Zuidelijk Brazilië biedt een fascinerende combinatie van natuur en cultuur. Van Rio naar Iguazu, Bonito en Miranda.

Volg dat ding”, roep ik tegen de taxichauffeur als een gammel trammetje de gekasseide weg bergop rijdt. De reizigers hangen aan alle kanten uit de tram, mijn chauffeur zucht maar voldoet aan mijn zoveelste wens. Ik heb een dagje uitgetrokken om Rio de Janeiro te herontdekken, op de Corcovado gestaan om het grondplan van de stad in me op te nemen en ontdek nu in het spoor van het trammetje de wijk Santa Teresa. Een buurt met prachtige, vervallen huizen en enkele ontluikende kleine restaurants waar het goed koffie drinken is.

Maar veel tijd voor koffie- en eethuizen is er niet, een dag later zit ik in een superzodiak die met een hoge snelheid stroomopwaarts tegen de Iguazu opbokst. ‘Varen’ zou in dit geval een eufemisme zijn. Het heeft de voorbije dagen aardig wat geregend in Brazilië en het water van de stroom heeft daardoor een veel hoger peil bereikt dan gewoonlijk. Dat resulteert in wilde golven, draaikolken en een spel van stroomversnellingen waar de bootsman behendig en snel doorheen laveert, terwijl het kleine gezelschap, beschermd door ragdunne plastic regenjassen, muisstil afwacht. Al snel gaat die inleidende tocht over in spektakel : een kilometers breed watergordijn duikt in de verte op, onderbroken door slierten van groen. Elke dag wisselt die watermuur van uitzicht, afhankelijk van het debiet van de stroom.

Tegelijkertijd neemt ook het gedruis van het water toe, terwijl de zodiak sierlijke bochten neemt om de ergste stromingen te ontwijken. Stilaan worden we zowel aan de voorzijde als aan de linkerzijde door water omringd, tot de bootsman waarschuwt, de motoren in het hoogste toerental zet, en met een sierlijke boog tot net onder het klaterende geweld voorbijkomt. Het volgende ogenblik gutst het water over het tuigje, lijkt het of wij en de tijd even blijven stilstaan, tot we drijfnat weer uit het water opduiken.

De energie van Iguazu

Tien minuten later zet de zodiak ons bij een steigertje tegen de rotsen af, waar twee potige jongens ons opwachten. Over de rotsen klimmen we tot bij een platformpje, terwijl achter ons de tien inzittenden van daarstraks alweer wegvaren, de duimen feestelijk in de hoogte. Het is opeens kil, nat en wak. We krijgen een zwemvest, een helm en een hoop goede raad. “Er vaart een begeleidingsbootje mee, om jullie in het slechtste geval op te pikken. Maar bedenk dat tegenspartelen gewoon geen zin heeft als je uit de boot valt. Laat je gewoon glijden met het water, we pikken je wel op – als je tenminste het koord wilt grijpen dat we dan toegooien.”

De boeddhistische literatuur leert dat men ook het leven als een stroom moet zien die sierlijk zijn weg vervolgt tussen de keien, zonder te proberen ze uit de weg te ruimen. Maar veel tijd voor reflectie is er niet, want ook twee verkleumde Italianen worden bij het platform klaargestoomd voor de afdaling en tien minuten later nemen we met gemak de kolkende natuurlijke hindernissen, peddelen er als gekken op los tot we weer aan het vertrekpunt van die ochtend komen, waar het gezelschap uit de zodiak ons applaudisserend opwacht. Meteen beginnen we aan de 150 trappen die ons naar een hoger niveau brengen.

Iguazu is niet alleen een wonder van schoonheid en brutaliteit, er is meer aan de hand. We nemen de trappen met een lichtheid als in onze jongste jaren, voelen vermoeidheid noch kortademigheid. “Het kan kloppen. Zeker is dat de Guaraní-indianen het al wisten, en om de twee jaar komt een groep wetenschappers uit São Paulo hier twee dagen zitten om de energie in zich op te nemen”, merkt de gids op.

In de namiddag trekken we het subtropische woud in, begeleid door honderden gele vlinders. Maar ’s anderendaags gaan we toch maar weer naar de watervallen, nu aan de Argentijnse kant, waar de smalle loopbruggen nauwelijks boven het water uitsteken en de wandelaar een andere, niet minder overweldigende indruk krijgt van het kolkend geweld. Niet alleen de energieboost ontbreekt er, ook van de nazaten van de miljoenen autochtonen die de Portugezen en de Jezuïeten in de zestiende eeuw tijdens hun verkenning van het binnenland langs de rivieren zagen staan, valt geen spoor meer te bekennen.

De weg is lang van Foz do Iguazu naar Jardim en voert door de groene, glooiende landschappen van Parana, nu en dan onderbroken door zeer kleine steden, stuk voor stuk niet veel meer dan een buitenmaatse rotonde, een garage en een paar kruideniers. Slenterende honden, boeren en buitenlui met paard en kar, enkele nieuwsgierige kinderen. Op sommige plaatsen heeft de regen hele stukken uit het dunne asfalt weggespoeld zodat de roodbruine aarde eronder zichtbaar wordt. We vorderen traag en luisteren naar de kleurrijke Zuid-Amerikaanse verhalen van de chauffeur, waarvan nooit duidelijk is welke helft waar is en welke verzonnen. Of we van J.M. Plotkin hebben gehoord, die bij de indianen ging wonen om hun gewoonten te bestuderen en samen met hen ging jagen met giftige pijlen ? Tot de dag dat hij op een vogel mikte en zijn schot zag uitsterven in de kruin van een boom, gevat in de wirwar van takken. Enkele seconden later viel die pijl terug en raakte de jager op de voorarm. “Niet eens een schampschot”, zegt de chauffeur terwijl hij zich naar ons keert. “Maar Plotkin wist wel beter. Hij nam zijn hoed af, schudde zijn medejagers de hand, ging zitten en overleed ter plaatse.”

De wereld hoeft ons niet

Na 400 kilometer steken we in Porto Camargo de rivier over en komen in het vlakke landschap van de staat Matto Grosso do Sul. Waar grootgrondbezitters enkele decennia geleden hele bossen hebben laten kappen en nu massaal op de teelt van sojabonen zijn overgeschakeld. Waar op gezette tijden langs de weg tentenkampen verschijnen waar de rode vlag van de MSF uitsteekt, die land claimt en een communistische leer voorstaat. Ik kan er mijn zinnen niet goed bijhouden, omdat ik voor de avond in Dourados wil aankomen om de indianen te zien. Dat vindt de gids geen goed idee. “Je wordt alleen maar teleurgesteld”, voorspelt hij hoofdschuddend.

“De boeren hebben ons land afgepakt terwijl we niet eens de middelen of de mankracht hadden om ons daartegen te verzetten. Nu leven we als blanken, proberen met moeite onze cultuur overeind te houden en spreken nog altijd onze taal. Maar geen kat ligt daar wakker van. We hebben de wereld nog zoveel te tonen, maar de wereld hoeft ons niet.”

Renato Jorge spreekt traag en met afgemeten woorden, draagt een shirt dat aan twee zijden gaapt. We zitten onder het afdak van wat op een overdekt marktpleintje lijkt. “We ontvangen alleen een basisondersteuning en wat hulp voor gezondheidszorg, maar we missen de middelen om onze kinderen te laten studeren. Daardoor kunnen ze geen weerwerk bieden in de strijd om menswaardige jobs in Dourados, terwijl terugvallen op het land ook al geen zin heeft. De laatste vijftig jaar is tachtig procent van ons land door de boeren afgepakt, en de overblijvende gronden zijn uitgeput. Met zijn tienduizend zitten we op drieduizend hectare gevangen, we vinden hier niet eens meer de takken om onze hutten mee te bedekken. Onze voorouders trokken rond als de gronden schraal werden, wij kunnen niet eens meer bewegen. We worden uitgespuwd omdat we indiaan zijn én arm.”

Hij is opgestaan, we lopen tussen slapende honden naar een tafel waar hij ons voorstelt aan zijn buurman Gilson Valerio, aan een oudere vrouw met een pienter en grappig gezicht. Toont wat handenarbeid, kraaltjes van aan elkaar geregen zaadjes, een oorhanger met veertjes van de blauwe ara, allemaal gemaakt door Edileia, een vrouw met een mooi gezicht. Als ik enkele sieraden koop en vraag om foto’s te schieten, raakt het kleine gezelschap wat meer ontspannen.

Renato Jorge is nog niet uitverteld. “Je moet terugkomen, er is zoveel dat ik wil vertellen. De jongeren die we toch kunnen laten studeren, voelen zich beschaamd over hun afkomst. Wat wil je, in de ogen van de blanken hebben we zo weinig te bieden, terwijl we de toeristen graag met open armen zouden ontvangen.”

Zijn handdruk is warm en stevig, maar als ik het portier van de auto achter me dichttrek, overvalt me een grote vermoeidheid bij het besef dat ik de laatste generatie van de fiere Terena heb gesproken. “Ik ben nu wel aan een stevige koffie toe”, zeg ik tegen de gids, die fluistert dat Edileia het jammer vond dat ze helemaal zonder opsmuk op de foto staat.

Piraputanga’s

Edouardo Folli-Coelho en zijn familie hebben sinds enige tijd een ecologisch project aan de cattlefarm toegevoegd. Omdat zijn land aan de Rio da Prata grenst, werkte hij er een combinatie van bushwalking en snorkeltochtjes uit. Met een wetsuit aan en met de snorkel ontdekten we onder water de opborrelende bronnen van de Dourado tijdens een twee uur durende trip door de wondere wereld van etende piraputanga’s, wuivende waterplanten, stille valleien en zelfs een blinde catfish die zich half onder de rotsen verscholen hield. We niksen na de lunch een halfuurtje in de hangmat onder de Sinaman-boom.

Bonito, dat met zijn hoofdstraat vol souvenirwinkels, bars en warenhuizen wel uit een cowboyfilm lijkt geplukt, heeft in de omgeving een waaier aan activiteiten te bieden, zoals rafting, rappel, of de stille schoonheid van de Gruta Lago Azul, zeventig meter onder de aarde.

Maar twee uur rijden benoorden Bonito wacht ons de mooiste verrassing. Roberto Klabin startte in 1987 op de farm van zijn ouders zijn project : de Cayman Lodge. Naast de veeteelt is er een ecologisch project ter bescherming van de bedreigde blauwe papegaai en de man is ook voorzitter van de SOS Mata Atlântica, ter bescherming van de Atlantische wouden. Geïnspireerd door de gastvrijheid die hij tijdens zijn reizen door zuidelijk Afrika had gezien, ontwierp hij naast het hoofdhuis drie kleine lodges en liet ze door de decoratrice Leila Teixeira Soares aankleden. Die kleinschalige entiteiten, waar niet meer dan een handvol gasten logeert, functioneren geheel zelfstandig met aan het hoofd een natuurgids. Riccardo luidt om halfzeven de bel, maar de eerste vogels hebben zich al een uur eerder enthousiast gemeld.

De gepantserde armadillo

Tegen goed zeven uur is het kleine gezelschap al te voet of te paard onderweg om de natuur te observeren. Het is zowel voor dieren als bezoekers nog aan de koele kant, en dat betekent wat in een gebied waar de temperatuur ’s zomers tot boven de veertig graden kan oplopen en waar de seizoenen een groot deel van het programma dicteren. In het natte seizoen (oktober tot maart), als de regen de velden en gronden onder water zet, kent het leven op het water een grote expansie, telt men er 600 soorten vogels, 260 soorten vissen en 50 soorten reptielen. Tijdens het droogseizoen (april-september), als de bomen hun bladeren verliezen, kunnen de zoogdieren beter worden gadegeslagen.

We houden ons telkens weer stil als de wonderlijk gepantserde armadillo, die zo uit de prehistorie lijkt te komen, de weg oversteekt, minderen vaart voor de merkwaardige reuzenmiereneter, die door de struiken schuifelt op zoek naar zijn dagrantsoen van 30.000 mieren, en die volgens de overlevering rechtop gaat staan als hij bedreigd wordt en zijn naderende belager vervolgens in zijn armen sluit tot zijn klauwen door diens torso boren. We zien kaaimannen bij bosjes, vergapen ons aan de dreigende tarantula of liggen stilletjes te wachten op de capibara’s die smakkend door het water waden, op zoek naar planten. We kijken naar snel vluchtende reeën, volgen de vlucht van de toekans met hel gekleurde bek, of drinken halverwege de ochtend maté met de gaucho’s.

Maar de echte luxe is de ruimte, en ruimte is er zat : het grondgebied van de farm zelf meet ruwweg 25 bij 35 kilometer en ligt zowat 40 kilometer verwijderd van Miranda, ook al niet veel meer dan een rotonde, een tankstation annex koffieshop, annex souvenirwinkel en een kleine gemeenschap.

Op de Cayman Lodge leeft een gemeenschap van 250 man, die een eigen schooltje heeft en waarvan de leden hoofdzakelijk bestaan uit gaucho’s. Het isolement is een zegen die niet alleen bezoekers uit grote centra weten te appreciëren. Als we ’s avonds onze piranhasoep uitlepelen, zijn we een kleine familie van zonderlingen die samen schaak spelen, ’s nachts even koelte zoeken in het zwembad en hardop mijmeren over een natuur zonder auto’s of industrie. We proberen ons te herinneren hoe goed het toen was. n

Pierre Darge

“Tegenspartelen heeft geen zin als je uit de boot valt. Laat je gewoon glijden met het water, we pikken je wel op.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content