Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

Op het Japanse eiland Sado

bereiden de Kodo-drummers zich voor

op hun Europese tournee.

“De vibraties van de drums

maken niet alleen

het lichaam, maar ook de geest los. “

PIERRE DARGE

Wie in het Ueno Station van Tokyo de Shinkansen nummer 305 neemt, die zich met een snelheid van 230 km/uur westwaarts haast, ondergaat een ontwenningskuur. Weg uit het verstedelijkte Japan, uit de patchinko-hel van Shinjuku, uit de warenhuizen van Ginza waar vriendelijk knikkende studentes de voorbijganger onophoudelijk reklameboodschappen in de hand duwen, met een pakje wegwerpzakdoekjes als dank voor het lezen van de boodschap. In twee uur tijd deinen de eindeloze voorsteden van Tokyo uit, om plaats te maken voor beboste heuvels met schaars besneeuwde toppen en de rust van landelijke dorpen. Vanuit Niigata kan de reiziger per schip de oversteek naar Sado Island maken, opnieuw een tocht van twee uur die hem in een andere, meer klassieke wereld brengt.

Het eiland is redelijk ongeschonden gebleven, met stranden voorzien van rotspartijen die de schilder Hokusai zouden hebben geïnspireerd. De boeren werken op het land en vissersvrouwen wagen zich in wastobben ver op zee. Houten huizen ook, zoals de traditionele Ryokan in Oki, waar de gastvrouw zich uitslooft voor het late, buitenlandse bezoek dat op de kamer de onnavolgbare rust die uitgaat van de symmetrie en de eenvoud van het klassieke Japan over zich heen laat komen. In de heuvels buiten Oki op zo’n kwartier rijden staan drie paviljoenen : een gastenhuis, een gemeenschapshuis en een zaal die wel een sportzaal lijkt, maar dan volgestouwd met trommels en andere instrumenten. Daar wonen en werken een veertigtal jongelui in een gemeenschap die er geen is : alleen de tien vrijgezellen wonen onder hetzelfde dak ; wie getrouwd is, woont met zijn familie in de buurt. Jongelui, gedreven door de wil om de trom te slaan en te musiceren : samen vormen ze Kodo, een groep die een paar jaar geleden door de wereld werd ontdekt en nu ten overvloede wordt gesolliciteerd om in Europa en de Verenigde Staten op te treden. Al probeert het gezelschap de voorstellingen in Japan tot tachtig te beperken, en die daarbuiten tot zestig.

Kodo is niet zomaar een groep van musicerende jongeren. Ze zijn de erfdragers van de groep Ondekosa die in 1971 werd opgericht en de wereld fascineerde én verbijsterde met hun drummuziek en hun Spartaanse levenswandel. Elke dag maakten de jongens een halve maraton vol en toen ze in het Amerikaanse Boston optraden, liepen ze er eerst de beroemde maraton alvorens aan hun koncert te beginnen. Die rigiditeit werd tot in het absurde doorgetrokken : naast sigaretten en alkohol was ook de liefde er taboe, tenzij ze de muziek betrof. Enkele jaren geleden splitte de groep en diegenen die een meer menselijk regime voorstonden, vonden mekaar terug in Kodo de Japanse omschrijving voor kinderen van de drum of nog van hartslag. Die menselijkheid, ondersteund door een hartelijke gastvrijheid en gekoppeld aan een on-Japanse bereidheid tot praten en een voortdurend zoeken naar een rigoureuze perfektie, kenmerkt dit wonderlijke gezelschap dat in de stilte van de heuvels zijn optredens voorbereidt. Voorop staat de eigenheid én de wil om niet afhankelijk te worden van sponsors. “Sponsoring is als een kroon op het hoofd, die lijkt wel mooi, maar hindert je bij je bewegingen, ” zegt Yoshiaki Oi, de direkteur van de gemeenschap in de veranda achterin het gebouw, terwijl de jongens met hun stretching-oefeningen in de weer zijn. “Sponsors hebben altijd speciale wensen en voor je het weet, ben je meer met hen dan met het werk bezig. We proberen bijna alles zelf te doen, de regie, de kompositie, de publiciteit en zelfs het management. ” Ook de opleiding van de apprentices, die een jaar in beslag neemt, wordt door Kodo zelf verzorgd. “Sommigen komen recht van de school naar ons toe, één enkele keer zelfs zonder de minste muzikale ervaring. Dat vinden wij niet erg. Wat telt is de motivatie, want die jongens worden voor het eerst in hun bestaan met het echte leven gekonfronteerd : ze zullen nu zelf koken, zelf schrobben en het leven in groep ondergaan. Om nog te zwijgen van de zeer zware fysieke opleiding. Vergeet niet dat ze om kwart voor vijf ’s morgens gewekt worden en pas om zes uur ’s avonds de drums met rust kunnen laten. En voor geen enkele van hen is na dat inleidende jaar per definitie een plaats weggelegd bij de groep. Al kan ik wel zeggen dat er gemiddeld één per jaar goed genoeg wordt bevonden om de sprong te wagen, ” aldus Oi.

Niet iedereen blijft een carrière lang bij Kodo. Twee dagen voor onze afreis naar Sado zitten we een avond lang in de Pit Inn, jazzklub in Shinjuku, waar Leonard Eto (32) een solocarrière opbouwt. Het zaaltje zit afgeladen vol met een overwegend vrouwelijk publiek dat Leonard niet vies van enig exhibitionisme tijdens het optreden allerlei schunnigheden toeroept. Hij wordt die avond begeleid door de pianist Fumio Itabashi en de zangeres Mai Yamane. Gedrieën brengen ze een spektakel dat mijlenver staat van de serene Kodo-traditie.

“Ik wilde met mijn drum een eigen weg volgen, voelde de Kodo-stijl tot een last worden, ” zegt Leonard na het optreden. “Kodo heeft me gevoed, discipline bijgebracht en gestimuleerd, maar gaf me uiteindelijk te weinig gelegenheid om mezelf uit te drukken. Ik zocht afwisseling, kontakten met anderen met wie ik het plezier van het musiceren kon delen. Daarom nodig ik een paar gasten uit bij mijn optredens. Maar ook dat blijft moeilijk, omdat een drum een heel eigen klank heeft, die niet aangepast kan worden aan andere instrumenten, en ik op zoek moet gaan naar mensen die bij mijn tune aansluiten. “

De avond verloopt wat rommelig, gekruid met vele improvizaties, maar Leonard is tevreden en met hem een groot deel van het publiek. “Ik wil het samenspel niet tot instrumenten beperken, ” zegt hij alvorens we in de koude nacht van Tokyo verdwijnen. “Vandaar de zangeres, en later misschien wat dansers. Omdat ik wil zien hoe dit soort muziek in bewegende beelden kan worden vertaald. “

Later zitten we in de Sawatazaal in Riyotsi, een havenstadje op Sado waar de lokale bevolking massaal is toegestroomd voor het Kodo-optreden. “Drums fascineren, ” zegt muzikaal direkteur Kaneko. “Er bestaat een sterk gevoel dat drummers de aangewezen werktuigen zijn om via hun instrumenten spirituele ervaringen op te roepen bij de mensen. Drumslagen laten het lichaam niet onberoerd, de vibraties maken niet alleen het lichaam los maar ook de emoties. “

Wie het spektakel meemaakt, moet welhaast van steen zijn om niet onder de indruk te komen van een geheel dat zowel subtiel en verfijnd als heel machtig overkomt. Zoals het langzaam uit het niets aanzwellend geritsel van Monochrome (het enige nummer waarbij niet wordt geïmprovizeerd) of het krachtige gehamer van Yoshikazu Fujimoto aan de reuzetrom.

Eiji Sato (31) is dertien jaar bij Kodo en weet nog altijd niet wat hem op zijn achttiende naar de groep heeft gezogen. “Ik geloof dat het veel te maken heeft met het samen delen van vreugde. Later merk je dat het uitleven op de drum ook een middel is om de stress los te laten en dat er niet de minste agressie in zit, zoals buitenstaanders soms denken. Als je je mentaal goed voelt, kan je eindeloos doorgaan ; achteraf maakt zich dan een geweldig gevoel van je meester. Gaat het je niet goed, dan wordt dit werk snel uitputtend. “

Het danseresje Chieko Kojima weet wel waarom ze zeventien jaar geleden bij de groep aansloot. “Ik raakte gefascineerd door de ogen van de drummers, die mooie ogen lieten me niet meer los. Maar ik werd geen drummer, ik ging dansen. ” Chieko danst nog altijd en met verve. Haar gracieuze bewegingen tot een vloeiend geheel samenbrengend, beweegt ze zich glijdend over de scène, het gezicht helemaal verborgen onder de traditionele hoed, zoals die wordt opgezet tijdens het feest van de geesten van de voorouders in de Akita-prefektuur. “In het begin voelde ik me in een ondersteunende rol tussen al die mannen, tegenwoordig weet ik dat ik juist door hen tot een vrouwelijker expressie kan komen. De rol van de vrouwen in de groep bestaat er juist in dát uit te drukken wat mannen niet kunnen uitdrukken : het vrouwelijke. Ik werd hier een ander, gelukkiger wezen. Raakte verliefd en trouwde, ondenkbaar in de dagen van de Ondekosa, ” meent Chieka.

Als een vrouwelijke journalist tot in den treure vragen stelt over de aanwezigheid van vrouwen in een mannenwereld, en waarom er niet meer vrouwelijke drummers deel uitmaken van de groep, merkt één van de Japanners, die probeert hoffelijk te blijven, op : “In het westen heerst een soort verbetenheid om achter elk gebaar, achter elke situatie een uitleg te zoeken. Terwijl we ons alleen maar uitleven, op de slagen van de drum. We stellen ons niet voortdurend vragen, we maken muziek, slepen onszelf mee in een ritme dat obsederend werkt, dat ons meedraagt. “

In de zaal wordt het stil als de grote trom op het podium wordt gereden en Yoshikazu zich klaarmaakt voor de strijd met de O Daiko, de 350 kg zware trom die in één stuk uit een boomstam is gekliefd. Zijn dialoog met de trom duurt een flink kwartier en houdt de toeschouwers onafgebroken in de ban, terwijl het zweet van zijn lichaam gutst. De Japanner, die onverdroten zijn gevecht met de grote drum voert, is een toonbeeld van verbetenheid, van eenzaamheid ook. Hij lijkt op de mens die in machteloze woede tegen het noodlot strijdt en die strijd is zowel fysiek mooi als auditief verslavend. Sommige toeschouwers trekken zich op aan het ritme, anderen vinden het spierwerk op Yoshikazu’s rug alleen al de moeite waard. Elke keer als hij, schijnbaar aan het eind van zijn krachten, tegen de drum opslaat, verwacht het publiek dat hij ineenstort. Maar dan springt hij soepel, maar hijgend uit de ring om zijn werk op een kleinere trommel verder te zetten.

Tijdens en na de repetities blijkt Yoshikazu een doodgewone mens van vlees en bloed, met levendige oogjes en een stralende présence. “Mensen schrijven ons dat ze soms medelijden hebben met mij, dat ze vrezen dat ik aan mijn gevecht ten onder zal gaan. Of ze verwijten de organizatoren dat de inspanning die ze mij opleggen bovenmenselijk is. Hier wordt niets opgelegd, ze vergeten dat zo’n optreden een plezier is, een opgaan in. ” Yoshikazu, die inmiddels 44 is en over een taaie, bewonderenswaardige konditie beschikt, omschrijft zijn werk als niks buitengewoons : “Om goed werk te kunnen leveren, moet je je vooral goed kunnen ontspannen dan wordt alles een stuk eenvoudiger. Vaak volstaat het om ruggelings op de grond te liggen, het lichaam door niets meer dan de grond te laten dragen, in plaats van dat het zichzelf tot last is. En vooral : niet te veel nadenken. Hoe meer je nadenkt, hoe groter de kans op mislukking. Je sleept jezelf mee in een ritme dat naar een hoogtepunt groeit daar komt geen nadenken aan te pas. Als mijn medespeler met zijn fluitspel op het toneel verschijnt, ervaar ik dat als een uitnodiging. Dan weet ik dat mijn tijd gekomen is. Het is alsof hij me oproept tot de arbeid. En als ik voor de drum sta, moet ik met die drum mee. Daar, op de scène, bouw ik mezelf op, word ik één met de O Daiko, zonder de behoefte te voelen daar veel bij na te denken. “

Soms houdt hij tijdens zijn gevecht heel even op, lijkt het of zijn nummer is afgelopen, de man uitgeteld en de strijd opgegeven. Maar het is slechts schijn, want dan hervat hij met verbeten kracht het werk, zijn konversatie met de materie. In zijn zeer schaarse kledij staat hij mijlenver van een optreden van Jacques Brel. En toch… Vivre debout. De taal van een man in zijn strijd tegen de wereld. Brel schreeuwde het uit, Yoshikazu Fujimoto roffelt zijn wanhoop bijeen. Toch lacht hij later om wat de mensen allemaal gezien, gedacht of geanalyzeerd hebben bij zijn optreden : “Ik zoek geen godsdienstige of spirituele ervaring achter mijn optreden. Mijn enige betrachting is de eenheid met de O Daiko, ik streef naar schoonheid, niet naar techniek. De hele act moet mooi zijn, energetisch én krachtig. Misschien verschillen we juist daarin van vele andere groepen, dat we kracht en schoonheid uitdrukken door middel van klanken. “

En toch wil iedereen weten waar hij die kracht, die bezetenheid vandaan haalt ; welk geheim er achter zijn indrukwekkende konditie zit. “Ik zou het niet weten. To eat well, sleep well, rest well. En doorgaan tot mijn tijd gekomen is.

Nee, ik heb geen kinderen. Al besef ik wel dat het een droom zou zijn om samen met mijn kinderen te musiceren. Als de krachten me tekort schieten, doe ik verder op een kleinere drum, maar ik wil blijven drummen tot mijn laatste dagen en maak dan plaats voor nieuw leven. Niks vreemds aan, gewoon het leven zelf. Ik maak me geen zorgen daarover. Je ontkomt er toch niet aan : time will come, sooner or later. ” Yoshikazu kijkt glimlachend op, wéér met pretoogjes. Mag hij nu gaan ? Hij wil zich nog even ontspannen voor het optreden. Met soepele tred verdwijnt hij. Een gelukkig mens, die zich overgeeft aan het leven.

Kodo treedt op 29 april op in het casino-kursaal van Oostende (reservaties : 059/70.76.18), op 1 en 2 mei in de Antwerpse Elisabethzaal (03-233.84.44) en op 4 mei in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel (02/507.82.00). Verwacht wordt dat de optredens lang voor die tijd zullen zijn uitverkocht zodat vroegtijdig reserveren en dat kan vanaf nu geen luxe is. De prijzen variëren van 750 tot 1250 frank.

Yoshikazu Fujimoto aan het werk op de O Daiko : volledige overgave.

Danseres Chieko Kojima : “Ik werd aangezogen door de ogen van de drummers. “

Het onverdroten gevecht met de drum is zowel fysiek mooials auditief verslavend.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content