Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

Ruim 41 jaar na de geboorte van de Mini komt zijn opvolger eraan. Ontwerper Frank Stephenson: “Groter? Ach, ook de automobilist is gegroeid.”

Toen ten gevolge van de Suezkwestie in 1956 de oliecrisis in volle hevigheid toesloeg, werd Groot-Brittannië overspoeld door minuscule, zuinige, Duitse bubble cars. Een reactie kon niet uitblijven, de British Motor Company (een fusie van Austin en Morris) zette een tegenoffensief in. Alexander Arnold Constantine Issigonis, bij BMC verantwoordelijk voor advanced concept design, kreeg een expliciete opdracht: zo snel mogelijk de kleinst mogelijke auto voor vier personen en hun bagage bedenken en op wielen zetten.

Het resultaat van zijn oefening werd in 1959 voorgesteld: amper tien voet lang, maar verwondering en bewondering wekte de mini-auto vooral om de verpakking van de mechaniek. Issigonis was er niet alleen in geslaagd 80 procent van de lengte van de auto voor de passagiers vrij te houden, hij pionierde ook met een revolutionaire ophanging, petieterige 10-duims wieltjes en een dwars geplaatste motor – een opstelling die inmiddels gemeengoed is geworden bij compacte auto’s.

De wagen droeg twee namen: Austin Seven en Morris Mini-Minor, werd in twee fabrieken gebouwd en kwam traag uit de startblokken. Het eerste jaar werden slechts 20.000 stuks geproduceerd, maar de sympathie groeide gestaag tot in 1977. Achttien jaar na zijn geboorte bereikte de Mini zijn productierecord: 318.000 exemplaren in één jaar.

Tot eenieders verbazing kon de gedoodverfde opvolger, de Metro, het fenomeen niet van de kaart vegen. De Mini bleef in productie, 42 onafgebroken jaren lang. De 5.387.862ste en laatste auto liep in oktober van dit jaar van de band.

De nieuwe Mini komt volgende lente op de markt, tegen een grondig gewijzigde achtergrond en in een totaal andere context. Het merk is inmiddels eigendom van het Duitse BMW, de designer is een Amerikaan en ultrakort is niet langer het eerste streefdoel.

De auto zal wel in Groot-Brittannië worden gebouwd, naar Duitse normen, welteverstaan. Designer Frank Stephenson noemt zichzelf een “atypische Amerikaan”. Hij bracht slechts enkele jaren in zijn vaderland door: gedurende zijn studententijd aan het Art Center in Pasadena, Californië. Hij werd geboren in Afrika, verbleef een tijd in het Midden-Oosten en woonde en werkte uiteindelijk het grootste deel van zijn leven in Europa. Zijn Mini is een volle halve meter langer is dan het historische fenomeen. Niet echt mini dus.

Stephenson: “De behoeften zijn veranderd en die lengte heeft alles te maken met de veiligheid. Niemand zou in een frontale botsing met de vorige Mini betrokken willen worden, er is gewoon te weinig ruimte voor het efficiënt absorberen van de impact. De veiligheidsnormen zijn ook veel strenger geworden en dus moest er een constructie komen die de BMW-veiligheidsnormen kon garanderen, noodzakelijkerwijze is die langer geworden. Om eerlijk te zijn: we wilden ook echt wat meer comfort bieden aan de inzittenden, die veertig jaar na de oorspronkelijke Mini ook gemiddeld wat langer zijn geworden.

Belangrijker dan die afmetingen, is dat het karakter behouden is gebleven. Het doel was een wagen te bouwen die in één oogopslag als een Mini herkend zou worden, maar die tegelijkertijd een eigentijds design en vooral de laatste technische snufjes zou meekrijgen. De erfgenaam van de Mini moest bovendien op allerlei manieren een nieuwe norm neerzetten. De koplampen zijn uniek en de lichttechnologie is bijzonder efficiënt. De rigiditeit is twee- tot driemaal zo groot als die van andere wagens in zijn klasse, terwijl hij als enige in optie een AHPS 2 ( Advanced Head Protection System) meekrijgt.

De hele motorkap werd uit één stuk gebouwd en dat bleek een bijzonder grote uitdaging, want die constructie zit echt op de limiet van het mogelijke. Toch hebben we doorgezet omdat we vonden dat die aanpak niet alleen gemakkelijker aan de wagen laat werken, maar ook resulteert in een fraaier en breder uitzicht. Doordat de koplampen meekantelen met de motorkap hadden we tot op het laatst grote problemen om de lichtbundel trillingsvrij te houden. Uiteindelijk is het ons toch gelukt.

Ik vind de oefening behoorlijk goed geslaagd. Het karakter behouden was absoluut nodig, omdat de Mini deel uitmaakt van de automobielgeschiedenis. Verder bestond onze taak erin om de emotionele aantrekking van zijn voorganger te koppelen aan de technologie van de toekomst.”

De vorige Mini heeft letterlijk iedereen weten te verleiden. Elke Beatle was klant, maar ook lord Snowdon en Enzo Ferrari, die had er drie in zijn garage staan. Steve McQueen reed ermee, koning Hoessein van Jordanië, en Niki Lauda racete ermee. Maar ook Paul Newman, Dudley Moore en Clint Eastwood vielen voor het fenomeen – en niet in de eerste plaats voor zijn afmetingen. De Mini was een statement.

“Dat klopt, eigenaars van Mini’s hebben er altijd veel meer in gezien dan louter een compact vervoermiddel. Het gaat in de allereerste plaats om kopers die van rijden houden, die een sterke emotionele binding voelen met de wagen. Dat zal nu opnieuw het geval zijn. Omdat het ding zo opwindend dynamisch rijdt, maar dat kun jij nog niet weten. You will love the way it drives. Omdat hij nog meer dan de oerversie aanvoelt als een gocart. Met een zeer directe besturing en de wielen aan de vier uiteinden is de handling dynamischer geworden. Tegelijkertijd is de Mini, dankzij de gewijzigde ophanging, een stuk comfortabeler, terwijl er toch een geweldig contact tussen rijder en auto is blijven bestaan – het is alsof je eraan vastzit, je bent één met de auto.

De Mini zal straks in het segment van de compacte auto’s worden ingedeeld, maar eigenlijk zegt dat niets. Omdat ik geloof dat we een unieke wagen hebben gemaakt, die niet te classificeren valt, hij is met geen ander te vergelijken. Hij is wat breder en langer uitgevallen, maar staat even laag als zijn voorganger. Maar vooral: hij bezit dynamische kwaliteiten die je bij zo’n compact model niet verwacht. Bovendien is hij natuurlijk een geweldig symbool, ook voor de Britten die wat blij zijn dat de wagen in Engeland wordt gebouwd.

Het blijft natuurlijk in essentie een Britse auto, zij het dan met een pak Duitse engineering: een geweldige extra troef.”

De nieuwe Mini ziet er in ieder geval fantastisch uit en ook binnenin oogt hij erg verleidelijk. De centrale console is gebleven, maar werd nu in hightech materialen uitgevoerd.

De vorige Mini hield het ruim veertig jaar vol, met een nagenoeg ongewijzigd silhouet. Onder de motorkap was wel een flinke evolutie. De oer-Mini kreeg een 848cm3-motor mee, die 34 pk op de voorwielen overzette, de laatste versie die dit jaar van de band rolde was voorzien van een 1275 cm3-motor. Die accelereerde tweemaal zo snel, maar viel terzelfder tijd iets zuiniger uit. Natuurlijk werden er in al die jaren ontelbare varianten gemaakt, waaronder de fameuze Cooper, die drie keer de fameuze rally van Monte-Carlo won – maar altijd met hetzelfde silhouet. Die dynamiek wordt verder benadrukt met een zestienkleppen 1,6 litermotor die de kleine naar nieuwe sensaties moet duwen.

“Een profiel vastleggen is door de technologie tegenwoordig zo nauw verbonden met de onderliggende structuur, mechaniek en vooral met de veiligheidsnormen. De technologische evolutie gaat nu sneller dan veertig jaar geleden en dat betekent dat ook het uiterlijk moet volgen. Het zal uitzonderlijk moeilijk worden om dit profiel nog eens veertig jaar aan te houden. Dat kan alleen als je in plaats van een copie conforme te creëren vooral een profiel met een zelfde geest weet te behouden, en die opwaardeert met de mechanische componenten. De nieuwe Mini mag dan wat groter zijn, hij is vooral veel efficiënter. Omdat we de waardevolle elementen behielden en de andere aanpasten. Er is meer hoofdruimte en meer comfort, de wegligging is stukken beter, de prestaties eveneens. De afmetingen moesten we wel aanpassen, maar de proporties bleven dezelfde.

Perfect is het natuurlijk nooit. Het is eigen aan designers om eeuwig ontevreden te zijn. Wie dat tegenspreekt is geen ontwerper. Zelfs als ik naar een Ferrari Modena kijk, en die oogt geweldig, zie ik een paar elementen die ik anders zou aanpakken.

Nee, de Audi TT waar iedereen de mond vol van heeft, vind ik niet buitengewoon mooi. Misschien omdat ik geen meubeldesigner ben, want het gaat om pure Bauhaus. Maar die vorm is me wat te glad, te voorspelbaar en ik mis vooral de passie. Het geheel is absoluut homogeen, but not exciting at all. Wat ik wil zien zijn de vingerafdruk van de maker en vormen die voortdurend in beweging zijn. Ik hou meer van een auto die gesculpteerd is dan van een die eruitziet als een machine. In de jaren zestig oogden auto’s organisch, en die vormen boeien nog altijd. De mensen zijn ze niet vergeten. Kijk maar naar de massa’s volk die classic car shows lokken. Diezelfde emoties en diezelfde passie zitten in de Mini, hij staat voor levensvreugde en avontuur. Voor onafhankelijkheid ook.”

Mini, dat een apart merk vormt binnen de BMW-groep, mikt op de levensgenieters. Op klanten die zich onafhankelijk opstellen, spontaan zijn en creativiteit weten te appreciëren. Een groot deel van hen komt allicht uit de leeftijdscategorie tot 35 jaar, is single, kosmopoliet en actief in een creatief beroep. In zijn hoogdagen moet de nieuwe Mini volgens de ontwerpers jaarlijks zo’n 100.000 kopers weten te verleiden. Met een instapprijs die rond de 600.000 fr. zal liggen, moet dat lukken.

PIERRE DARGE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content