De legerhervorming, het postmoderne denken en de informatiemaatschappij, ze zijn het rechtstreekse gevolg van Kwik, Kwek en Kwak, de neefjes van Donald Duck. Dat schrijft Michiel Hegener in “Het Duckdenken”.

Al twaalf jaar liep ik rond met het plan om een boek te schrijven over de invloed van Kwik, Kwek en Kwak, op onze samenleving. Ik had al een boek gepubliceerd over Koerdistan en een over de Tweede Wereldoorlog, dat zijn onderwerpen waar je houvast aan hebt. Maar een studie over de neefjes van Donald Duck was zowat hetzelfde als schrijven in het luchtledige. Het gaat over alles en niets. Uiteindelijk heb ik me, het zweet in de handen, begin dit jaar aan het werk gezet. Het Duckdenken is een retrospectief boek, het hoort thuis in dit millennium”, zo zegt schrijver en journalist Michiel Hegener (’52).

Hegener begint zijn studie waar ook de Amerikaan Carl Barks (’01), de geestelijke vader van Duckstad, het verhaal begon: de explosie van een voetzoeker onder de stoel van een eend. Dat stond op 17 oktober 1937 in een strip in een Amerikaanse zondagskrant. Een andere eend, Donald Duck, kreeg daarop het bericht dat Louie, Huey en Dewey, zoals de neefjes heten in het Engels, bij hem zouden inwonen zolang hun vader in het ziekenhuis herstelde. Drie uiterlijk identieke eendenkuikens begeleidden dat schrijven. De daaropvolgende logeerpartij duurt inmiddels al meer dan zestig jaar. In die tijd hebben de neefjes zich onmisbaar gemaakt, zowel voor Donald Duck als voor de lezers.

Hegener: “Zonder de neefjes zou Donald Duck al honderd keer zijn gesneuveld in zijn strijd tegen veedieven, verpletterd onder vallende rotsblokken of opgegeten door kannibalen. Katrien zou al zeker drie keer met de verkeerde eend zijn getrouwd en Oom Dagobert zou al tien keer bankroet zijn gegaan of tot de laatste stuiver zijn beroofd door de Zware Jongens. Ik heb altijd gevonden dat niet Donald maar de neefjes de echte helden zijn van de strip. Donald Duck maakt van zijn leven een grote puinhoop en de neefjes vormen een overal inzetbare reddingsbrigade die door de wereld van de volwassenen rent en die Donald steeds weer uit de penarie haalt.”

Hegener was ooit verslaafd aan Kwik, Kwek en Kwak. Het verging hem zoals zoveel andere kinderen van wie met tegenzin werd vastgesteld dat ze een strip met een uitgesproken subversief karakter in huis hadden gehaald. Hegener: “Vanaf het verschijnen van het eerste Nederlandse Duck-nummer op 25 oktober 1952 was de strip verboden of ontraden lectuur in duizenden fatsoenlijke Nederlandse gezinnen. Wegens de neefjes. Lang voordat het absolute gelijk van ouders en opvoeders in de jaren ’60 en ’70 op de helling werd gezet, vormden zij een paradijselijk kindereiland in de oceaan van onderdrukking die opvoeding heette. Bij de Ducks zijn de kinderen normaal en verstandig, terwijl de ouders voor de blunders zorgen. De neefjes zijn in alle opzichten wijzer, slimmer en deskundiger dan de volwassenen.

Toen mijn moeder na de dood van vader hertrouwde, maakte ik via mijn aangetrouwde familie kennis met de Ducks. Plots stroomde bij ons thuis een stortvloed aan Donald Duck-strips binnen, die ik verborg waar mijn moeder ze niet kon vinden. Van mijn nieuwe neefjes en nichtjes leende ik de ingebonden jaargangen van Donald Duck. Jarenlang was ik echt verslaafd en een veertigtal van mijn lievelingsstrips lees ik nog altijd. Ik heb bij die fascinatie nooit bewust stilgestaan. Tijdens zijn gloriejaren tussen 1952 en 1958 heeft Barks schitterende Duck-strips geschreven en getekend. De verhaallijn is vaak briljant. In mijn boekje is het plaatje opgenomen waarop je de neefjes met een treintje ziet spelen. Er is geen lijntje te veel aan die tekening, ze is gewoon geniaal.” Vermoedelijk is Michiel Hegener de eerste die niet Donald, maar wel de neefjes in het vizier heeft genomen. De schrijver vertelt dat over Duck-stad en over Donald veel ernstige boeken bestaan, maar dat die hem maar matig interesseren. Hegener: “In de jaren ’70 schreven twee Chilenen de grondige, marxistisch-leninistische studie How to read Donald Duck. Dat was een echte bestseller: 700.000 exemplaren gingen over de toonbank. De auteurs toonden aan hoe hebzuchtig en achterdochtig Dagobert Duck wel is, hoe groot zijn neiging om autochtonen in verre landen uit te buiten. Zelf ben ik niet diep op dat aspect van de strip ingegaan, al valt er heel wat over te zeggen: de boxers en de golden retrievers delen de lakens uit in Duck-stad. De eenden zijn de underdogs. Er is een overvloed aan consumptiegoederen, en soms is er geld om ze te kopen, soms niet. Maar de productiefactoren blijven buiten beeld. Er is geen arbeidende klasse, er zijn weinig fabrieken, en als ze er zijn, krijg je ze niet te zien. Het beeld van de samenleving is zeer onvolledig. Maar How to read Donald Duck is te weinig gebaseerd op het werk van Barks zelf en te veel op de strips van tekenaars die in licentie produceerden.”

Zelf heb ik de neefjes tot hoofdpersonen van mijn boekje uitgeroepen. Ik heb ze vroeger ook altijd zo gezien. Kinderen identificeren zich nu eenmaal gemakkelijker met Kwik, Kwek en Kwak dan met de volwassen Ducks. Daarbij komt dat de neefjes bijzonder grappig en koelbloedig zijn, dat ze voortdurend het juiste pad kiezen en dat ze altijd en overal de volwassenen moeten redden en corrigeren. De wereld van ouder en kind wordt omgedraaid, en daar bijten kinderen zich graag in vast. Andere strips zijn niet zo helder, ze bieden de jonge lezer minder mogelijkheid tot identificatie. Kuifje is wel slim, maar te oud. Suske en Wiske zijn iets jonger, maar spannen te veel samen met de volwassenen die bovendien minder problemen hebben dan de volwassen Ducks. Asterix is veel te oud en bovendien buigt de GalliĆ«r in eigen dorp bijna door van respect voor de dorpsdruĆÆde en het autocratische stamhoofd. Niet zo de neefjes, die hun enorme populariteit bij de kinderen te danken hebben aan het feit dat ze zo gunstig afsteken bij de falende volwassenen.

Mijn redenering was dat de mensen die in de jaren ’50 en ’60 Donald Duck lazen, doordrenkt raakten van het gedachtengoed van de neefjes. Die generatie bekleedt nu topposities in de maatschappij: generaals, hoogleraren, ministers. Als Kwik, Kwek en Kwak destijds zo’n invloed uitoefenden, dan is het zeer waarschijnlijk dat de gevolgen daarvan merkbaar zijn in de wereld zoals die nu door die leidinggevende mensen gemaakt wordt. Natuurlijk wil niemand daarover spreken. Ze houden het voor zich. Stel je voor dat een minister zijn beleid in de Kamer verdedigt met het argument dat hij gehandeld heeft volgens het model voor crisisbeheersing van Kwik, Kwek en Kwak. Ik zit niet in de directievergaderingen van de grote multinationals, maar mensen die het kunnen weten, zeggen me dat daar nooit over de neefjes gesproken wordt. Het is allemaal verdrongen naar het onderbewustzijn.”

Je zou kunnen zeggen dat de neefjes niet dankzij, maar ondanks de school zo slim zijn geworden, aldus Hegener. “De blijde boodschap van de neefjes is dat je de school kan afschaffen zonder schadelijke ’60 voor de maatschappij. Ivan Illich maakte al in de jaren zestig furore met die stelling. Volwassenen hebben hun kennis toevallig en terloops opgestoken, via de krant of de televisie. Op die kennis en ervaring doen ze een beroep wanneer ze een probleem moeten oplossen. Donald Duck laat zijn handelwijze op een onverantwoorde manier bepalen door wat hij zich nog van zijn schooldagen herinnert of wat hij de vorige dag op televisie heeft gezien. Daardoor treedt hij handelend op wanneer net wat meer bezinning aangewezen is. Het zou zoveel beter zijn als je op zo’n moment niet alleen toegang hebt tot je vergaarde kennis, maar ook tot de kennis die je niet hebt. De neefjes munten uit in onwetendheid, en dat is hun troef. Ze zijn heel speels. Als Jonge Woudlopers, een soort padvinders, reserveren ze hun fanatisme voor situaties die er weinig toe doen. Ik ben er zeker van dat Barks op die manier het militaire bedrijf aan de kaak heeft gesteld, ook al heeft hij altijd gezegd dat zijn strips geen boodschap bevatten. Zelf beweer ik dat de Jonge Woudlopers model hebben gestaan voor een aantal veranderingen in het militaire apparaat van Nederland, BelgiĆ« en andere landen, zoals de overschakeling van reguliere strijdkrachten naar rapid deployment forces.”

Zijn al die maatschappelijke veranderingen, herstructureringen en revoltes nu echt veroorzaakt onder invloed van de neefjes van Donald Duck? “Dat is de hamvraag”, zegt Hegener met gespeelde ernst. “Je kan alles bewijzen in Duck-stad, en daar gaat dit boek uiteindelijk over. De neefjes zijn een sympathiek en onschuldig voorbeeld om aan te tonen hoe problematisch de relatie oorzaak-gevolg in onze samenleving is. Mijn stelling is dat Kwik, Kwek en Kwak ongelooflijk veel invloed op hun lezers hebben uitgeoefend en dat heb ik met steeds meer overdrijving ‘bewezen’. In het laatste hoofdstuk blaas ik de bewijzen op tot zo’n ontzettende ballon dat er geen twijfel meer is dat je mijn stelling met een grove korrel zout moet nemen. Ik hou gewoon te veel andere invloeden buiten beeld. Maar dat neemt niet weg dat er veel waarheid in mijn these kan zitten.”

Hegener is een beetje de belichaming van de neefjes, een schrijver die in Donald een karikatuur ziet van de maatschappij zoals die voor de meeste volwassenen bestaat. “Wat ik op losse schroeven wil zetten, is onder meer het geloof in allerlei redeneringen in de pers. Zowel de journalisten als de lezers zouden zich af en toe in de arm moeten knijpen: ‘Wat daar gezegd en geschreven wordt, is maar een redenering. Er is zoveel dat buiten beeld blijft, de auteur verandert van onderwerp waar het hem goed uitkomt en de citaten zijn uit hun verband gerukt.’ Om dat op een speelse wijze duidelijk te maken, heb ik citaten van Piaget, Marcuse en de postmodernist Lyotard ingelast, auteurs die ik tot op het bot misbruik.”

Wat Barks precies met zijn strips wilde zeggen, is voor Hegener niet duidelijk: “Er was een tijd dat we nauwelijks wisten wie er achter de strips van Donald Duck school. Disney heeft altijd hoge muren rond zijn bedrijf opgetrokken. Op den duur heerste het misverstand dat Donald Duck zijn schepping was. Maar wie in de jaren ’50 en ’60 de Donald Duck-strip goed las, besefte dat er een veel betere tekenaar aan het werk was dan de andere Disney-medewerkers die het leeuwendeel van de productie voor hun rekening namen. De nu 98 jaar oude Barks is een grappige man. Hij draagt een enorme bril met heel sterke glazen. In 1935, hij was toen 34, meldde Barks zich aan als tekenaar bij de Disney Studios. Maar het werk in teamverband beviel hem maar matig, de airconditioning nog veel minder, en eind 1942 begon hij een kippenboerderij. Het striptekenen hervatte hij kort daarop bij Western Studios. Rijk is hij nooit geworden van zijn strips. Lange tijd woonde hij in een woonwagen.

Na zijn pensionering kreeg hij ruzie met Disney. Barks was begonnen met olieverfschilderijen van de Ducks, wat hem waanzinnig veel geld opbracht. Maar Disney claimde de rechten op de Duck-figuren. Het draaide uit op een schandaal en uiteindelijk kon Barks toch zijn gang nog gaan.”

Michiel Hegener, Het Duckdenken. De invloed van Kwik, Kwek en Kwak op onze samenleving, Contact, 96 blz., 360 fr.

Piet de Moor & Jeroen Kuijpers / Foto’s Kristien Buyse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content