DE KRACHT VAN DE LAATBLOEIER

HET FOTOMUSEUM IN ANTWERPEN TOONT EEN SELECTIE UIT HET WERK VAN TOPFOTOGRAAF PETER LINDBERGH. WIJ ZOCHTEN HEM OP IN PARIJS.

Achter een gecodeerde poort in het hartje van het zesde arrondissement lopen we over een typische, Parijse cour intérieur naar de werkplek van Peter Lindbergh. De Duitser is tien jaar na onze eerste ontmoeting onveranderd zichzelf gebleven – een open, immer goedgeluimde bon vivant die straks 67 wordt maar niets van zijn dash verloren heeft. Terwijl het toch jaren duurde voor hij zijn weg vond. Na zijn kunststudies werd hij etaleur en klusjesman om als assistent bij fotograaf Hans Lux terecht te komen. Was die de mentor achter een toekomstige wereldtopper ?

“Hij leerde me één ding”, zegt Lindbergh, “maar dan wel een ontiegelijk belangrijk : dat het gemakkelijk was om fotograaf te worden. Hij maakte zich nooit zorgen, pakte iedere klus met een soort gelukzaligheid aan en had een studio met flipperkasten en een voetbaltafel. Hij bezat twee auto’s en een motorfiets en deed in het begin alles zelf want ik had letterlijk geen enkel besef van waar het in de fotografie om draaide. Hij moest me uitleggen hoe flitslicht werkte.”

Maar u voelde zich wel aangetrokken tot de fotografie.

Peter Lindbergh : Niet eens echt. Ik kwam van de kunstschool en was bezig met kunst maar zag gaandeweg dat het allemaal zo conceptueel was en zo intellectualistisch dat ik er moe van werd. Het was bijzonder interessant maar niet mijn ding, omdat er geen hart in stak. En ik ben een man met een hart. Dus hield ik het voor bekeken en deed zes maanden helemaal niets – wat me later nooit meer is overkomen. Hans was een vriend van een vriend en hij zocht een assistent en dus kwam ik bij hem terecht. Met zero qualifications. Tegenwoordig is dat ondenkbaar, weten assistenten veel meer dan ik ooit zal weten over fotografie, digitale bewerking en retouche. Ik kan het weten want ik heb zo’n assistent. Als mijn camera het laat afweten, geef ik hem die in handen en hij lost alle problemen op.

Misschien komt uw intuïtieve, spontane werkwijze van Lux ?

Ik zat daar en ik dacht dat het allemaal niet zo ingewikkeld was, aangezien hij daarin slaagde. Dat vond ik erg aanmoedigend. Nu is alles zo ingewikkeld en georganiseerd dat het zeer ontmoedigend moet zijn voor een jonge, beginnende fotograaf om het allemaal te vatten. Maar toen nog niet en dus ging ik aan het werk als reclamefotograaf en kreeg een opdracht van Samson. De agentschappen waren niet wat ze nu zijn, met castings en casting directors die interessante modellen boeken. Ik trok met een kist kleren en attributen naar Amsterdam en plukte mensen van de straat met de vraag of ze vijf minuten tijd hadden en honderd gulden wilden verdienen. Ze waren jong en spontaan, ik fotografeerde ze zoals ze waren en liet hen een contract tekenen. Een heerlijke ervaring omdat ze zichzelf bleven en in niets te vergelijken waren met de modellen van nu die zo hard hun best doen om er cool uit te zien.

Mijn aanpak bij die campagne maakte iets los in het wereldje. Ik kreeg een modeopdracht voor Stern die ik in de Opera ging schieten, tegen een achtergrond die ik had laten schilderen maar die helemaal niet beantwoordde aan mijn verwachtingen : met allemaal stippen. Omdat ik niets anders ter beschikking had, gebruikte ik die achtergrond toch. Met een film met grove korrel zag het er allemaal heel apart en mooi uit. Achteraf leek het een groots idee, maar eigenlijk was het gewoon een accident.

En die shoot opende de wereld van de mode voor u.

In Parijs kon ik werken voor Marie Claire en later voor de Engelse en Italiaanse Vogue. Dat was Alexander Liberman van de Amerikaanse Vogue niet ontgaan en die vroeg me om voor hem te werken. Maar toen ik de opdracht kreeg, realiseerde ik me pas hoe stijf en rigide het systeem was, met vrouwen die er allemaal steenrijk uitzagen en behangen waren met juwelen. Omdat ik dat soort vrouwen haatte, liet ik weten dat ik de foto’s niet wilde maken. Liberman was woedend. Hij ontbood me op zijn kantoor om me de les te lezen. Of ik niet besefte dat je een uitnodiging van de Amerikaanse Vogue niet kon weigeren. Wie ik dan wel dacht dat ik was. Of ik niet bevatte welke kans ik kreeg als jonge fotograaf.

Het maakte allemaal weinig indruk op me en ik bleef weigeren. Ik had tenslotte werk genoeg in Parijs. Toen vroeg hij me welk soort vrouwen ik dan wel in beeld wilde brengen en of ik dat eens wou tonen – ik mocht de modellen zelf uitkiezen. Dus ging ik naar de fashion editor en legde uit dat mijn foto’s niet over mode gingen, dat een paar witte hemden konden volstaan en dat ik vooral geen juwelen wilde. Ik koos vijf of zes modellen uit en trok die zoals ik ze zag, als echte vrouwen.

Toen ik de foto’s aan Vogue voorlegde, waren ze echt verrast en wisten niet wat ermee aan te vangen. Dus bleven ze in de lade liggen tot Anna Wintour acht maanden later aan het roer kwam, ze herontdekte en wild enthousiast reageerde. Ze liet me roepen en vertelde me dat ik de Nieuwe Vrouw in beeld had gebracht en dat ze die op haar cover wilde. Na vijftien jaar van prachtige portretten, totally perfect, always beautiful, was ik aan zet. Omdat Anna Wintour voor een nieuwe wind koos.

Het voordeel van de laatbloeier die niet door het systeem gebrainwasht was ?

Dat heeft voor een groot deel meegespeeld omdat een beginnende jonge knul nooit zo’n opdracht geweigerd zou hebben. Eens je in het systeem was gerold, bleef er maar één weg over : je aanpassen aan de editors, omdat de editors je vertelden waaraan je je moest houden. Terwijl ik gewoon mijn ding wilde doen, zonder iets op te dringen. Als de opdracht me niet zinde, ging ik gewoon in Parijs verder werken waar het mij wél beviel.

U zorgde niet alleen voor een frisse wind, uw werk leest ook als een ode aan de moderne vrouw. Het lijkt wel of u de bedenker was van de supermodels.

Ik bedacht ze niet, ze waren er al. Alleen zag niemand blijkbaar hoe uitzonderlijk ze waren. Linda Evangelista had al wat opdrachten achter de rug, maar niets bijzonders. Naomi Campbell en Helena Christensen waren echte beginners. Toen de Britse Vogue met mij de cover van het januarinummer 1990 wilde maken, met een preview van het volgende decennium, zette ik vijf van die vrouwen samen. Dat was als het ware het moment van de geboorte van de supermodels. Dat kon doordat ze weliswaar nog niet echt zelfverzekerd waren maar er tegelijk wel degelijk stonden. Als een model ’s morgens de studio binnenloopt, lijkt ze op elk ander model en wordt er twee uur lang aan gewerkt om ze klaar te maken voor de shoot. Dat heb ik nooit gewild en dat wil ik nog altijd niet en zij hadden dat ook niet nodig, omdat ze echte persoonlijkheden waren die de Hermèstas niet nodig hadden om er te staan. Ze hadden karakter en onderscheidden zich daardoor van de modellen van nu, die eruitzien als geprefabriceerde modellen.

Persoonlijkheid als schoonheidsideaal ?

Ja, op voorwaarde dat je schoonheid omschrijft als iets wat uit de mens zelf komt en niet hoe iemand eruitziet. Mensen verkijken zich nog altijd op een soort schoonheid die gebaseerd is op de symmetrie van het gezicht en dat heeft er volgens mij niets mee te maken. En het is nog vervelend ook. Tot overmaat van ramp halen de retoucheurs het laatste restje persoonlijkheid ook nog weg.

Verschillen de foto’s die wij te zien krijgen erg van de foto’s die u hebt geschoten ?

In mijn geval zijn het dezelfde foto’s, met hier en daar een kleine retouche, zoals het verzachten van de trekken als de meisjes in de bittere kou moeten werken. Meer echter niet. Dat is bij andere fotografen wel anders. Omdat de retoucheurs het voor het zeggen hebben en dat is de ziekte van deze tijd.

Met de wisseling van het millennium sloeg u een nieuwe weg in : u begon met het Unknown-fenomeen.

Ik had twintig jaar lang portretten van supermodels in zwart-wit geschoten en ik vond dat de tijd gekomen was voor een verandering waarbij niet het model centraal stond maar de fotografie, het onverwachte van het moment. Dat was niet alleen iets anders, het was opwindend en grappig. Ik kon volop experimenteren en veel van die foto’s zijn nu in Antwerpen te bekijken.

Er schuilt ook een filmregisseur in u.

Dat klopt en ik heb veel plezier gehad met enkele documentaires en met de film waarin Jeanne Moreau het verhaal leest. Maar ik heb die films nooit gezien als een evolutie van de fotografie. Omdat fotografie gewoon interessanter is, it’s more magic. Of zoals ik onlangs in een interview omschreef : a photograph can teach you more than a feature film. Dat is de kracht van fotografie en die blijft me boeien.

Is het leven dan één lang creatief feest ?

I don’t suffer, I always feel I have it all – isn’t that funny ? Het mooiste komt als de dag erop zit, aan zee, op de oceaan of in de woestijn, en je tevreden op een goed resultaat kan terugblikken. Je weet het natuurlijk al wel terwijl je bezig bent, maar je moet wachten tot ’s avonds. Omdat de onmiddellijke controle bijzonder verraderlijk werkt. Omdat je altijd al een beetje bekoord wordt door het mirakel van het zien van een beeld. Je bent dan veel te snel tevreden en geneigd naar een volgende scène over te stappen. Als je echt goed bezig bent dan is fotograferen a wild process en dat moet je niet onderbreken. Daarom heb ik het scherm verbannen bij de opnames, omdat je daar bovenop je eigen bedenkingen ook nog de bemoeienissen van de omstanders krijgt – of erger : die van de klant. Ik ben bereid naar klanten te luisteren, ze zelfs uit te nodigen in de studio maar ze moeten zich niet met de beelden bemoeien. ‘Tell her to smile a bit more’ : vreselijk, toch ? Voor mij is fotografie heel erg iets dat tussen twee mensen gebeurt. Niet dat ik alleen in de studio wil zijn, dat vooral niet. Ik houd ervan dat er gedronken en gerookt wordt op de set, dat er iemand door het beeld loopt om koffie te halen, dat er muziek op de achtergrond speelt. Als dat er allemaal niet was, zou het artificieel aanvoelen. Hoe meer lawaai, hoe beter. Hoe meer je samen bent met het model, hoe beter je naar de bodem kan gaan en meer diepgang krijgen. En daar draait het tenslotte allemaal om.

Het werk van Peter Lindbergh is van 15 oktober tot en met 29 januari te zien in het Fotomuseum van de provincie Antwerpen, Waalse Kaai 47. Galerie Geukens & De Vil, Pourbusstraat 19 in Antwerpen, toont van 27 oktober tot 23 december (Un)Limited van Peter Lindbergh.

PIERRE DARGE – PORTRET WOUTER VAN VAERENBERGH

MENSEN VERKIJKEN ZICH OP SCHOONHEID GEBASEERD OP SYMMETRIE. TOT OVERMAAT VAN RAMP HALEN DE RETOU-CHEURS HET LAATSTE RESTJE PERSOONLIJK-HEID OOK NOG WEG.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content