DE MAGIE VAN ROMMEL

Het externe geheugen van Mark Eyskens: boeken, kunst, een carnavalsbril, bidprentjes. © Fred Debrock

Een opgeruimd leven is een gelukkig leven, zo wordt ons verteld. Maar is zo’n omgeving zonder nutteloze spullen wel voor iedereen? Wordt 2017 het jaar dat rommel weer mag?

Thank you for having a clean desk. Af en toe staat er een bordje met dit verzoek op onze bureaus. Niet dat onze redactie zo rommelig is, maar er liggen wel stapels papieren, tijdschriften en boeken, en wie er moet poetsen, is daar niet blij mee. Onze poetsploeg staat niet alleen met dat standpunt. Managers, leerkrachten, ouders en huisgenoten, ze fronsen de wenkbrauwen bij te veel rommel. Minimalisme lijkt al eeuwen de dominante designtrend, bedrijven voeren flexwerkplekken in die elke avond leeg achtergelaten moeten worden ; er wordt binnen koppels stevig wat afgeruzied over op stoelen gedrapeerde kleren ; en ook wij schreven in 2016 zelf over hoe we misschien wel blijer worden van opgeruimde kasten en minder spullen.

Maar rommel is aan een rehabilitatie toe, vindt auteur Tim Harford. Hij schreef er met Messy. The Power of Disorder to Transform Our Lives een vurig pleidooi voor. “De opruimobsessie leeft wereldwijd. We neigen naar ordelijkheid en bewonderen ze bijna instinctief, maar dat doet ons vergeten dat chaos, improvisatie, ambiguïteit en imperfectie hun nut hebben.” Kunstenaars en wetenschappers die op een grens botsen, bedenken er zich een weg over, conflicten leiden soms tot originele compromissen en een chef die een ingrediënt niet vindt, maakt een nieuwe recept. Rommel stimuleert ook serendipiteit, de ongewilde vondst, gewoon omdat het onverwachte combinaties oplevert. En laat ons eerlijk zijn, een huis waarin het een en ander rondslingert, is net iets gezelliger dan eentje dat veel weg heeft van een gestylede meubelwinkel. Je ziet het leven dat erin geleefd wordt. Misschien had Albert Einstein gelijk toen hij zei : “Als een rommelig bureau het teken is van een rommelig brein, wat moeten we dan denken van een leeg bureau?” Een detail dat we bovendien over het hoofd zien, is dat opruimen veel tijd vraagt. Tijd die we niet besteden aan productief zijn, of aan leuke dingen.

Overdreven gedesignde kantoren en huizen offeren volgens Harford rommelige mogelijkheden op voor opgeruimde voorspelbaarheid, en dat blijkt ook uit onderzoek van Kathleen Vohs van de universiteit van Minnesota. Deze psychologe nodigde studenten uit in een opgeruimd dan wel rommelig lab. Alle deelnemers bedachten evenveel alternatieve toepassingen voor een pingpongbal, bijvoorbeeld, maar wie in een rommelig lab had gewerkt, was stukken origineler. De deelnemers die in het rommellab gewerkt hadden, kozen ook systematisch voor de vernieuwende keuzes die na het experiment aangeboden werden. “Wie in een opgeruimde plek werkte, deed wat er van hem verwacht werd, de andere kleurden meer buiten de lijntjes”, vertelde Vohs aan Psychological Science. “Onze studie kreeg veel media-aandacht, misschien omdat het voor de rommelige mensen onder ons een soort rechtvaardiging was. Zie je wel dat rommel ook nuttig kan zijn, zoiets.”

Dan organiseren we die chaos toch gewoon, zou je denken. Kijk naar al die techbedrijven en reclamebureaus vol voetbaltafels, gameconsoles en zitzakken. Door een speeltuin te creëren, hopen ze op creatieve brainwaves. Maar zo werkt het niet, stelt Harford, je kunt rommel niet ontwerpen. De origineelste ontdekkingen aan het Massachusetts Institute of Technology gebeurden in Building 20, een snel opgetrokken, ietwat verwaarloosd kantoor waar heel uiteenlopende departementen samenzaten. Dat leverde originele combinaties en ideeën op en bovendien hadden al die wetenschappers het gevoel dat ze in hun uitgeleefde lokalen honderd procent hun zin mochten doen. Een belangrijk punt, argumenteert Harford. In een rommelige omgeving mag je fouten maken, en dat geeft meer vrijheid, meer creativiteit en meer lef. Wie creatieve werknemers, geliefden en kinderen wil, kan dus maar beter niet te veel opruimen.

Niet iedereen functioneert natuurlijk op dezelfde manier. Sommige mensen zijn van nature ordelijk, anderen vinden een systeem in hun chaos. Ieder zijn meug, en uit onderzoek blijkt dan ook dat we ons het gelukkigst en creatiefst voelen op een plek die we zelf ingericht hebben, al dan niet met Keep Calm and Carry On-posters, vakantiesouvenirs, sanseveria’s en familiefoto’s. Alleen, u en ik, wij zijn geen designers. Als we zelf aan de slag gaan, is het resultaat onvermijdelijk een beetje rommelig. En lelijk. Daar moeten we ons volgens Harford niets van aantrekken. Zijn pleidooi : als je verleid wordt door de opruimmicrobe, vergeet dan niet dat rommel soms doodgewoon beter is.

MARK EYSKENS Minister van staat en auteur

“Ik hou niet van leegte. Leegte is angstaanjagend. En saai. Zoals Goethe wist : ‘Orde is het genot van de rede, maar wanorde is de lust van het gemoed.‘ We hebben dit huis zelf gebouwd, maar het vulde zich snel. Toen mijn bureau vol was, hebben we er eerst één, en dan nog een tweede kamer bijgebouwd. Dat is de plek waar ik schilder, meestal onbestaande landschappen. Zelfs de ramen zijn er gebarricadeerd met wijnkisten die als boekenkasten dienen en soms al eens omvallen. Ik heb vijf kinderen, toen die de deur uit waren, heb ik hun kamers geannexeerd en vorig jaar hebben we de zolder laten verstevigen, zodat ik ook daar mijn archief kan stockeren.

Boeken kan ik onmogelijk wegdoen, dat heeft met respect te maken. Elk boek is een stem, ook lang na de dood van de auteur kun je er naar luisteren. Une voix d’outre-tombe, wist Chateaubriand. Ze ruiken ook lekker, zeker als je ze zelf geschreven hebt. Een beetje zoals baby’s. Mijn professionele kantoren, als politicus of professor, waren anders. Niet zo vol. Dat waren echt werkruimten, en veel van mijn materiaal stond in het kantoor van mijn medewerkers.

Hier staan, behalve boeken, ook veel andere dingen. Als ik om me heen kijk, zie ik vooral veel herinneringen. Thailand, Oostenrijk, Venetië. De pen waarmee ik Het Verdrag van Maastricht ondertekend heb. Nep-Fabergé-eieren die ik in Hongkong kocht. Een gouden bril die ik droeg op een gemaskerd bal in het Arsenaal van Venetië, waar mijn vrouw en ik een schitterende avond hebben beleefd. En die vele bidprentjes tussen mijn boeken, dat zijn allemaal mensen die me dierbaar waren. Als je, zoals ik, ouder wordt, zijn het er veel. Soms zoveel dat ik er een paar moet opbergen. Dan lijkt het of ze een tweede keer begraven worden. Mijn werkkamer is meer dan de plek waar ik werk, het is een soort extern geheugen dat me inspireert en herinneringen oproept.”

Mark Eyskens recentste boek, Macht en Gezag, (Uitgeverij Witsand) ligt nu in de winkel.

ARPAÏS DU BOIS Kunstenares

“Chaos is waardevol. Ik vind het fijn om, op weg naar de keuken om thee te maken, dingen tegen te komen. Een boek, een kleinigheid die ik in de natuur gevonden heb, iets wat iemand hier vergeten is. Dat voedt mij. Mijn werk is een constant ronddraaien, analyseren en becommentariëren van het leven en het is goed om, als je een plan hebt, even afgeleid te worden en een zijweg in te slaan. Onvoorzienigheden verrijken.

Een omgeving die te strak, wit of glanzend is, daarin functioneer ik niet. Je mag er niet missen, want alles is een vlek. Ik moet kunnen knoeien en op dingen botsen. Bovendien heb ik het vaak moeilijk met hoe weinig tijd ik maar heb, dus ga ik die echt niet investeren in opruimen of strijken. In de meeste chaos zit wel degelijk een systeem, ook al is die voor een buitenstaander niet zichtbaar. Zo staan mijn boeken alfabetisch, want dan komen er onverwachte dingen naast elkaar te staan. Mijn hele huis is mijn werkplek, alles loopt door elkaar en als er een idee opkomt, moet ik meteen aan de slag. Ik ben ook een avondmens, als ik niet kan slapen ga ik in pyjama naar mijn atelier.

Er hangt veel kunst in huis. Vaak zijn het werken van mensen die ik op prijs stel en waar ik werk mee geruild heb. Dat is anders dan een object dat je koopt, het is een beslissing die je niet alleen hebt genomen. Zo haal je ook een stuk van die mensen in huis, zodat je er elke dag naar kunt kijken.

Maar ik ben niet nostalgisch. Je kunt jaren met een object leven dat voor jou belangrijk is, om op een bepaald moment te merken dat je er niets meer voor voelt. Dan kan het weg. Ook boeken die zo slecht vormgegeven zijn dat ik er niet in kan kijken, hou ik niet bij.

Toen ik hier alleen woonde, was het al vrij druk. Door te gaan samenwonen, is er een tweede huishouden bijgekomen. Je probeert dat in elkaar te puzzelen. We houden van dezelfde dingen, dat helpt. We hebben elkaar goed gekozen en dit huis is al meer dan vijftien jaar de plek waar mijn inspiratie non-stop komt. Dit is thuis. De deur gaat toe en ik heb mijn plek. Alles klopt.”

De solotentoonstelling Faire partie des gens qui chantent… van Arpaïs Du Bois loopt in Gallery Fifty One in Antwerpen, gallery51. com, arpais.com

Tekst Nathalie Le Blanc & Foto’s Fred Debrock

“Als ik om me heen kijk, zie ik vooral veel herinneringen” MARK EYSKENS

“Het is goed om even afgeleid te worden en een zijweg in te slaan” ARPAÏS DU BOIS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content