2011 wordt een jaar van vestimentair geëxperimenteer. Maar er is nog een andere, meer structurele trend. De catwalk lijkt minder relevant dan vroeger. Kleine, minder luidruchtige labels geven de toon aan. Al is hun esthetisch vocabularium niet altijd even nieuw. Wel integendeel.

K ijk naar het belangrijkste mannenmodeverhaal van het moment : heritage, of in het Nederlands, de erfgoedstijl. Die veelomvattende modecategorie (ze strekt van vlinderdasjes tot outfits voor aspirant-bergbeklimmers) wordt gedomineerd door kleine, min of meer vertrouwelijke labels en door winkelstraatgiganten. De catwalkhuizen hebben het fenomeen grotendeels gemist. En dat is bizar, want het belangrijkste ingrediënt van erfgoed is geschiedenis, en de Gucci’s en de Louis Vuittons van de wereld pakken doorgaans graag uit met hun glorieuze genesisverhalen ( Trussardi vierde pas nog zijn honderdste verjaardag met een groots opgezette show tijdens Pitti in Firenze).

Heritage komt in vele maten en gewichten. Er is prep en er is work-wear. Er zijn bergbeklimmersfetisjisten en surfadepten, Navajo-nostalgici en voorstanders van de tennisgarderobe (het polohemd van Lacoste zou allicht hoog scoren op een Unescolijst van textiel-erfgoed). Er zijn heritage-merken met een authentieke geschiedenis, en brands, groot en klein, die hun verhaal veinzen. Heel wat typisch Amerikaanse brands blijken bij nader inzien Italiaans of Japans. Zoals Woolrich Woolen Mills, een Italiaanse lijn die tot voor kort werd getekend door een Japanse ontwerper. Of Gant, een Zweeds merk dat op het lijf van de Kennedy’s lijkt te zijn geschreven.

Ralph Lauren is natuurlijk de koning van het genre, gesterkt door veertig jaar polohemdjes, en andere Ivy League-fantasieën. Met de slechts hier en daar verkrijgbare, door stevig Amerikaans workwear geïnspireerde lijn RRL houdt Lauren bovendien een zekere spanning in het heritage-segment.

In Frankrijk gaven de jongens van Kitsuné al jaren geleden een nieuw, trendy elan aan de preppy garderobe. Het kleine maar invloedrijke label kreeg navolging in de hele wereld, van Scandinavië over Japan (dat al sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog geobsedeerd is door de Amerikaanse esthetiek, en in het bijzonder door Ivy League : de acht universiteiten met hun eigen sportcompetitie), en zo terug naar de Verenigde Staten, waar het ene legendarische merk na het andere van onder het stof wordt gehaald.

AMERIKA

De Amerikaanse populaire cultuur (James Dean, Marlon Brando, de 501, de Marlboro Man, cowboys en indianen) blijft de belangrijkste inspiratiebron voor adepten van heritage, en voor een waslijst merken in de VS (schoenen van Quoddy, hemden van Gitman Bros, outdoorkleren van LL Bean, pakken van Brooks Brothers, maar bijvoorbeeld ook de sportschoenen van Vans) en erbuiten (van een wijdverspreid winkelstraatmerk als Mcs (voorheen Marlboro Classics) tot een veeleer obscuur Japans workwear-merk als Post Overalls. Ralph Lauren, met de lijnen RRL en Rugby, en Tommy Hilfiger blijven leaders of the gang.

JAPAN

Japan is al decennia geobsedeerd door Amerikaanse prep-esthetiek. Dat bleek vorig jaar nog maar eens door de heruitgave van Take Ivy, een legendarische analyse uit de late jaren zestig van fotograaf en journalist Teruyoshi Hayashida, die een documentaire in boekvorm maakte over de stijl van studenten op Amerikaanse universiteitscampussen. Take Ivy blijft een stijlbijbel voor de preppy stijl (nog interessanter zijn de eerste nummers, uit de jaren zeventig, van het Japanse mannenblad Popeye). De luxesector doet het al jaren slecht in Japan, maar het blijft een belangrijke markt voor allerlei obscure Europese en Amerikaanse kleine merken. En de archipel heeft een monopolie op denim. Met een rist eigen merken, maar ook wat productie betreft : bijna elke jeansbroek met een beetje karakter wordt tegenwoordig gemaakt van Japans denim. Japanse merken durven de preppy stijl ook extremer te maken, en moderner. Schoolvoorbeelden : White Mountaineering, Visvim, Ts(s) of een voorbeeld van een merk met een hoger modegehalte : Cosmic Wonder Light Source.

GROOT-BRITTANNIË

Regenjassen ( Mackintosh, opgericht in 1823) en jachtkledij ( Barbour, dit jaar 75) zijn waarschijnlijk de belangrijkste Britse bijdragen aan het wereldwijde stijlpatrimonium (met Schotse truien, bijvoorbeeld van Pringle, sinds 1885). Met Hackett heeft Londen een Europees antwoord op Ralph Lauren, en met Burberry Prorsum (1856) het enige écht belangrijke Engelse high fashion luxemerk. Margaret Howell en Nigel Cabourn brengen hun eigen, hedendaagse visie op heritage. De ietwat excentrieke, zeer formele gentleman look van Savile Row dient ten slotte als de inspiratiebron voor wat ongetwijfeld het volgende grote hoofdstuk wordt in het heritage-verhaal. Met huizen als Norton & Sons (1821) en E. Tautz (1867), beide geleid door Patrick Grant, als meest toonaangevende namen.

SCANDINAVIË

De Scandinaven zijn om onduidelijke redenen geobsedeerd door de erfgoedstijl. Misschien omdat ze een goed ontwikkeld gevoel hebben voor internationale popcultuur (van Abba tot H&M, via Sigur Ros, Acne Jeans en Cheap Monday). Hét voorbeeld : Gant, misschien het bekendste pseudo-Amerikaanse prepmerk. In de categorie kleinere brands geldt het Zweedse Our Legacy als een groot succes, net als de marinestijl van het in 1931 opgerichte Deense S.N.S. Herning (voor wie de Franse Saint James te voor de hand liggend vindt, allicht), of nog : de outdoorpionier Fjällräven.

BELGIË

In eigen land blijft het voorlopig nog zoeken naar heritage-merken. In de lingeriesector kan Le Fabuleux Marcel de Bruxelles eventueel meedingen naar het etiket (nieuw merk, nostalgisch product en marketing), en in de breigoedbranche breekt het kleine merk Chauncey stilaan door, met een elegante gentleman traveler look.

Intussen staat een ontwerper als Dries Van Noten een stap verder. Zijn recente, zeer frisse mannencollecties putten uit het verleden, maar vermijden het mottenballeneffect. Erfgoed is alleen maar interessant als je er iets vernieuwends mee doet. Nu en dan blijft de catwalk toch nog de juiste richting aanwijzen.

ADAM KIMMEL : CARHARTT BEHOORT HET VOLK TOE

De Amerikaanse ontwerper Adam Kimmel showt zijn collecties met succes tijdens de Parijse mannenmodeweek. Dit seizoen lanceert hij een samenwerking met het legendarische Amerikaanse familiebedrijf Carhartt, sinds 1889 gespecialiseerd in workwear, en dus even oud als de Eiffeltoren.

Hoe verklaart u het succes van de erfgoedstijl ?

Adam Kimmel : “Ik denk dat mensen altijd geïnteresseerd zijn geweest in heritage-brands. Het verschil is dat er weinig merken zijn overgebleven die hun oorspronkelijke missie trouw zijn gebleven, en die zich niet hebben laten exploiteren door een expansie naar de shoppingmalls.”

Wat betekent heritage voor u ?

“Een geschiedenis van klassieke integriteit.”

Gaapt er nog steeds een kloof tussen de mannenmode die we zien op de catwalks en streetwear ?

“Ik hoop dat die kloof er altijd zal zijn. Op de runway gaat het dikwijls over geëxperimenteer. Er hoeft niet altijd een rechtstreekse link te zijn met de straat. Maar ideeën pushen is ook belangrijk, en dat moet de taal van de straat naar binnen brengen.”

Wat betekende Carhartt vroeger voor u ? Vanwaar de samenwerking met het merk ? Wat heeft u het merk bijgebracht ?

“Er is een zekere trots van de Amerikanen met betrekking tot Carhartt. Het label behoort het volk toe. Ik ken geen enkel ander merk dat door zoveel mensen in het land met evenveel trots wordt gedragen.”

Hoe zou u uw eigen zomercollectie samenvatten ?

“Ik heb een Pacific Northwest-collectie gemaakt, geïnspireerd door de levensstijl van kunstenaar San Attoe. Geen backpackersstijl, maar eerder motorcycle killer in het woud.”

KITSUNE : GEK OP UNIVERSITY-STIJL

Kitsuné, opgericht in 2002 door Gildas Loaec en Masaya Kuroki, is een intrigerende hybride van platenmaatschappij en modemerk. Kitsuné heeft twee winkels in Parijs en verkooppunten in de hele wereld. Het label ligt aan de basis van de comeback van prep.

Beschouwt u Kitsuné zelf als een preppy merk ?

Masaya Kuroki : “Ik zou niet beweren dat we onszelf zo identificeren. Maar ik laat me wel inspireren door de kledingcodes van de Ivy League-universiteiten aan de Amerikaanse oostkust. Ik ben gek op die stijl, heel clean, maar wel met moderne kleurencombinaties.”

Wat waren uw voorbeelden toen u begon met Kitsuné ?

“Ik keek naar Ralph Lauren, Hermès, Loro Piana, Brooks Brothers, Gitman Bros. Dat soort merken dient voor mij als een school. Ik kan er veel van leren. Zowel voor de creativiteit als voor het zakelijke.”

Hoe verklaart u het succes van de erfgoedstijl ?

“Ik denk dat veel mensen op zoek zijn naar kleren met een verhaal. Geen highfashion, maar ook geen fast fashion. Met Kitsuné brengen we een tijdloos product. Ik probeer geen erfgoedmode te maken, ik vind het interessanter om de stijl van een bepaalde periode op te frissen.”

De Japanners zijn geobsedeerd door de schooluniformen van de Ivy League. Hoe verklaart u die obsessie ?

“Japan heeft veel regels op het vlak van kleding, van privéscholen tot universiteiten en later ook op het werk. Hoe je je kleedt, toont je persoonlijkheid, je discipline. Die mentaliteit is zeer oud.”

Kitsuné werkt vaak samen met andere merken. Wat brengen zulke samenwerkingen bij ?

“Ik vind het geweldig om contacten te leggen met andere merken : Macintosh, Yoshida Kaban, J.M. Weston, et cetera. Zo’n samenwerking is altijd een rijke uitwisseling. Van knowhow, maar ook van culturele smaak. Ik leer telkens bij. Het gaat om het plezier van samen iets te doen, om het delen van een leuk creatief moment.”

DOOR JESSE BROUNS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content