Zomer 2000 wordt anders, dat is ons nu al duidelijk. De mannenmode breekt uit het keurslijf van grijs en minimaal en gaat voor kleur en diversiteit. Een overzicht van de belangrijkste trendvoorspellers die betogen houden over… gabbers, beha’s en het cijfer 13.

Meer dan waarschijnlijk moet Gianni Versace het allemaal met lede ogen aanzien. Daarboven in de hemel ontbreekt het hem vast aan niets – we stellen hem ons voor omringd door schaars geklede engelen die hem schalen zoete manna aanbrengen – maar kijk: op aarde is zijn levenslang volgehouden maar gekortwiekte kruistocht voor gegronde frivoliteit een realiteit geworden, toch op de catwalks van Milaan en Parijs.

Felle kleuren verblinden ons nu overal, net als glans, glitter en drukke prints die in honderden variaties vanonder de persen vliegen. Tegelijk blijken ook Gianni’s luidste strijdkreten door de huidige tijdgeest geadopteerd, wat we belangrijker vinden: ostentatieve sensualiteit, adrenalinevervangend optimisme en zelfbewuste pronkzucht, fun, seks en attitude dus, voor wie het in ware mensentaal wil. De door de internationale ontwerpers voorgeschreven man van vandaag hoort zich te ontpoppen tot bonte vlinder, in elke betekenis van de uitdrukking: zich tooien, opkleden en opvallen is geen gril meer, wel een soort gebod waar iedereen klaarblijkelijk al langer op zit te wachten. Machismo kunnen we de hele trend bezwaarlijk noemen. Daarvoor zijn er te veel stijlelementen geleend uit de straat-, hippie- en popcultuur, en steken de door het recente minimalisme verdrongen gay aesthetics te prominent de kop terug op.

Kijk maar naar Gucci, het Italiaanse luxemerk dat gaat waar anderen maar al te graag volgen. Twee seizoenen geleden werd alleman haast misselijk bij het zien van de Gucci-broeken en -hemden vol tropische bloemen en glimmende rijnstenen; nu worden dezelfde ontwerpen gretig gekopieerd en verkwanseld door minder geïnspireerden. Voor de volgende zomer verzet Gucci de bakens dus nog verder, op het extreme af. Huisontwerper Tom Ford, de Rattenvanger van Milaan voor sommigen, Prince of Fashion voor de meesten, verzint een collectie die de kostuumdesigners van The Velvet Goldmine met schaamrood terug naar af stuurt: met tapisseriemotieven geborduurde transparante hemden, onmogelijk smalle jasjes, beige motorjacks in gesmockt leder en flink uitgeschuinde broeken, stijl Brian Jones net voor hij het zwembad indook. Dit alles als aperitief, want ondergoed in vleeskleurig kant volgt, samen met shrink-to-fit gesneden broeken in python, au naturel maar evengoed in paars en zwart. Fords boodschap is duidelijk: weg met het intellectualisme, vive la fête en heupwieg je weg door het leven, of toch tenminste doorheen het komende zomerseizoen.

Ook Hedi Slimane, jonge rekruut bij Yves Saint Laurents Rive Gauche, gelooft in tape-à-l’oeil, of beter tapette à gogo: jonge jongens met net geföhnde haren en schelmenblikken, in lichtblauwe of felrode lederen broeken en kaftans, tops met een schouder bloot, ingesnoerde tailles, letterlijke vrouwenblouses en laaggetrokken baretten. Slimanes collectie is de androgynie ver voorbij, en zelfs wij vinden feminien in dit geval een wat zachte uitdrukking, maar het werkt wel, als de spreekwoordelijke rode lap op de, ahum, stier.

Brusselaar Xavier Delcour vervoegt dezelfde rangen en brengt het soort tienerjongens dat ’s nachts stiekem in de beautycase van zuslief naar mascara zoekt. I’m A Mess staat op een zwart T-shirt te lezen, de letters dwars over de bast, zoals op het lint bij een missverkiezing. Aan de schouder van een ander shirt bengelen zelfgeregen kralenkettingen. Twee lange repen stof in de zijnaad van een broek worden tot een strik op de kont geknoopt, en met een botte schaar is een hartje geknipt uit het rugpand van een hemd.

Geijkt mannelijk is het niet, maar des te beter, vinden wij: zowel Ford, Slimane als Delcour zijn tenminste eerlijk, wat het langst duurt, en vooral consequent in hun zoektocht naar le “nouvelle” homme, die geen randverschijnsel meer is, hoezeer sommigen dat ook mogen betreuren. Want wie niet horen wil, mag voelen, maar moet vooral om zich heen kijken: de mannenmode is allang vervrouwelijkt, hoe lelijk dat woord ook klinkt. Over rokken voor mannen en lange haren voor jongens hebben we het allang niet meer, daar laten we anderen ooh! en aah! over kirren. Wel is het zo dat de nieuwe generatie mannen geen boodschap meer heeft aan bandplooibroeken of duffe pakken, wel aan stijlsurfen en identiteitgezap. Dat doet hen in bepaalde gevallen belanden in de verboden kleerkast.

Walter Van Beirendonck maakt er zelfs zo’n punt van dat hij zijn volledige zomercollectie opdraagt aan het vraagstuk van jongen-dan-wel-meisje. Het resulteert in een bombardement van pastelkleuren, bloemenstoffen en babyruitjes, zijn werkmaterialen voor een vergevorderde vormenstudie. Behoorlijk indrukwekkend zijn Van Beirendoncks vele variaties op de traditionele poncho, die nu eens muteert tot hoekige, tentvormige blazer, dan weer als een losse astronautenuitrusting oogt, of gewoon verknipt of verdraaid wordt tot een minicape of een flodderige schouderbedekking. Andere gender-experimenten zijn tops in latex waaraan gehaakte mouwen, kragen of franjes groeien of smalle, dwarsgestreepte regenboogtruitjes annex jurken overheen enge broeken in huidskleur. Van Beirendonck blijft conventies bestrijden, ook vestimentaire, vaak op een rudimentaire en chaotische manier, maar zijn boodschap wordt wel kristalhelder ontvangen.

Y ohji Yamamoto zendt al jaren soortgelijke signalen uit en voor sommige ervan verdient hij een resem modeoscars, maar een dergelijke erfenis vinden wij nog geen excuus voor zijn makke mannencollecties van de laatste seizoenen. Deze keer gooit hij het nog maar eens over de oversized-boeg, met hemdjurken en harembroeken, het soort kledingstukken dat bij ons sowieso niet bepaald hoog scoort. Eén van de modellen tovert op een gegeven moment een beha uit zijn binnenzak, die hij daarna over de hoofden van het publiek keilt. De fotografen schieten en de aanwezigen gniffelen geamuseerd. Wij daarentegen tekenen een groot kruis in ons notitieboekje, want scheurkalenderhumor vinden wij altijd en overal gênant, niet in het minst bij iemand als Yamamoto. Misschien horen we achter een dergelijke grol ook een gender-statement te zoeken, wie zal het zeggen.

Iemand als Jil Sander houdt volgens ons ook niet van flauwe grapjes, wat sommigen haar schijnen te verwijten, afgaande op haar strenge en meticuleuze signatuur. Verbaasde blikken alom dus, nu blijkt dat zelfs de koningin van het minimalisme haar legendarische reserve laat varen en ook al kiest voor kleur en bedrukkingen. Gematigd, maar toch: koele, schemerige pastels voor haar ondertussen bekende windbreakers en rechte broeken in nylon, deze keer dunner en lichter dan ooit, en prints in Yves Klein-blauw, verticaal over het silhouet heen, als een geabstraheerd autobandenspoor. Het is een afgemeten en gestructureerde collectie die doet verlangen naar meer, en ons met een frisse-bries-gevoel achterlaat.

Donatella Versace zoekt dan weer straffe windstoten en huizenhoge golven op: Versace goes surf, niet via de clichématige sportsfeer maar, zoals het hoort, met Californische punkrockmuziek, tatoeages, fluo’s en spieren. The Red Hot Chili Peppers razen doorheen de soundtrack en hebben klaarblijkelijk ook als inspiratie voor de looks gediend: drukke prints in de eighties-stijl van Body Glove of Powell Peralta, polo’s en trainingsvestjes à la Fred Perry of Stüssy, weliswaar bezet met medusalogo’s. Zowat elk stuk is uitgevoerd in flinterdun leder, satijn of slangenhuid, wat bewijst dat Donatella de regels der opwaardering van haar broer goed heeft overgenomen.

Byblos, nu getekend door John Bartlett, gaat ook voor de Amerikaanse dude en mixt er wat oosterse karate en legerkazernes doorheen, met knielange broeken, witte mouwloze jasjes, spiegelbrillen en roze tanktops. Het ziet er mooi gedoseerd uit, jongensachtig en pretentieloos, wat niet gezegd kan worden van anderen die met de algemene kleuren- en printexplosie in overdrive gaan. Gaultier bijvoorbeeld vlecht Tahiti-bloemenkransen door het haar van zijn modellen, meteen het enige esthetisch aanvaardbare element uit zijn achterhaald ogende collectie. Dolce & Gabbana slaan op hol (van tijgerprint over gescheurd denim tot Marokkaanse slippers) en raken kant noch wal noch goede smaak en Allesandro Dell’ Aqua, de nieuwe Milanese darling, poogt iets dandy-achtig met twinsets in zoeterige kleuren en smokings met zijden sjaals, foute-boel-silhouetten die hij maar niet naar zijn hand kan zetten.

R ei Kawakubo van Comme des Garçons heeft wel het talent om bekende, haast banale looks om te toveren tot iets revolutionairs, maar dit seizoen lijkt ze ons een beetje op automatische piloot te opereren. Ze put vooral uit haar eigen archief, hier en daar een beetje afgestoft en op punt gesteld, maar toch. Afgewassen gestreepte hemden, rechte, wijde shorts met wapperende mantels erover en patchwork van uitgerafelde broderiestoffen voor broeken, debardeurs en kostuums: we hebben er helemaal niets op tegen maar we worden iets te vaak aan Paul Smith herinnerd, een vergelijking die niet echt strookt met het superieure statuut van ons aller Rei.

Tijdens het defilé van Dries Van Noten moeten we dan weer vooral aan de repertoires van bepaalde conceptuele ontwerpers denken, maar dat is niet onze schuld. Van Noten laat ons weinig keuze: we zien wikkel- en plooirokken, hemden met onregelmatige ruches, wikkeltoestanden en hopen styling, maar bar weinig Van Noten-kleren. Dat hij een nieuwe, quasi-artistiekerige richting zoekt, vinden wij geen probleem. Zolang we met z’n allen bij het adagio blijven dat van water nu eenmaal geen wijn te maken valt, of toch niet bij toverslag.

Giorgio Armani doet ons ook even schrikken: snelle techno en langoureuze triphop op de klankband, nog van het betere soort ook. Het is een minirevolutie binnen de kantoormuren van Emporio en de hoofdlijn, wat de algemene huisstijl alleen maar ten goede komt: de gedoodverfde losse pakken zijn flink in de minderheid en moeten plaats ruimen voor hoogtechnologische sportswear in zachte kleuren en vaste vormen. Armani doet een klein inhaalmanoeuvre op de tijdgeest, maar gooit zijn ziel niet in de losse verkoop; de fans zijn tevreden met de nieuwe, beleefd hippe Armani en wij willen weten waar hij zijn platen koopt.

Dirk Schönberger van zijn kant maakt zijn persoonlijke versie van sportswear met lineaire en tegelijk vloeiende lijnen. Er zijn bermuda’s, lichtgewicht parka’s, glanzende pantalons, allemaal in een gedempt kleurenpalet. Het resultaat is een erg consistent beeld.

Dirk Bikkembergs maakt ook een goede beurt met een sobere zomerlijn zonder veel referenties. Lederen pakken in monochroom marine of kaki, voorafgegaan door piloten- en parachutebroeken in glanzende nylon, met een entracte van toyboys in sportieve zwembroeken, bottines en mouwloze gilets met vetersluitingen. Allemaal erg Bikkembergs, zonder haken en ogen.

Prada, nochtans trendsetter numero uno van de late nineties, zorgt binnen dit bewogen seizoen niet voor een aardverschuiving, maar blijft op de ingeslagen weg van veredelde sportswear en modern gemaakte nostalgie verdertuffen. Deze keer ziet Miuccia Prada het zelfs heel wat ingetogener dan anders, met nette V-halzen in daim, gestreken witte hemden boven bruine en beige rechte broeken met een plooi of in mat leder en ragfijn tricot in bordeaux. Het neigt naar de preppy fifties en naar roekeloze ragazzi die trots hun motor opblinken maar toch altijd naar hun moeder luisteren.

De mannen waarvoor Christophe Charon ontwerpt, hebben ook vast wilde streken die, zoals het hoort, ergens onderhuids broeien. Deze naar Parijs uitgeweken Antwerpenaar presenteert vanuit een kleine showroom zijn eerste mannencollectie, die meteen van een hoog en gelaagd niveau is. Vanuit een militaire, maritieme en utilitaire basis bouwt hij een veelzijdige mannengarderobe uit die gaat van werkmansvesten en trenchcoats over polohemden en joggingbroeken tot zeemanspulls, allemaal uitgevoerd in verrassende kleuren als grasgroen, babyroze, fluogeel, kobaltblauw, tot Liberty-bloemetjes en felgetinte ruiten toe. Funky met weerhaakjes: op een kaki zeemansshirt is een badge met een Love Forever-opschrift genaaid, een baseballtrui heeft het (on)geluksnummer 13 als bedrukking, en het logo, een klavertjevier, heeft hartjesvormige blaadjes. Voor jongens die het met kleren willen zeggen.

R af Simons speelt het hard en komt aanzetten met een zomercollectie waar veel lef voor nodig is. Dat Simons meer dan grasduint in de vestimentaire codes van bestaande jeugdculturen, is onderhand bekend; deze keer gradueert hij (met brio) op internationaal vlak met een collectie die bijna volledig gebaseerd is op een buiten de grenzen van de Lage Landen onbekende tienerbeweging, wat spannend riskant is maar wel loont. Want Simons huldigt deze keer de gabber, van oorsprong Rotterdammer en meteen herkenbaar door zijn blanke, kale schedel, trainingspak, bomberjas en occasionele pitbull. Gabber is bij de goegemeente niet meteen een populaire en geliefde subcultuur: daarvoor is de bijhorende muziek te hard en te apocalyptisch en zijn de uiterlijke totems te agressief en te working class. Maar het is en blijft een verbluffende look, inventief in z’n gewonigheid, effectief ondanks de karige middelen. Simons stuurt ze dus gewikt en gewogen het podium op: interpretaties van Australian-sportvestjes, variaties op de Adibreak-trainingsbroeken, bomberjackets met goedkoop gedrukte logo’s van discotheken en platenlabels, fijngebreide motieftruien met strepenbanen en puntige driehoeken.

Het siert Simons dat hij “zijn” gabbers niet modieuzer dus gebruiksvriendelijker tracht voor te stellen. Dat wijst op een waar respect voor zijn inspiratiebronnen. De rest van zijn zomercollectie is ook niet meteen risicoloos: kledingstukken waarvoor velen de neus zouden ophalen (lederen gilets met kapmouwen, felgroene pluizige ribfluweel, Wibra-truien) herstelt hij terecht in ere, maar, en dat moeten we toch vermelden, zonder ze meteen meer karakter te bezorgen dan de originals. Wel is duidelijk dat Simons een vaak vergeten grondregel uit de mode onthouden heeft: klasse kent geen kaste, en doorsnee heeft status, soms nog meer dan ostentatieve luxe, zolang het met trots en overtuiging gedragen wordt. Zolang Simons zijn instinct volgt, blijft hij een baken in de mannenmode, hoe contradictorisch deze collectie in tijden van kleurig optimisme ook oogt.

Peter De Potter / Foto’s Etienne Tordoir

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content