DE KOPPEN BIJEEN
PIEPJONGE ONTWERPERS VECHTEN DEZELFDE STRIJD. WAAROM DAN NIET DE KRACHTEN BUNDELEN, DACHTEN DE OPRICHTERS VAN HET PLATFORM DE INVASIE, EN SAMEN DE WERELD VEROVEREN ? ZO WERD ONZE MENS VAN HET JAAR 2011 EEN COLLECTIEF.
Ze hebben sinds september een eigen plek aan de dokken van Gent. Er staat een koffiemachine en een magnetron waarin ze Ikeaglazen met water opwarmen voor thee. En een grote witte tafel op schragen. En massa’s klapstoelen die zo bijgeschoven kunnen worden. De Mensen van het Jaar 2011 zijn De Invasie, een wisselend collectief van voorlopig enkel Vlaamse ontwerpers die vurig geloven in de kracht van samenwerking. Ze zijn met een stuk of honderd, maar vijf van hen noemen zichzelf robots en leiden alles in goede banen : Yves, Bert, Kaat, Heide en Pieter geven jonge ontwerpers van juwelen, modeaccessoires, interieurobjecten, kinderspullen en papierwaren een verkoopforum. Ze benaderen samen de markt. Hun strategie past perfect in de tijdsgeest want hun aanpak speelt in op de zoektocht van de consument naar persoonlijke, handgemaakte objecten met een verhaal.
Hoe is De Invasie ontstaan ?
Bert : Twee jaar geleden startten we met de Invasie van Brugge, een markt met werk van jonge ontwerpers. We organiseerden er ook een ‘standenwedstrijd’. Het was een periode waarin huisvlijt hoogtij vierde.
Yves : Sommige ontwerpers liepen in het handmade verhaal wat verloren. Velen van hen waren blijkbaar op zoek naar een manier om hun werk te tonen op een professionele manier, in een leuk kader. Dus hebben we dat evenement op poten gezet. Het werd een onverwacht succes.
Bert : We hadden 1500 bezoekers verwacht, we kregen er 4500. Er hebben mensen een half uur in de kou moeten wachten voor ze binnen konden.
Yves : We hadden bewust gekozen voor een stad waar je zo’n evenement niet meteen verwacht. Niet Gent, Antwerpen of Brussel.
Hoe verklaren jullie zelf het succes van De Invasie ?
Bert : Er is voor jonge ontwerpers duidelijk een leegte tussen afstuderen en een eigen zaak beginnen. Er bestaat wel hulp voor hen, maar die steunt op een visie over ondernemerschap van vijftien jaar geleden. En de wereld is veranderd. Het is moeilijk om een label op te starten in tijden waarin er zoveel communicatiekanalen zijn. Je moet op veel tegelijk inzetten, waardoor het budget of de tijd voor creativiteit vaak een deuk krijgt. Alleen red je het vaak niet. Bij De Invasie wordt ook een inspanning gevraagd, maar tegelijkertijd werken een honderdtal andere ontwerpers mee.
Pieter : Er blijkt vooral vraag naar logistieke en zakelijke ondersteuning : communicatie, marketing, het aftasten van het doelpubliek en het testen van de portfolio. De Invasie is eigenlijk een test- en communicatieplatform waar je discreet op je bek mag gaan.
Bert : Ja, hier krijg je de ruimte om te kunnen falen.
Pieter : Wij werken met een professionele jury die beslist of ontwerpers kunnen deelnemen aan de webshop of aan een evenement. Die jury houdt de ontwerpers een eerste spiegel voor.
Willen ontwerpers graag bij De Invasie horen ?
Bert : Ja, gemiddeld ontvangen we vijf tot tien kandidaturen per week. Ongeveer twintig procent blijft.
Heide : Maar zelfs als ze geselecteerd zijn, moeten de strijders – want zo noemen wij de ontwerpers van het platform – zich blijven bewijzen.
Pieter : Mensen die op dezelfde succesformule blijven teren en niet evolueren, die gaan eruit. Bovendien moet er ook een uitstroom zijn om kansen te bieden aan jonge designers. Ontwerpers die hard werken, kunnen doorstromen naar een volgend niveau. Ze worden dan bijvoorbeeld door Design Vlaanderen opgepikt, die subsidiëren op basis van een uitgebreidere portfolio.
Hoeveel tijd krijgt een ontwerper om zich te bewijzen ?
Heide : Je hebt toch een drietal jaar nodig om te kijken of een concept aanslaat of niet. Ik denk niet dat dat overdreven lang is.
Yves : In die tijd leren de designers de werking en doelstellingen van het platform echt kennen. Het is de bedoeling dat oud-strijders daarna nieuwkomers helpen.
Wat zijn jullie selectiecriteria ?
Yves : Ik kijk vooral naar de gedrevenheid. In het begin hebben we de fout gemaakt om veel voor de ontwerpers te doen. Nu pushen we hen om zelf meer te doen : promotie voeren, samen brainstormen en projecten opzetten.
Heide : Ik ben erg streng. Ik verwacht een zeker niveau. Ik wil niet dat we twintig juweelontwerpers hebben die allemaal hetzelfde doen. We moeten het hobbyniveau overstijgen. Juwelen maken is een echt ambacht. Ik wil dan ook dat wie erbij komt, de ambitie heeft om echt te willen groeien.
Bert : We bekijken hoe iemand zich positioneert, of hij van plan is om er een label van te maken met een zekere identiteit en een verhaal of het gewoon als een leuke bijverdienste ziet. Je kan een superidee hebben maar professionaliteit is zeker even belangrijk.
Pieter : Het potentieel zie je aan details, zoals de foto’s die ze insturen. Ik vind de commerciële waarde ook belangrijk. Kan het verkocht worden of is het puur artistiek ? Iets wat enkel een lach opwekt omdat het goed gevonden is… daar zijn we niet veel mee.
CADEAUBON
Yves : De disciplines zijn nu heel breed, het is moeilijk te beslissen waar we de grens trekken. Ook met sculpturen, fotografie en kortfilms zijn veel jonge mensen gedreven bezig. Soms weten die niet goed hoe ze het moeten aanpakken. We discussiëren daar onderling veel over want het gaat ons niet alleen om het louter verkoopbare product.
Bert : Het is de discussie van kunst en design. Met kunst kom je op een ander soort evenement terecht. Met een heel ander doelpubliek. Hoewel onze grote succesverhalen wel de mensen zijn die dicht tegen het artistieke aanleunen, zoals Ilse Acke.
Pieter : Het proces mag kunstzinnig zijn maar het eindproduct is wel verkoopbaar. Dat is misschien onze rode draad. In elk geval is onze jury breed genoeg om geval per geval te evalueren.
Welke sectoren zitten in de lift ?
Bert : In het begin hadden we een overaanbod van juwelen. Die werken goed online : er is weinig risico aan de aankoop van een juweel via een webshop. Bovendien heb je meestal geen grote ateliers nodig om juwelen te produceren. Voor mode heb je vaak toch een winkel nodig bijvoorbeeld, maar ook daar hebben we ondertussen succesverhalen.
Pieter : Sinds kort hebben we veel nieuwe aanvragen die gelinkt zijn aan interieur en productdesign.
Hoe zijn jullie financieel georganiseerd ?
Bert : Het is vrijwilligerswerk, voornamelijk avond- en weekendwerk, voor en na de uren van onze job. Er zijn onkostenvergoedingen en af en toe een cadeaubon. Yves wordt betaald voor zijn grafisch werk. We ontvangen geen structurele subsidies. Daarvoor zijn we vreemd genoeg te breed bezig : enerzijds zijn we niet cultureel genoeg, anderzijds niet economisch genoeg. We vallen tussen twee stoelen. Dus doen we het met samenwerkingen, sponsorships en projectsubsidies. Elk project is een gevecht. Maar de toekomst ziet er goed uit. De projecten voor het najaar en voor 2013 wachten alleen nog op een handtekening.
Yves : Ons nomadisch karakter – we trekken van stad naar stad – maakt het moeilijk. Gelukkig worden we ondertussen ook gevraagd door de steden zelf, dus het zal steeds vlotter verlopen.
Yves : De goodwill van de gastheer is nog altijd doorslaggevend. Als we de plek zelf zouden moeten betalen, dan zou dat zeer moeilijk worden. Buda heeft ons vorig jaar in Kortrijk gratis grote ruimtes ter beschikking gesteld.
Bert : Ons economisch model op zich is zonder ondersteuning niet rendabel. Tenzij we de prijzen van onze standen verdrievoudigen.
Pieter : Maar dat willen we niet doen. De ontwerpers worden zo goed als niet belast met financiële bijdragen. Er is wel een drempel om te zorgen dat ze voldoende zin hebben om er in te stappen.
Yves : De webshop bijvoorbeeld is een onderdeel van het platform. Daarvoor vragen we een bijdrage van honderd euro. Daarin zit ook de mogelijkheid om de producten professioneel te laten fotograferen. De bijdrage zorgt ervoor dat er geen profielen binnen De Invasie bestaan waar niets mee gedaan wordt. De opbrengst van de verkoop gaat naar de deelnemers. Er is enkel een kleine transactiekost om de administratie te dekken. Het is dus geen bron van inkomsten voor ons.
Jullie werken als vrijwilligers. Wat halen jullie er voor jezelf uit ?
Yves : Als ontwerper is het interessant om te zien wat je als collectief kan bereiken, als je samen met andere mensen iets onderneemt. Samenwerken, informatie delen en zo elkaar versterken vind ik heel belangrijk. Dat werkt ook. Daar haal ik persoonlijk veel energie uit.
Heide : De Invasie levert denkpistes en een klankbord voor mijn eigen job. Het is een leuke wisselwerking. Ik leer veel bij : hoe je met stilisten samenwerkt, waarom je foto’s al dan niet worden gebruikt door journalisten. Het zijn vaak kleine dingen die bepalen of je werk aandacht krijgt of niet.
Er zijn steeds meer nevenactiviteiten van De Invasie ? Waarom ?
Bert : We organiseren workshops waar ontwerpers leren hoe ze zich kunnen profileren op bijvoorbeeld sociale media. Bedoeling is om tegelijk het netwerk te verstevigen. Het is essentieel : als we ontwerpers kansen willen geven, moeten we ook tonen waar ze aan kunnen werken. De ontwerpers zijn erg geïnteresseerd in die ‘bootcamps’. We hopen het principe te kunnen herhalen in andere steden.
Pieter : We willen hotspots, zoals die in Gent, in heel Vlaanderen. Daar kunnen ontwerpers dan ook vernissages houden of enkele dagen komen werken.
VERLEGEN
Yves : We willen de strijders zoveel mogelijk kunnen bieden voor een zo laag mogelijke kost. Uiteraard staan ook de bezoekers centraal. We willen dat ze iets beleven, dat ze willen terugkomen. Maar de ontwerpers moeten zelf verkopen, presenteren en communiceren. Daarom zijn onze evenementen niet alleen op verkoop gericht. Je ziet er ook prototypes, installaties. Vorig jaar bijvoorbeeld is er ter plekke en op maat gezeefdrukt.
Bert : We nodigen winkeliers uit, maar de ontwerpers moeten zelf contacten leggen. Sommige ontwerpers halen vier of vijf nieuwe verkooppunten binnen op een dag.
Klopt het dat mensen steeds meer een verhaal zoeken achter het product dat ze kopen ?
Yves : We horen wel dat mensen op zoek gaan naar die ene ontwerper die ze de vorige keer hebben ontmoet. Het gaat daarbij niet om de status van die ontwerper maar over de persoon zelf, hoe die werkt en communiceert, en over het productieproces.
Heide : Voor een ontwerper is het belangrijk om te leren communiceren met klanten. Ik ben zelf zeer verlegen, maar ik moet ook over mijn werk leren spreken. En tegen kritiek kunnen. Soms hoor je dingen die je liever niet hoort maar dat hoort erbij. Je krijgt ook toffe commentaar, natuurlijk. Mensen vinden het leuk als ze de ontwerper zelf ontmoeten.
Waar willen jullie over vijf jaar staan ?
Pieter : Op korte termijn willen we een nieuwe website, waarin de mogelijkheid voor crowdfunding al wordt geïntegreerd. Dan zou het mogelijk worden dat mensen hun favoriete ontwerper financieel kunnen steunen. Voorts willen we in heel Vlaanderen een vast aantal events per jaar organiseren.
Heide : Ook over de taalgrens. Ik ben van Brussel en daar zijn veel ontwerpers aan de slag.
Pieter : Over vijf jaar willen we ook andere nationaliteiten bij het collectief betrekken. We hebben nu al een paar Nederlanders, maar het kan altijd beter.
DOOR SOFIE ALBRECHT EN LEEN CREVE – PORTRET WOUTER VAN VAERENBERGH – ILLUSTRATIE MALIKA FAVRE
HET PROCES MAG KUNSTZINNIG ZIJN MAAR HET EINDPRODUCT IS WEL VERKOOPBAAR. DAT IS MISSCHIEN ONZE RODE DRAAD.
DE ONTWERPERS ZIJN ERG GEÏNTERESSEERD IN DE ‘BOOTCAMPS’. WE HOPEN HET PRINCIPE TE KUNNEN HERHALEN IN ANDERE STEDEN.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier