubilair van Eileen Gray, de legendarische, uit Ierland afkomstige designer. “Toen ik in de vroege jaren tachtig voor het eerst haar werk zag, kende haast niemand haar”, zegt Stephan Fischer von Poturzyn, die van opleiding automobielingenieur is en zijn professionele loopbaan begon als testrijder voor een automobielfabrikant in Italië, waar hij is opgegroeid.

“Tegenwoordig vind je misschien wel vijfentwintig boeken over Eileen Gray, in ik weet niet hoeveel talen. Toen we met ClassiCon begonnen, dacht ik: dit duurt hoogstens een paar jaar, en daarna gaat het weer bergaf met de interesse, maar niet dus. Integendeel: we verkopen elk jaar meer, helemaal gek is dat. Neem bijvoorbeeld haar ligstoel: daarvan verkochten we elk jaar ongeveer evenveel exemplaren. Maar in 1999 is de omzet van dat model met zestig procent gestegen.” ClassiCon verwierf de licentierechten voor de meubels van Gray via Stephen Aram, een Londense designhandelaar. Volgens Fischer von Poturzyn was de man een pionier. “Hij heeft het eerste boek over Eileen Gray geschreven, en hij kende haar ook persoonlijk. Haar meubilair was toen allang niet meer in productie. Eigenlijk had niemand eraan gedacht haar ontwerpen opnieuw uit te brengen. Op Aram na. Hij zei: ‘Oh, mevrouw Gray, kan ik uw meubilair produceren?’ Wat zij een goed idee vond. Waarop Aram vroeg: ‘Maar mevrouw Gray, kan ik dan uw geschreven toestemming krijgen?’ En die heeft ze hem gegeven. Als Eileen Gray nu zo beroemd is, dan komt dat ook omdat wij er veel moeite voor hebben gedaan.” ClassiCon houdt met andere woorden de mythe levend, onder andere door het organiseren van tentoonstellingen of lezingen.

“Wij maken de meubelen precies zoals het hoort”, zegt Fischer von Poturzyn. “Of althans: we laten ze maken, want ClassiCon is een uitgever, geen fabrikant. De meubelen worden in opdracht van ons gemaakt door verschillende bedrijven. Als je naar kopieën kijkt, dan vind je gelijkaardige modellen in alle mogelijke kleuren en materialen. Maar wij beperken ons tot de oorspronkelijke versie. Daaraan wordt niet geraakt. Dan kan het gebeuren dat iemand onze stand bezoekt en zegt: ‘Ik wil vijfhonderd stoelen, maar in een ander materiaal.’ En daarmee bedoelen ze doorgaans: goedkoper materiaal. Daar doen we niet aan mee, en basta. Voor mij is een reproductie pas geslaagd als de designer er zelf geen idee van heeft, of zou hebben, in welke periode zijn ontwerp is gefabriceerd.” (Behalve Gray heeft ClassiCon ook heruitgaves van Warren McArthur en Eckart Muthesius in aanbod.)

De bedrijfsleider steekt veel tijd in zijn strijd tegen vervalsingen, een fenomeen waarmee de hele sector van reproductiemeubelen geplaagd zit.

“Ik zeg altijd: als je een horloge van Cartier wilt, dan kan je er een kopen voor honderd dollar, en je kan er een kopen voor duizenden dollar. Wij zitten met hetzelfde probleem. Sommige modellen stellen we niet eens meer tentoon, precies omdat er zoveel kopieën van bestaan.”

Wat mag en wat niet mag, is vaak onduidelijk. Een uniforme Europese wetgeving bestaat niet: een meubel dat in Duitsland als een vervalsing wordt beschouwd, en er dus verboden is, mag wel worden verkocht in Italië. “In de Europese Unie is alles wettelijk bepaald, maar dit niet. En dus zitten we met Italiaanse fabrikanten die vervalsingen mogen maken, en met Duitse klanten voor wie het verboden is die vervalsingen te kopen. We moeten vaak onze advocaten inschakelen. In Duitsland vervolgen we de winkels waar kopieën worden verkocht. We winnen elke zaak. Maar de Italianen blijven produceren.”

“De Duitse wetgeving zegt dat een stoel een kunstwerk kan zijn, en een kunstwerk blijft negenennegentig jaar beschermd. De Italiaanse wetgeving zegt dat een stoel niets anders is dan een stoel. Daar zit het grote verschil. Een bedrijf als Cassina, dat onder andere de zetels van Le Corbusier in zijn cataloog heeft, moet net als wij voortdurend vechten tegen de vervalsers. Tussen Florence en Pisa vind je een hele vallei met allemaal kleine fabriekjes waar de kopieën gemaakt worden.” Niet te geloven, zeggen zijn ogen. Stephan Fischer von Poturzyn houdt nochtans van Italië, wellicht omdat hij er zo lang heeft gewoond.

ClassiCon, zegt hij, was het eerste Duitse bedrijf op de grote meubelbeurs in Milaan, de Salone del Mobile. Terwijl de meeste Teutoonse merken nog steeds de machtige Möbelmesse in Keulen verkiezen. “Acht, negen jaar geleden stonden we volstrekt alleen in Milaan. Maar ons design was zo helder dat we als Italianen werden beschouwd. We werden in het Italiaans aangesproken. Tegenwoordig hoeven we niet meer aan iedereen uit te leggen dat we uit München komen. Milaan is internationaler dan Keulen. En een klant uit pakweg Hongkong houdt meer van Italië dan van Duitsland. Hij eet liever spaghetti dan worst en zuurkool, zo is dat nu eenmaal. De echtgenote van die klant kan gaan shoppen bij Gucci en Prada. De winkels in Keulen kunnen daar niet tegenop.”

Hoe heeft hij de meubeltrends zien evolueren sinds hij, na zijn carrière als testrijder, zelf in de industrie is gestapt? “Ik denk dat de jaren zeventig in het teken stonden van revolutie. In de Corriere della Serra stond onlangs een interview met Ettore Sottsass. Hij zei iets dat ik erg juist vond: in de jaren zeventig dacht de designer meer met het bedrijf mee. Tegenwoordig is een designer vooral bezig met zijn eigen ideeën, zijn eigen imago. Het bedrijf komt pas later. Er zijn nog weinig designers die een sterke relatie hebben met de fabrikanten. En wat zie je dan? Dat alle meubels op elkaar beginnen te lijken. Neen, in de jaren zeventig was het anders.” Beter?

Een beslist, langgerekt ” Jaaaaaaa.” Want: “Vandaag draait alles om geld, om turnover. Ik denk dat er vroeger meer plezier was.” Misschien moet hij dan maar zelf zorgen voor een flinke injectie fun? “Wij zijn een klein bedrijf. We hebben amper twaalf mensen op de personeelslijst staan, maar we verkopen wel in Australië, in Nieuw-Zeeland, in de winkel van het Museum of Modern Art, in Los Angeles, in Marokko. Je kan een markt pas bespelen als je de juiste mensen hebt, dat wil zeggen: mensen die je product begrijpen. Als een verdeler naar mij komt en zegt: ‘We moeten advertenties plaatsen voor dit of dat bedrag’, dan zeg ik: ‘Nee, zo werkt het niet. Doe uw job,’ zeg ik, ‘verkoop eerst mijn meubels, en dan stop ik er geld in.’ En dus verkopen we bijvoorbeeld weinig in een land als Frankrijk.”

“Het is mijn bedrijf, ik doe wat ik wil, ik maak wat ik wil. Mijn doel is: goed design brengen – design waar ik zelf van houd – en daarmee geld verdienen. Het is een erg eenvoudige filosofie, maar ClassiCon is er de voorbije tien jaar wel op gegroeid.”

ClassiCon werkt ondertussen ook met jonge designers, zoals Marco Carenini of het collectief N2. Die hij, naar eigen zeggen, steevast de les spelt met het voorbeeld van Miss Gray. De bedrijfsleider vindt dat de oude buismeubelen relevant blijven. In zijn omgang met een jongere generatie designers gebruikt hij Gray als een baken, een referentie: “Als jonge designers langskomen met hun ontwerpen, zeg ik dikwijls: ‘Jongens, kijk eens wat Eileen Gray zestig jaar geleden heeft gemaakt: dat is goed design.'”

Terwijl haar gestroomlijnde erfgoed het erg goed blijft doen, investeert het Duitse bedrijf sinds enkele jaren ook in jonge designers. “De filosofie is dat we jonge designers een kans willen geven, dat we niet alleen geld willen verdienen met heruitgaves van erg goed oud design. Als iemand me zijn werk komt tonen, dan zijn er twee zaken belangrijk: het moet goed zijn, maar het moet ook goed zijn voor de markt. Je eerste bekommernis is niet de consument, wel de eerste honderd dealers. Zij moeten de meubels willen. Als ik met een tafel zit, en ik kan ze slechts kwijt aan twee verdelers, en dan vraagt de consument: ‘Maar waar kan ik die tafel vinden?’ Dan zit ik met een probleem. Jonge designers zien de dealer vaak over het hoofd.”

Daarnaast zijn we ook gestart met een departement verlichting, een apart bedrijf eigenlijk”, zegt Fischer von Poturzyn. “Lang geleden heb ik voor Artemide gewerkt: verlichting is een goede business, en ik ken de business.” Hij is, ondanks zijn enthousiasme over de jaren ’70, niet geïnteresseerd in het heruitbrengen van meubilair van toen, en idem wat betreft de jaren ’50 of ’60.

“Ik denk dat ik bij de heruitgaves van het interbellum blijf. De fifties zijn misschien wel veertig, vijftig jaar voorbij, maar ik heb ze meegemaakt. Ik ben met die stijl opgegroeid. Voor mij zijn de fifties geen geschiedenis, ze zijn deel van mijn leven.”

Wat zijn de toekomstplannen van Stephan en Renate Fischer von Poturzyn?

“Goed design blijven maken, goede producten. Ik denk dat ik binnen twee of drie jaar het bedrijf aan jongere mensen zal overlaten. Toen ik in de business begon, was ik een jaar of vijfentwintig. Ik moest vaak werken met veel oudere mensen. Als ik over design begon, zegden die zestigers onmiddellijk: ‘Hou op, je moet ons niet komen vertellen wat design is.’ Nu ben ik 56, en als jonge mensen naar me toe komen, zeg ik precies hetzelfde: ‘Ik weet wat design is.'”

Blijft hij wel eigenaar van het bedrijf? Afwachten. “Ik heb onlangs al de helft verkocht. Negenenveertig procent, om precies te zijn. Aan een goede vriend van me, die eigenaar was van Boss en nu nog twee bedrijven heeft in de mode-industrie. De man is erg geïnteresseerd in design.” Hij vindt dat de kloof tussen mode en meubilair erg groot blijft, en erger: dat de textielindustrie een soort hongerige wolf is, en de kleinere meubelsector een kwekkend lammetje.

“Als bijvoorbeeld Armani, om een recent voorbeeld te noemen, een interieurcollectie heeft, dan is dat voor ons een probleem. In de mode zit je met sterke merknamen, brands die iedereen kent. Met die merknamen gaan ze in de meubelbusiness. Armani heeft een home collection, Ferré heeft een home collection, Tommy Hilfiger heeft een home collection, iedereen heeft tegenwoordig zijn eigen home collection. Ik weet niet of het werkt. Maar ik weet wel iets anders: die bedrijven hebben veel geld, veel meer dan de meubelindustrie. Met dat geld kun je advertentiecampagnes voeren, je kunt winkels openen. Kijk naar de winkels van Prada hier in Milaan. Ben je er geweest? Het is crazy, gewoon crazy. Je kunt er over de koppen lopen. Honderden mensen, en ze kopen en kopen. Als Prada straks met een home collection begint, dan stoppen ze al dat geld in reusachtige meubelzaken in het centrum van Parijs, of waar ze maar willen. Terwijl de traditionele meubelfabrikanten toekijken. Dat is een probleem, maar bon, het is niet echt mijn probleem.”

“Ik hou van design. Ik kan alleen design maken. Ik heb gewerkt bij Rosenthal, bij Vereinigte Werkstatte, Artemide. Ik denk dat ik in dertig jaar tijd in de industrie vierhonderd of vijfhonderd producten heb gelanceerd. Ik heb er zelf nooit één ontworpen. Ik geef alleen mijn mening, mijn oordeel. Ik ken de markt, en ik kan beoordelen of een product succes zal hebben, of niet. Het gebeurt dat ik me vergis, maar meestal heb ik gelijk.”

Een huis genaamd E-1027

Eileen Gray, die geboren werd in 1879 in Ierland, vestigde zich op jonge leeftijd in Parijs, waar ze meubilair maakte in gelakt hout. Haar kamer in wit gelakt hout, gepresenteerd op het Salon des artistes decorateurs in 1923, kon op bewondering rekenen van de Nederlandse avant-garde. Het kunsttijdschrift Wendingen bijvoorbeeld, wijdde in 1925 een volledig nummer aan haar ontwerpen.

In 1926 bouwde ze met Jean Badovici een huis aan de Côte d’Azur, in Roquebrune. Het huis had een naam: E-1027. Gray ontwierp er bijbehorend meubilair bij. Haar tweede woning, voor eigen gebruik, dateert van 1932 en staat er nog steeds: je ziet het van ver langs de weg die van Menton aan zee naar Castellar in de bergen leidt.

In 1936 presenteerde ze op vraag van Le Corbusier een project voor een vakantiecentrum, voorgesteld tijdens de Exposition internationale des arts et techniques. En toen niets meer. Ze werd herontdekt in de jaren ’70, en thans wordt ze beschouwd als een van de belangrijkste ontwerpers van haar tijd. Ze overleed in 1976, in Parijs. ClassiCon heeft bijna twintig ontwerpen van Gray in productie. De bekendste zijn het Day Bed, de Bibendum-stoel en de Adjustable Table, een verstelbaar tafeltje. Het draagt de naam E-1027, net als het huis waarvoor het werd ontworpen. ‘E’ staat voor Eileen, ’10’ voor Jean (‘J’ is de tiende letter van het alfabet, Jean verwijst naar Jean Badovici, haar partner), 2 voor ‘B’ van Badovici en 7 voor ‘G’ van Gray. Een huis gebouwd op liefde.

De designmeubelen van Eileen Gray worden in België verdeeld door Creadis, Tel. 057-30 14 20.

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content