De pronk van de president
Frankrijk mag dan een republiek zijn, ook presidenten houden van vorstelijke praal. Om zeker niet vergeten te worden, schonken ze hun hoofdstad royale monumenten, waaronder de memorabilia van Pompidou, Giscard, Mitterrand en Chirac.
Veel Franse heersers keken destijds neer op Parijs omdat er zo veel gepeupel was. Maar sommigen onder hen trokken er iconen op, om nooit vergeten te worden, zoals Napoléon met zijn Arc de Triomphe. De presidenten van de derde en de vierde Franse Republiek hadden noch de macht noch de smaak om iets imposants te bouwen. Maar na de Tweede Wereldoorlog was het hek van de dam !
Charles De Gaulle (1959-1969)
Van Charles de Gaulle verwachtte de bevolking dat hij met iets groots zou uitpakken. De generaal voelde echter meer voor industriële verwezenlijkingen, zoals de Concordevliegtuigen en kerncentrales. Hij lag wel aan de basis van een grote ingreep : de afbraak van Les Halles, waar sinds jaar en dag fruit en groenten werden verkocht. De volkswijk met de markthallen was het culinaire mekka van de stad, voor de Parisiens was de sloop ervan hartverscheurend.
Georges Pompidou (1969 -1974)
Voor De Gaulles opvolger, Pompidou, was dit een unieke kans om Parijs naar de toekomst te katapulteren : naast de bouwput van de hallen trok hij zijn Centre Pompidou op. Als eerste minister had hij eerder de omstreden Tour Montparnasse laten bouwen door architect Robert Saubot. Het was destijds met zijn 210 meter een van de hoogste torens van Europa. (Vanop de 56ste verdieping geniet je overigens van een uniek stadspanorama, een echte aanrader.) Pompidou droomde van torens en snelwegen, en wilde zelfs het pittoreske Canal Saint-Martin vervangen door een autoweg. Zijn Centre Pompidou, ook Beaubourg genoemd, was een schot in de roos. In 1970 werd een architectuurwedstrijd uitgeschreven met een jury waarin tenoren zetelden als Jean Prouvé, Philip Johnson en Oscar Niemeyer. Zij kozen voor de plannen van de Italiaan Renzo Piano en de Brit Richard Rogers, onder meer omdat er een gigantisch tv-scherm de gevels zou sieren, maar dat idee werd in de praktijk al snel afgevoerd… Aanvankelijk vond Pompidou de revolutionaire kunstfabriek niet eens mooi. De 42 meter hoge culturele supermarkt kreeg een uniek circulatiesysteem met transparante roltrappen en een wirwar van buizen, net een olieraffinaderij. Het gebouw herbergt musea, theaters en een bibliotheek. Het Centre Pompidou werd in 1977 ingehuldigd en blijft het culturele baken van Parijs, waar iedereen graag komt, van straatmuzikant tot kunstcollectioneur.
Valéry Giscard d’Estaing (1974-1981)
Toen Pompidous opvolger, Giscard d’Estaing, Beaubourg opende, zou hij stilletjes gemompeld hebben : ” Dieu que c’est laid !” De conservatieve politicus zweert nog steeds bij traditie en nobele bescheidenheid, hoewel hij zelf niet van oude adel is – de Giscards verwierven hun titel pas in 1922. Voor het stadspatrimonium was hij als president erg positief : hij schrapte de aanleg van snelwegen en concentreerde zich op stadsvernieuwing en monumentenzorg. Giscard verzette zich ook tegen de bouw van hoge torens. Maar de pluim voor zijn grote projecten kon hij niet op eigen hoed zetten, wat hij opstartte werd door zijn opvolger Mitterrand geopend : het Parc de la Villette, het Musée d’Orsay en het Institut du Monde Arabe.
La Villette
Is het grootste stadspark (25 ha) aan de noordzijde van Parijs, ver van het centrum. Het project werd in 1986 geopend door Mitterrand. Maar de basisideeën, zoals de creatie van een enorm wetenschappelijk museum, rijpten onder het bewind van Giscard. Gaandeweg kreeg het wel een andere vorm : terwijl Giscard droomde van een klassiek Frans park, werd het uiteindelijk een moderne creatie van Bernard Tschumi. Voor wie met kinderen naar Parijs reist, is La Villette een aanrader.
Het Musée d’Orsay
Wordt door specialisten het ‘anti-Beaubourg’ genoemd. In de jaren zestig wilde Le Corbusier dit statige treinstation aan de Seine nog slopen. Eerder had hij al Le Marais willen neerhalen, waardoor hij bij veel Parisiens in ongenade was gevallen. Maar na de sloop van de Hallen vond men de afbraak van de Gare d’Orsay echt niet kunnen. Het idee groeide om er een vrij klassiek museum van negentiende- en vroegtwintigste-eeuwse kunst in onder te brengen, met onder meer de impressionisten en art nouveau. Pompidou broedde al op dit plan, Giscard startte het op, Mitterrand mocht het in 1986 inaugureren. Het interieur werd ontworpen door de Milanese designer Gau Aulenti.
Het Institut du Monde Arabe
Werd ook door Mitterrand geopend en op zijn palmares geschreven, maar was deels een erfenis van Giscard. De Gaulle en Pompidou hadden eerder al aan zo’n centrum gedacht. Giscard investeerde veel in het project dat door zijn opvolger bijna volledig naar zijn hand werd gezet, Mitterrand veranderde zelfs de plaats en de architectuur. Dat was dé kans voor de vrij jonge architect Jean Nouvel om de wereld te verrassen met een prachtig gebouw. De werken begonnen in 1983, in 1987 werd het IMA geopend. De zuidgevel schittert door zijn bekleding met stalen diafragma’s die reageren op de lichtinval en waarvan het patroon van Arabische inspiratie is.
François Mitterrand (1981-1995)
Wegens zijn Grands Travaux wordt Mitterrand wel eens vergeleken met de ‘Zonnekoning’, Louis XIV. Sinds Napoléon III had Parijs zo’n bouwer niet meer gehad. Amper vier maanden na zijn verkiezing pakte Mitterrand al uit met plannen. Als eerste socialistische president en met het lot van zijn Chileense ambtsgenoot Allende in het achterhoofd, was hij – evenals zijn rechterhand Jack Lang – ervan overtuigd dat hij snel zijn stempel op de stad moest drukken. Uiteindelijk kreeg hij daar ruim de tijd voor. Mitterrand ontwikkelde een voorliefde voor eenvoudige geometrische volumes, denk maar aan de kubus van La Défense, de immense bol van La Géode (La Villette), de cilinder van de Opéra-Bastille, de piramide van het Louvre en de balken van de nieuwe bibliotheek.
La Défense
Mitterrand pakte meteen uit met een eyecatcher : de ontwikkeling van de kantorenwijk La Défense, op de historische as Louvre-Arc de Triomphe. Voor de bekroning, de bouw van La Grande Arche, werd een jury samengesteld met Richard Rogers, Richard Meier en Kisho Kurokawa. Zij kozen voor het kantoorgebouw van een onbekende, bescheiden architect : de Deen Johann Otto von Spreckelsen die amper drie kleine kerken had gebouwd. Hij ontwierp een simpele marmeren kubus van 110 meter hoog, met een boog waaronder de Notre-Dame precies past. Dromer Von Spreckelsen trok zich weinig aan van de realisatie en de technische complicaties. Dit huzarenstukje werd dan maar geklaard door 2000 ingenieurs, architecten en compagnons. Het bouwwerk werd ingehuldigd op 14 juli 1989, twee eeuwen na de bestorming van de Bastille.
De piramide van Pei
Ook de glazen piramide van de Chinees-Amerikaanse architect I.M. Pei, op de Cour Napoléon in het Louvre, had heel wat voeten in de aarde. In de jaren tachtig verhuisde het ministerie van Financiën uit het paleis, waardoor ruimte vrijkwam om het museum uit te breiden tot het Grand Louvre, weer een idee van Jack Lang. Voor de uitvoering dacht Mitterrand aan Pei. Maar Pei neemt nooit deel aan wedstrijden en moest dus een directe opdracht krijgen, wat een delicate zaak was. Uiteindelijk mocht hij de nieuwe Louvretoegang toch ontwerpen. Het werd een glazen piramide die de onderliggende niveaus van licht voorziet. Zijn ontwerp bracht nog meer controverse dan het Centre Pompidou. Maar alles kwam goed en de 22 meter hoge piramide werd in 1989 afgewerkt.
L’Opéra-Bastille
Parijs droomde al lang van een nieuw operagebouw. In 1982 hakte Mitterrand de knoop door, maar de realisatie werd een calvarie. Een te grote jury moest 757 dossiers beoordelen : het was de omvangrijkste architectuurwedstrijd ooit. De dossiers waren anoniem en uiteindelijk werd de onbekende Canadese Uruguayaan Carlos Ott verkozen, terwijl iedereen had gedroomd van een grote naam. Door de economische crisis en politieke discussies werd het project bijna geannuleerd. Iedereen was ontevreden, zelfs de president vond het gebouw lelijk. Toch werden de werken opgestart en de opera ging in ’89 open. In 2007 moesten de gevels al worden gerestaureerd.
Très Grande Bibliothèque
Mitterrand rondde af met een klapper. Met de Bibliothèque Nationale de France (www.bnf.fr) dacht hij, na zijn herverkiezing in 1988, eeuwige roem te verwerven. Op de naar de president genoemde site ontwierp architect Dominique Perrault vier imposante L-vormige torens van glas, staal en beton. Ze herbergen 40.000 m2 leeszalen, 13 miljoen boeken en 2500 bedienden. De torens zijn genoemd naar de collecties die ze bewaren : de torens van de tijd, de wetten, de getallen en de letteren. Het megalomane project moest worden afgerond voor de verkiezingen… Door vele vertragingen werd het pas in december 1996 ingehuldigd ; Mitterrand stierf elf maanden eerder. De bouw van de BN had af te rekenen met ruzies tussen politici en bibliothecarissen, die amper inspraak kregen. Deze laatsten waren – terecht, zo bleek – bang dat de glazen torens ongeschikt waren om boeken in te bewaren. Bezoek de BN bij voorkeur via de prachtige passerelle Simone de Beauvoir over de Seine, een creatie van Dietmar Feichtinger uit 2004.
La Grande Galerie
Mitterrand liet ook de Grande Galerie du Musée National d’Histoire Naturelle herinrichten door Paul Chemetov en Borja Huidobro. Het schitterende natuurhistorische museum, dat de evolutie voorstelt, opende in 1994. Ook de ernaast gelegen Jardin des Plantes, die vorig jaar werd gerestaureerd, is een bezoek waard.
Jacques Chirac (1995-2007)
Op de Quai Branly, aan de voet van de Eiffeltoren, op een plek waar Rodin ooit sculpteerde, plande president Chirac zijn Musée du Quai Branly, gewijd aan de etnische kunst van Afrika, Oceanië en Amerika. Het gebouw werd ontworpen door Jean Nouvel in samenwerking met landschapsarchitect Gilles Clément. Nouvel dacht bij het ontwerp aan de Eiffeltoren en ontwikkelde het museum als een metalen brug. Door het vele groen, een tuin van liefst 18.000 m2 en begroeide gevels, was het gebouw bij de opening in 2006 een vooruitstrevende creatie. Het is ongetwijfeld een verrijking voor stad en land.
Nicolas Sarkozy (sinds 2007)
Na de eerder bescheiden projecten van Chirac dient er zich met ‘Sarko’ weer een ambitieuze president aan. Althans voorlopig op papier. Sarkozi droomt van Le Grand Paris, een groene metropool die zich tot ver buiten het centrum uitstrekt. In 2007 vroeg hij tien internationale architecten en stedenbouwers – onder wie Rogers, Nouvel, Castro, de Portzamparc en het Nederlandse bureau MVRDV – om na te denken over ‘het post-Kyoto Parijs’. Louter als denkoefening is dit al bijzonder interessant, maar laten we afwachten wat ervan in huis komt. Het project is overigens maar gepland tegen 2030…
Door Piet Swimberghe – Foto’s Jan Verlinde
De bol van de Géode is dé blikvanger van het Parc de la Villette.
In 2006 kreeg Parijs zijn recentste monument : het ‘groene’ Musée du Quai Branly.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier