de liefhebber

Als generaniumliefhebber kun je ofwel uitfreaken, ofwel heel kieskeurig en methodisch te werk gaan. Verzamelaar Dirk Gunst deed het tweede en groeide uit tot een naam waar je niet meer omheen kunt.

Vraag je buurman of hij van geraniums houdt en hij zal je meenemen naar zijn bloembakken met pelargoniums, waarschijnlijk in de meest schreeuwerige kleuren. Vraag het aan Dirk Gunst en je krijgt het antwoord van een gepassioneerd verzamelaar die meer dan tweehonderdvijftig soorten in zijn tuin heeft staan. Een intelligente collectie, die hij in slechts enkele jaren heeft aangelegd, maar waarbij hij heel methodisch en vastberaden te werk is gegaan.

Het is nog maar tien jaar geleden dat de verwoede liefhebbers van mixed borders de charme hebben ontdekt van de geraniums. Het heeft tientallen jaren – om niet te zeggen eeuwen – nodig gehad om de kwaliteit en de variëteit van deze planten onder de aandacht te brengen en ze bij hun juiste naam te noemen. En dat is uitzonderlijk voor planten die deel uitmaken van onze inheemse flora. Je hoeft maar de Flora van België te raadplegen, een uitgave van de Nationale Plantentuin van Meise, om te weten dat onze inheemse vegetatie enkele soorten ooievaarsbek bevat, zoals Geranium pratense (beemdooievaarsbek), Geranium sylvaticum (bosooievaarsbek) of ook nog Geranium robertianum (Robertskruid). Onze nationale Flora noemt nog enkele geraniumsoorten, waarvan de meeste geacclimatiseerd zijn toen ze in parken of tuinen werden gezet.

Maar wie is er schuldig aan het feit dat we met het grootste gemak geranium en pelargoniums, ooievaarsbekken, door elkaar halen? Verrassend genoeg is het de beroemdste aller botanici zelf: Linnaeus, de vader van de systematische indeling van planten. Toen hij in 1753 zijn Species Plantarum publiceerde en de regel uitvaardigde dat een soort wordt aangeduid met een naam gevolgd door een kwalificatief (bijvoorbeeld Geranium, dat begint met een hoofdletter, en phaeum, dat begint met een kleine letter voor Geranium phaeum), besloot Linnaeus “geranium” en “pelargonium” onder te brengen in dezelfde botanische soort. Onze geraniums zijn hem bekend als inheems in Europa. Pelargoniums waren hem ook niet onbekend, want de eerste planten werden bij ons ingevoerd uit Zuid-Afrika rond 1630.

Ruim dertig jaar later stelde de bioloog L’Héritier een andere indeling voor: in het geslacht der geraniaceae maakte hij het onderscheid tussen de “inheemse” geranium en de “uitheemse” pelargonium. Maar ingebakken gewoonten raken maar moeilijk uitgeroeid.

Zelfs de botanisten konden maar met moeite verbergen dat ze het moeilijk hadden om de grens te trekken. Daarom besloten ze wetenschappelijke namen toe te kennen, verlatijnste neologismen uit die tijd die gebaseerd waren op de vorm van de vrucht. Want wat blijkt? Pelargonium verwijst naar het oud-Griekse woord voor ooievaar en geranium naar kraanvogel, terwijl erodium, een aanverwante soort die ook tot het geslacht der geraniaceae behoort, overeenkomt met reiger.

Het is niet zijn beroep dat Dirk Gunst voorbestemde om de Belgische geraniumspecialist te worden. Hij studeerde scheikunde aan de universiteit van Gent, waar hij zijn echtgenote leerde kennen, die scheikundige is. Op dit moment doceert hij zijn vak aan toekomstige laboranten in de KHBO Brugge-Oostende. Belangrijk detail: de school bevindt zich op slechts enkele honderden meters van de kwekerij van Maurice Vergote in Oostkamp. Als het even kan, loopt Dirk dan ook binnen om naar de bloemen en planten te kijken.

Het is pas toen hij vijf of zes jaar geleden over een grote tuin kon beschikken, dat hij in vaste planten begon te investeren. Tot dan toe waren zijn tuinactiviteiten beperkt gebleven tot het kweken van groenten, omdat zijn vrouw uitstekend kookt en ze allebei van vers geoogste groenten houden. Niet alle groenten komen in aanmerking, maar een uitgelezen keuze. Geen aardappelen bijvoorbeeld, maar wel asperges en pastinaken, waar zijn jongste dochter zo dol op is. Hij zaait ook allerlei soorten sla voor lekkere zomerse gerechten.

Wroeten in de aarde maakt bij iedereen wel beelden uit de kindertijd wakker. Dirk Gunst herinnert zich de grote boomgaard van zijn ouderlijk huis, waar hij allerlei soorten fruit ging rapen en plukken. Van bessen in de lente tot noten in de herfst. Zijn grootmoeder woonde vlakbij en van haar herinnert hij zich nog de bloemperken met ouderwetse anjers in geuren en kleuren die nu al lang vergeten zijn.

Een andere geur waarover hij vaak praat, is die van geraniumbladeren. Als het pas geregend heeft. Of wanneer hij tussen de planten aan het werken is. Maar geraniums hebben uiteraard meer dan hun geur. Ze interesseren hem meer dan andere vaste planten omdat het een soort is met een heel grote verscheidenheid aan bladeren, bloemen en afmetingen. Er zijn er van een meter hoog, en er zijn kruipende bodembedekkers die maar tien centimeter hoog worden. De bloei is gespreid over drie seizoenen: sommige soorten beginnen al in maart en de opvolging wordt verzekerd tot het begint te vriezen. De kleuren – wit en pastels gaande van blauw, paars, purper tot roze – vallen bijzonder in zijn smaak: het zijn die tinten die hij graag in zijn tuin ziet bloeien. Een tuin verder “zonder reliëf, met schrale zandgrond en veel zon.”

In Engeland zijn geraniums een ware rage geworden. Daar werden tot nu toe 650 natuurlijke soorten en hybriden opgetekend. Als verzamelaar moet je dus je gezond verstand gebruiken en zorgen dat je niet ontspoort. Gelukkig laat Dirk Gunst zijn persoonlijke succes niet afhangen van de lengte van zijn plantenlijst. Om in zijn collectie te komen en te blijven, moet een soort of een variëteit aan bepaalde normen beantwoorden, of als het om een nieuwigheid gaat, een meerwaarde bieden ten opzichte van wat al bekend is. Een dergelijk werk vereist dus een goed geheugen. Om hem hierbij te helpen legt hij alle gegevens vast: hij schrijft ze op in een dagboek of slaat de gegevens op in computerbestanden.

In de handgeschreven agenda houdt hij vooral het verloop van de werken, de observatie van de bloei, het gedrag van de planten, hun reactie op de klimaatsveranderingen bij. We kunnen bijvoorbeeld lezen dat de tuin elk jaar vóór Valentijnsdag opgeruimd is. De computerbestanden dienen hoofdzakelijk voor het opslaan, bijwerken en beheren van informatie.

Zijn lijst van 250 geraniums is samengesteld volgens normen die ook worden toegepast in zijn geliefkoosde kwekerijen, zoals Axletree (in Rye, East Sussex). “Veel kwekerijen op het vasteland beperken zich tot kopen en verkopen. Maar in Axletree wordt ook gekweekt en geëxperimenteerd met de planten die in de handel worden gebracht. De tuin die naast hun kwekerij ligt, loont werkelijk te moeite.”

Het bezoeken van kwekerijen – bijna uitsluitend in Groot-Brittannië – is een manier om zijn collectie te verrijken, maar niet de enige. Hij zaait namelijk ook zelf en dat levert hem elk jaar meer dan duizend zaailingen op. Zo kan hij de jonge scheutjes uitkiezen om ze eerst te laten voortgroeien in de serre of op een kiembed alvorens ze in de volle grond te zetten om te zien of ze zich aan ons klimaat kunnen aanpassen. Zaaien en vermeerderen door stekken geven hem de grootste voldoening. Niet zonder trots vertelt hij dat elk plantje in zijn tuin afkomstig is van één enkele plant of een kleine hoeveelheid zaadjes (meestal twee) die hij zelf helemaal heeft gekweekt. Hij is lid van de Geraniaceae Group, een zadenruilclub die in Engeland gevestigd is. Voor andere planten die hij in zijn tuin wil hebben, zoals botanische Clematis bijvoorbeeld, kan hij rekenen op een bevriende buurvrouw. Zij zoekt (zelfs op het internet) naar zaden en interessante ruilmogelijkheden.

Een collectie kan ook groeien door goede contacten met andere verwoede plantenliefhebbers of -verzamelaars die hij op plantenmarkten of ruilbeurzen leert kennen. In dat opzicht zijn Kalmthout en Celles voor hem de beste plaatsen. Daar komen de habitués en die wisselen niet alleen zaden en planten, maar ook ervaringen uit.

Dat je om Dirk Gunst niet meer heen kunt, werd onlangs nog bevestigd. Bij de uitgeverij Schuyt & Co staat de Nederlandse versie op stapel van The Gardener’s Guide to Growing Hardy Geraniums, in Engeland uitgegeven door David & Charles. Schuyt & Co is bij hem te rade gegaan om op basis van zijn persoonlijke ervaring een selectie van Belgische en Nederlandse cultivars, gekweekte variëteiten, te maken die aan de overkant van het kanaal minder bekend zijn en hebben hem gevraagd een lijstje samen te stellen met zijn persoonlijke toptien. Dat werk is nu af en de publicatie zal niet lang meer op zich laten wachten.

Hij steekt het niet onder stoelen of banken. Hij is verzamelaar in hart en nieren. Na schelpen is hij op planten overgestapt, omdat planten levende materie zijn en schelpen niet. Maar zijn droom gaat nog veel verder. Naar het voorbeeld van beroemde voorgangers – Margery Fish, Rosemary Verey (Barnsley), Lawrence Johnston (Hidcote), Alan Bloom, Beth Chatto… – zou hij ook graag een plant op de markt brengen die de vrucht is van zijn persoonlijke selectie, of het nu een ondersoort is die ontdekt werd in de natuur of het resultaat van een kruising. Maar een ding is zeker: met een cultivar “Dirk Gunst” zal hij pas uitpakken als die echt iets bijzonders aan de bestaande keuze kan toevoegen.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content