Dit is een zelfportret uit 1977. De blik op oneindig, met een gevoel van ‘laat maar komen’. Onthutsend, als je weet wat er allemaal gekomen is. Op dat moment, ik was toen 19, had ik nog geen flauw idee wat aan te vangen met mijn leven. Ik wou voetballer worden, maar mijn vader vroeg me in zijn meubelfabriek te komen werken. Toen hij me na lang zeuren toch inschreef aan de fotografieafdeling in Gent, dacht hij ‘het komt nooit goed met onze Carl’. Pas toen ik bij het fotoagentschap Magnum aangesloten was, zag hij in dat er toch iets van mij geworden was. Bij mijn internationale doorbraak dacht ik even dat de wereld aan mijn voeten lag. Lang duurde dat gevoel niet, want ik ben eigenlijk een timide jongen. Ik kijk liever naar de grond dan naar de lucht. Poseren voor een foto doe ik niet graag – vandaar het oude zelfportret – en als ik mensen fotografeer, voel ik me een indringer. Om dat gevoel van schaamte te overwinnen, reis en fotografeer ik.”

“Fotografie is een leugen, want je kunt de werkelijkheid niet vatten in een beeld. Toch tracht ik een foto zo weinig mogelijk naar mijn hand te zetten, om niet harder te moeten liegen dan ik al bezig ben. Mijn beelden zijn vaak sterker als ik niet ingrijp, omdat de verbeelding beperkter is dan de werkelijkheid. Daarom ben ik geen fan van Worldpressfoto’s : het zijn voorspelbare beelden, die vaak grotendeels geënsceneerd zijn om ze fotogenieker te maken. Op een verlaten veld in Somalië sleuren ze een inwoner met zijn machete voor de camera met een doodskop netjes op de voorgrond. In zulke beelden speelt de persoonlijkheid van de fotograaf geen rol, het onderwerp dicteert het cliché. Ik vind het belangrijker dat je aan mijn beelden onderhuids voelt hoe ik over een bepaalde scène denk. Ik voel me verantwoordelijk om situaties op een andere manier te tonen dan in de pers.”

“Schilderkunst inspireert me het meest. Het is de enige kunstvorm waar men ooit voor bad en waar men naar keek om iets bij te leren. Ik wil dat mensen bij mijn foto’s ook langer stilstaan, zoals ze dat vroeger bij een schilderij van Van Eyck deden. Trouwens, de Vlaamse Primitieven zetten door subtiele symbolen vaak hun opdrachtgever in zijn hemd. Wel, in mijn commercieel werk probeer ik dat ook te doen. Maar het is vooral de perfectie van de Vlaamse Primitieven die me enorm intrigeert. De gulden snede, de ideale compositie : in de fotografie valt dat nauwelijks na te streven. Meer nog, wanneer ik denk dat ik het ‘perfecte beeld’ geschoten heb, dat beantwoordt aan mijn verbeelding, blijkt dat achteraf nooit het goede. De echte magie zit in het onverwachte, tussen twee kicks door.”

“Ik kan niet stilzitten. Ik ben met tientallen projecten tegelijk bezig, al ben ik wel jaloers op fotografen die één specifiek onderwerp kunnen uitpuren. Ik kom te vaak thuis van een reportage met het gevoel dat ik er nog niet de helft heb uitgehaald van wat er misschien in zit. Vroeger was het nog erger : ik reisde in het wilde weg en liep steden plat op zoek naar beeldjes. Reizen is al de helft van de fun, natuurlijk. Nu werk ik al efficiënter en concentreer ik me op één beperkt thema of één ruimte, al zoek ik het vaak nog ver. Ik heb resoluut voor de reportagestijl gekozen omdat ik bang ben dat mijn verbeelding niet sterk genoeg is. Soms denk ik : ik heb de wereld al gezien, maar ik zou beter eerst mijn achtertuin verkennen. Maar ja, een onderwerp of een stijl uitpuren duurt zeker tien jaar. Ik ben nu 47, dat is oud en jong tegelijk, misschien heb ik daar de tijd niet meer voor.

Thijs Demeulemeester

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content