De meeste kinderen houden van filosoferen. Alleen hebben wij, volwassenen, dat vaak niet door. Of we hebben het te druk. Of we durven de confrontatie niet aan. Filosofe Eef Cornelissen, ervaringsdeskundige in filosoferen met kinderen : “Het zou een vak op school moeten zijn.”

Als we slapen, vallen onze hersenen niet uit, maar blijft een deeltje werken, zo hebben we dromen.”

“Ja, overdag denk je en ’s nachts gaat dat deeltje verder denken over de dingen waar je overdag mee bezig was.”

“Soms neem ik een foto om iets in mijn hoofd vast te houden. Als ik televisie kijk, blijven die beelden ook in mijn hoofd rondzweven ’s nachts.”

“Die dromen komen in ons hoofd, omdat we erin geloven of het wensen.”

“Maar dat ene stukje van je hersenen voelt zich soms alleen, zo krijg je een nare droom.”

“Soms kan ik kiezen wat ik droom, maar niet altijd.”

Deze fantasierijke doordenkers rollen uit de monden van vijftien zeven- en achtjarigen uit de Jenaplanschool De Feniks in de Brugse Poort in Gent. Op uitnodiging van directrice Sofie Strobbe en de juf organiseert filosofe Eef Cornelissen er een uur denkplezier met de leerlingen. Ze krijgen een tekening te zien waarop een reuzenhand twee marionettenpoppen vasthoudt. Na een rondje brainstormen, waarin gedachtekronkels over reuzen, dromen en Pinocchio de revue passeren, borrelen er vanuit de groep filosofische vragen op rond het thema ‘dromen’ : Zijn dromen echt of niet echt ? Wat is echter : dromen of televisie ? Kan je je dromen kiezen ?

Ik sta verbaasd : de kinderen denken logisch en luidop, laten elkaar uitspreken en herzien moeiteloos hun eigen standpunt tijdens het gesprek. De klemtoon ligt op het samen kritisch onderzoeken van de vraag, niet op het vinden van één juist antwoord. Gespreksleider Eef vraagt voortdurend door en legt tegenstrijdigheden bloot. De vingers vliegen in de lucht. Na een uur mogen de kinderhersenen rusten en volgt een korte nabeschouwing, waarbij de belangrijkste inzichten nog even opgefrist worden. De meeste kinderen zijn helemaal niet moe en vonden het allemaal “heel leuk” tot “subliem”.

VRIJPLAATS VOOR HET DENKEN

Eef Cornelissen voert al tien jaar filosofische sessies met kinderen en volwassenen, zowel binnen als buiten de schoolmuren. Daarnaast doceert ze aan de Hogeschool West-Vlaanderen het vak ‘Filosoferen met kinderen’. “We gieten de hoofden van onze kinderen vol met kennis, maar in de eindtermen van ons onderwijs wordt wel gepretendeerd dat we aan een ‘volledige mens’ aan het bouwen zijn. Filosoferen is een methodiek die in staat stelt om jezelf beter te leren kennen en om samen na te denken over hoe de wereld in elkaar zit. Deze kinderen weten helemaal niet hoe ik denk over dromen, maar ze hebben in dat ene uurtje veel van elkaar geleerd en voortgebouwd op elkaars ideeën. In de ontwikkeling van een kind is het cruciaal dat je een vrijplaats voor het denken creëert waarbij je hen een methodiek aanleert om zelfstandig te kunnen nadenken, zonder als ouder of leerkracht uitspraken goed of af te keuren.”

Geruststelling nummer één voor de kinderen : er bestaan geen juiste of foute antwoorden op filosofische vragen. “Eenmaal het kind dat doorheeft, voelt het zich bevrijd”, weet Eef uit ervaring. “Er bestaan wel foute redeneringen. Door kinderen extra vragen te stellen ga je hen confronteren met de logica van hun redenering.” Vaak is het gemakkelijker te filosoferen met kinderen dan met volwassenen. “In tegenstelling tot kinderen zijn volwassenen erg geconditioneerd in functioneel denken. We steken heel veel moeite in denken dat iets nut heeft, iets opbrengt. Filosofisch denken geeft ons het gevoel dat het geen enkel nut heeft, verloren tijd dus. Wij zijn ook geconditioneerd in het vooruitdenken. Terwijl filosoferen net achteruitdenken is : je gaat terug naar de grondslagen van je redenering en onderzoekt die. Filosofische vragen zijn ook kritische vragen : ze stellen vanzelfsprekendheden in vraag waar we vaak aan voorbijlopen, zoals : ben ik wel gelukkig ?”

DE DOOD ALS DOORDENKER

December 2011 : onze overbuur, boer Paul, is dood. Zijn hart hield plots op met tikken. Onze kinderen waren er kind aan huis. Net voor de nacht het overneemt van de dag komen de onvermijdelijke waarom-vragen. “Waarom is boer Paul gestorven ?” Ik vertel mijn dochter dat boer Paul verscholen zit tussen de wolken. Dat ze af en toe naar boven moet kijken, voor een knipoog van hem. Maar mijn dochter (7) is niet meer gesust met die uitleg. “Waarom knipoogt hij nooit terug ?” Er ontspint zich een vader-dochterdiscussie. Iris : “Papa, ik wil niet gestorven worden.” Papa : “Jij gaat nog heel lang leven hoor.” Iris : “Maar jij gaat voor mij sterven, en dat wil ik niet.” Papa (even perplex) : “Weet je wat ? Als ik er niet meer ben, moet je denken aan wat we allemaal samen deden, en dan heb je papa altijd bij jou.” Iris : “Ik ga altijd aan je denken, papa.” (Plots wijst ze naar de wolken) “Kijk, ik zie een koe in de wolken. Die heeft boer Paul getekend. De mensen die dood zijn, maken tekeningen in de wolken. Zo praten ze met ons, denk ik.”

Vanaf vijf à zes jaar geraken kinderen geïnteresseerd in abstracte grotemensenthema’s als dood, verdriet, geluk. Je kunt de dood ook niet meer wegstoppen voor een zesjarige. Denk maar aan het tragische busongeluk in Zwitserland in 2012 waarbij 22 kinderen stierven. Of onlangs nog : het veertienjarige vermiste meisje uit Aarlen dat dood werd teruggevonden in een bos. Kinderen zien de beelden, horen de verhalen. En hun fantasie voedt het denken. Maar als onze kinderen zich doordenkertjes laten ontvallen zoals “Waar ben je na je dood ?” of “Heb je nu een geest of een ziel ?”, dan zeggen we al te vaak : “Je bent daar nog veel te jong voor.”

“Als kleuter was ik al geobsedeerd door de dood”, vertelt Eef. “Dat vonden volwassenen flink vervelend. Ik had er geen schrik voor, was gewoon hongerig naar antwoorden. ‘Laat een kind een kind zijn’, is soms een uitvlucht om zelf de confrontatie niet te moeten aangaan. De dood is een taboe, maar kinderen voelen dat niet zo aan. We zijn bang om dat kind verdriet te doen, maar wat berokkent het kind het meest schade : de vraag waarom opa gestorven is negeren, of ze proberen te beantwoorden ? Kinderen die regelmatig filosoferen op school, hebben een methodiek ontwikkeld om daar zelfstandig over na te denken.”

FILOSOOFJES MET ZELFVERTROUWEN

Als ouders voelen we ons meestal verplicht om onmiddellijk een antwoord te geven. Dat hoeft niet. Eef : “Een kind stelt geen vraag als het er zelf nog niet over nagedacht heeft. Kaats de bal terug : ‘Ik weet het niet. Wat denk je zelf ?’ en je bent vertrokken. Het is fantastisch om als kind te beseffen dat papa’s en mama’s niet alles weten.”

Filosoof Kristof Van Rossem filosofeert ook al ruim vijftien jaar met kinderen, jongeren, ouders en hun begeleiders. Hij begeleidt onder meer jaarlijks het seminarie ‘Filosoferen met kinderen en jongeren’ aan de Academische Lerarenopleiding van de KULeuven. Hij vindt zo’n kritische gesprekscultuur in een gezin cruciaal : “Als je als ouders niet ingaat op zulke vragen, gaan je kinderen die na een tijd niet meer stellen.”

Eef gelooft rotsvast dat kinderen die regelmatig filosoferen later zelfstandiger, kritischer én toleranter in het leven staan. Ze leren creatief denken, worden taalvaardiger, vergroten hun zelfvertrouwen én geluk. Eef : “Als je zelfstandig leert nadenken, en de waarde leert inzien van je eigen ideeën, stijgt je zelfvertrouwen. Als ik vertrouw in mijn eigen kunnen ga ik op school veel meer leren.” Kristof Van Rossem beaamt dit : “Als een kind iets op een heldere manier vertelt met de juiste argumenten, zie je dat zijn invloed op het gesprek toeneemt.”

Filosoferen staat haaks op onze discussiecultuur in politieke debatten, waarbij ieder zijn mening met hand en tand verdedigt en nooit afwijkt van zijn standpunt. Eef : “Wanneer kinderen filosoferen is het net omgekeerd : ze denken allemaal samen. De kinderen durven gemakkelijk hun mening te herzien als blijkt dat de ander een beter argument heeft. Hoe meer ze filosoferen, hoe minder schroom ze hebben om te zeggen : ‘Ik ben het niet met je eens omdat… ‘.” Zo leren ze een onderscheid maken tussen een persoon aanvallen en een redenering onderzoeken op zijn geldigheid. Daar kunnen onze politici nog iets van opsteken.

HET FILOSOFISCHE SPROOKJE ALS PRIKKEL

De Amerikaanse filosoof Matthew Lipman geldt als de grondlegger van de methode om met kinderen te filosoferen. Als professor in de wijsbegeerte verbaasde hij zich erover dat zelfs zijn studenten onvoldoende zelfstandig konden nadenken. Eind de jaren zestig ontwikkelde hij een methodiek waarbij hij steeds vertrok vanuit een verhaal, als prikkel om een filosofisch gesprek met kinderen te beginnen. Hij schreef een reeks filosofische verhalen waarbij kinderen al dialogerend nadenken. Maar omdat bij die verhalen het speelse en fantasierijke iets te veel naar de achtergrond verdween, ontwikkelden sprookjesvertelster Isabelle Desegher en Eef Cornelissen een nieuw genre binnen de kinderliteratuur : filosofische sprookjes of filookjes. In deze sprookjes mijmeren sprookjesfiguren over diepe vragen waar iedereen wel eens mee kampt. De structuur van het klassieke sprookje blijft behouden, maar er wordt gegoocheld met bestaande archetypes. Net als in het creatieve sprookje kan de held een lelijke, onuitstaanbare prins zijn en kunnen prinsessen in de lokale supermarkt werken. Zolang de magie maar aan de bomen groeit. Eef : “De kikker stelt de redenering van de prins bijvoorbeeld in vraag.”

FILOSOFEREN ALS SCHOOLVAK : (G)EEN UTOPIE ?

Het woord filosofie betekent letterlijk : verlangen naar wijsheid. Dit verlangen start volgens de Griekse wijsgeer Plato bij de verwondering, over onszelf en de wereld. En wie kan dat beter dan kinderen die meesters zijn in verwondering : over de eerste keer naar school, de eerste keer verliefd… Uit deze verwondering groeien de waarom-vragen. Filosofen zoals Eef en Kristof willen het begrip ‘filosoferen’ bevrijden van de clichés. Het is geen toogpraat, het is ook niet iets elitairs dat bijna niemand kan. Het is al helemaal geen gezwollen taal of ‘encyclopediekunde’ : je hoeft niet alle filosofen op te dreunen om goed te kunnen filosoferen. En de vragen om over te filosoferen met kinderen zijn onuitputtelijk : Zijn sommige vrienden ook vijanden ? Bestaan er ook lieve monsters ? Kunnen bloemen gelukkig zijn ? Onze scholen staan meer en meer open voor het filosoferen met kinderen. Van Freinet en Jenaplan tot de traditionele scholen. In 2011 schreven de vakgroepen filosofie van alle universiteiten, samen met het Vlaams netwerk voor Eigentijds Filosofieonderwijs (VEFO), een pleidooi voor een schoolvak filosofie in de derde graad van het secundair onderwijs. Niet onlogisch, want in sommige Europese landen is dat al een gangbare praktijk. Volgens Eef reageren de meeste kinderen overal enthousiast, maar er zijn nuance- verschillen. Eef : “Kinderen uit traditionele scholen hebben vaak angst om iets fouts te zeggen. Eenmaal dat ze beseffen dat het niet om goed of fout gaat, komt hun denken vrij. Onlangs deed ik een sessie met tieners van het zesde jaar Latijn-Wiskunde. Ze amuseerden zich super, maar toen ik nadien vroeg of het een ‘vak’ mag worden, zei er eentje : ‘Hoe zou je ons daar punten op geven ? Hoe leuk ik het ook vind, ik wil wel goede punten halen, mijn ouders vinden dat belangrijk.”

Eef Cornelissen heeft een missie : filosoferen introduceren als vak op de basis- en secundaire school. “‘Waarom moet ik in godsnaam al die vakken studeren ?’ Die vraag hoor ik bij leerlingen zo vaak. En : ‘We worden volgepropt met kennis, maar er is niemand die ons leert na te denken waarom we bijvoorbeeld wiskunde moeten leren’. Geef kinderen de kans om na te denken waarom ze tijd moeten investeren in het absorberen van kennis, en hun motivatie zal stijgen. Soms is er angst mee gemoeid. Als je hen vrij laat nadenken, formuleren ze misschien antwoorden waar je als volwassene niet achterstaat. Dat risico moet je durven te nemen.”

WETENSCHAP + FILOSOFIE = INZICHT

Filosoferen met kinderen wordt meestal geassocieerd met Nederlands of levensbeschouwelijke vakken, maar ook in de wetenschapsklas wordt er gefilosofeerd. Jelle De Schrijver, bioloog en filosoof, onderzoekt samen met Eef en andere collega’s van De Odisee-hogeschool hoe het filosoferen succesvol kan worden geïntroduceerd in ons wetenschapsonderwijs. Jelle en Eef werken op dit moment mee aan nieuwe handboeken voor wereldoriëntatie en wetenschapsonderwijs. Jelle : “Leerlingen hebben heel wat moeite met begrippen als energie, kracht of leven. Door te filosoferen leggen ze hun ideeën en misverstanden over deze wetenschappelijke concepten bloot. Zo ziet de leraar niet alleen waar de problemen zitten, maar kan hij de wetenschappelijke inhouden koppelen aan de ideeën die al bij jongeren leven. Op deze manier krijgen jongeren ook meer inzicht in wat een wetenschapper precies doet en op welke manier hij betrouwbare kennis vergaart.”

Kristof Van Rossem weet niet zeker of je het echt tot een vak moet bombarderen, zoals dat in het Franse secundair onderwijs het geval is. “Dan krijg je misschien weerstand. Niet alle kinderen vinden het even leuk, de een heeft er meer talent voor dan de ander. Op de Mime Academie in het Zweedse Norrtälje introduceerde men bij leerlingen vanaf de kleuterklas en eerste studiejaren een gespreksmoment op het einde van de lesdag. Ze leerden eerst luisteren naar elkaar, een mening formuleren. Vanaf het derde studiejaar werd het filosofisch karakter van die vaste gespreksmomenten steeds groter. Dat vond ik een mooi initiatief.”

Sommige kinderen bloeien zelfs (even) helemaal open tijdens zo’n sessie. Eef : “Twee jaar terug had ik een kindje uit het vierde leerjaar van wie de leraar vermoedde dat het autisme heeft. Een probleemkind. Wel, dat kind stak voortdurend zijn vinger op. Hij had een ongelooflijke drang om na te denken over vragen waar geen eenduidige antwoorden op zijn.

Na afloop knuffelde hij me en vroeg : ‘Wanneer kom je terug ?’ Ik heb de leerkracht proberen duidelijk maken dat de jongen een filosoof was, en geen autist. En daar heb je geen pilletjes voor nodig.”

Info:

– Sprookjes en Filookjes : filosoferen over sprookjes, www.sprookjesacademie.be

– Wat Had Je Gedacht ? Leidraad voor Filosoferen met Jongeren, Goedele de Swaef en Kristof Van Rossem, Wolters Plantyn, 2008.

– Het voordeel van de twijfel, Borgerhoff & Lamberigts, 2014. Met dit boek schreef filosoof en theatermaker Stefaan Van Brabandt een verdiepende aanvulling op de achtdelige filosofische documentairereeks die hij samen met Bram Van Splunteren in 2014 voor Canvas maakte, en waarin onder meer de link tussen opvoeding en onderwijs, en filosoferen aan bod kwam.

– www.socratischgesprek.be, www.filosoferen.eu

DOOR SAM DE KEGEL & ILLUSTRATIE SEBASTIAAN VAN DONINCK

Kinderen durven makkelijk hun mening te herzien als blijkt dat de ander een beter argument heeft. Daar kunnen onze politici nog iets van opsteken

In filosofische sprookjes of ‘filookjes’ mijmeren sprookjesfiguren over diepe vragen waar iedereen wel eens mee kampt

Filosoferende kinderen staan later kritischer én toleranter in het leven

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content