In de laatste vijf jaar is het aantal wellnesshotels in Oostenrijk verzesvoudigd, wat het land tot een van de drie belangrijkste verwenbestemmingen in Europa maakt. De natuur en de uitgebouwde infrastructuur zijn de grootste troeven.

Op een uurtje rijden van de luchthaven van Salzburg ligt een authentieke reuzenchalet : het is het vijfsterrenhotel Krallerhof van de familie Altenberger in Leogang. Ondanks de honderd kamers en zeven restaurants heerst er een familiale sfeer, waar de oude herdershond Jacky en de foto van het ganse Krallerhofteam in een vitrinekast vol sporttrofeeën stille getuigen van zijn. Hoewel het hotel ruim en luxueus is, is het niet verstoken van die typische knusse Gemütlichkeit die in Oostenrijk tot een way of life wordt verheven. Een pronte blondine in Dirndl serveert ons nog een late snack onder het goedkeurend oog van een kolonie hertenkoppen aan de muur. De rest van mijn verkenning hou ik voor morgen : mijn blik is intussen even glazig als die van de muurdecoraties en ik kan enkel nog interesse opbrengen voor mijn bed met echt dons.

’s Morgens ontvouwt zich op mijn balkon een prachtig uitzicht over de tuin en het buitenzwembad. Iets verder vertrekt een skilift, die er werkloos bijstaat in het groene landschap. Maar ook in de lente hebben de Alpen iets te bieden : in de buurt kun je paardrijden, golven, raften en zijn er 200 kilometer mountainbike- en 250 kilometer bergwandelroutes.

Wij zijn echter gekomen voor de hotelspa. Het contrast tussen de authentieke stijl van het hotel en het moderne Refugium met zijn donkere, natuurstenen vloeren kon niet groter zijn. Ze werken er met behoorlijk exclusieve merken : het Franse Decléor dat van essentiële oliën zijn handelsmerk maakte, het poepsjieke St Barthes van het gelijknamige jetseteiland, het Duitse biocosmeticamerk Dr. Spiller en het Frans-Italiaanse Biosel, dat zich verkoopt als natural phyto-energetic skincare. Beauty met esoterische trekjes als het ware.

De ochtend start met de Decléor Nutrisoin gelaatsverzorging van Veronika. Ze begint met een reiniging, gevolgd door een peeling met jojoba-waskorreltjes. Met een verlichte loep speurt ze mijn gezicht af en besluit dat ik een ‘onrustige’ huid heb die haar ongenoegen sporadisch uit in onzuiverheden. Ze meent ook beginnende couperose te ontwaren en verbiedt me in de negentig graden sauna te gaan. Die laat ik gehoorzaam links liggen als ik een algenmasker, serum en dagcrème later de keur aan sauna’s – badpakloos – ga inspecteren. Ik begin met de 45-graden-sauna die licht- en kleurtherapie geeft, maar mijn ongeduld brengt me al een kwartier later naar de amethistgrot. Gefascineerd staar ik naar de grote steen in het midden, die de negatieve stralingen uit je aura zou absorberen. Het moet goed zitten met mijn uitstraling, want opnieuw voel ik weinig of niets gebeuren. Misschien ben ik te nuchter, want alleen in de van enig esoterie gespeende Turkse stoomkamer houd ik het een tijdje uit.

Proper gestoomd presenteren we ons twee uur later voor de Biosel-antistressbehandeling aan de Chiva Som partnercabine, waar Christine het licht heeft gedimd en kaarsjes heeft aangestoken. “Hier kun je met twee behandeld worden”, legt ze wat overbodig uit : “Terwijl de ene op de behandelingstafel ligt, kan de andere indommelen op het kingsize bed.” Mijn Italiaanse adonis heb ik thuisgelaten, en dus zegt de behandelingstafel me meer dan het grote bed. Christine gaat meteen aan de slag met de ‘yang’ thermogel die ze langs mijn ruggengraat smeert. Daar zou mijn huid het dunst zijn. De ideale plaats dus om op de organen te kunnen inwerken. Over het patroon van warmte brengt ze een drainerende crème aan, gevolgd door een verstevigende formule met oligo-elementen. Een algenmasker ten slotte warmt de hele boel langzaam op, tot het echt wel heet wordt. Wanneer ik op het punt sta om het eraf te wrijven, zink ik weg in een roes. Christine maakt me zachtjes weer wakker en heeft een bubbelbad klaar gemaakt, met zout, yin- en yang-olie. “De yin staat voor het vrouwelijke, passieve”, legt ze uit, dus zorgt de yang-olie voor het mannelijke, neem ik aan. Het verwarmt en ruikt naar cederhout.

In een roes loop ik naar buiten en zoek het Tepidarium op : een blauwe, verduisterde relaxruimte met stenen ligbedden in ergonomische vormen. De bedden zijn verwarmd op lichaamstemperatuur en versterken het behaaglijke gevoel waarin ik almaar verder wegzink. Mijn onfeilbare interne klok wekt me een half uur later voor mijn volgende behandeling. Met een glaasje water ga ik me op het buitenterras helemaal zen staren op het vijvertje.

Helga komt me halen voor de Shirodhara, een ayurvedische behandeling waarbij een uur lang een fijn straaltje lauwe olie over een punt op mijn voorhoofd loopt, wel eens het derde oog genoemd. Was dit geen middeleeuwse marteltechniek ? bedenk ik terwijl ik geblinddoekt wordt. Wanneer mijn haar en hoofdhuid letterlijk doordrenkt is van de olie, rondt Helga af met een hoofdmassage.

De volgende ochtend staan De Vijf Tibetaantjes op het menu. Niet in de ontbijtzaal, maar in het Refugium. Het blijken vijf oefeningen te zijn die je de eeuwige jeugd zouden geven. Die lijkt niet weggelegd voor mij : aan de helft van de oefeningen durf ik als rugpatiënt niet te beginnen. Ik ben gelukkig niet de enige : journalisten blijken een behoorlijk stijf volkje te zijn.

De aromamassage is meer mijn ding. Een uit de kluiten gewassen matrone geeft me een stevige handdruk. Ik heb iets tegen slappe handjes, maar hier ga ik met een bang hartje op de massagetafel liggen. Ze kan er wel wat van en vertelt honderduit over alle massagetechnieken en esoterische cursussen die ze heeft gevolgd. Interessant, maar het leidt me af van het échte werk : genieten van een stevige massage.

Oostenrijk leent zich zowel in de winter als in de zomer voor actieve vakanties, ideaal om je hoofd leeg te maken en de spinnenwebben te verjagen. Het Refugium maakt de ontspanning compleet.

Tekst Sofie Albrecht

De bedden zijn verwarmd en

versterken het behaaglijke gevoel waarin ik almaar verder wegzink.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content