Zijn opdracht was : iets zeggen over wonen in Vlaanderen. Cartoonist Benoît creëerde een symbolisch interieur, opgebouwd uit ontwerpen en kunstwerken van bij ons. Een Vlaamse blikvanger op de Triënnale in Milaan.

SABINE LAMIROY Foto’s : Lieve Blancquaert

Een man in een pak, onbeweeglijk. Hij denkt na, in een zetel, in een gemeubelde kamer. Naast hem een kast, een trap, een lamp, een cactus. Schilderijen aan de muur. Een kind op een stoel dat kijkt naar een aquarium. Cartoonist Benoît ( Van Innis, 35), verbeeldt scènes uit het dagelijks leven, maar plaatst ze in imaginaire ruimtes of in ongewone verbanden : bevreemdend en confronterend omdat ze uit hun context zijn gehaald. Surrealistisch en tegelijk herkenbaar. De beeldende kunstenaar verwierf wereldfaam met zijn tekeningen. Hij publiceerde onder meer in De Morgen, The New Yorker, Le Monde, Vrij Nederland.

Benoît werd door het Vizo (Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen) uitgekozen om Vlaanderen te portretteren op de 19de Triënnale voor architectuur en vormgeving in Milaan. Dat juist aan hem gevraagd werd een concept te maken voor de stand, lag niet voor de hand. Hij tekent immers geen reële meubels, geen echte mensen, maar suggesties van een tafel, suggesties van schilderijen, van mensen. Zijn wereld is eigenlijk bevolkt met archetypes. Zijn humor wordt vaak absurd genoemd en zijn werk ontoegankelijk. Toch bleek in Milaan zijn in realiteit omgezet universum een van de meest tot de verbeelding sprekende typeringen. Zijn Kamer van oom Gilbert werd opgevat als een interieur, in twee gedeeld door een grote metalen boekenkast en aangekleed met designmeubelen, schilderijen, tapijten. De ruimte is bewoond door in hun beweging versteende figuren. Aan de ingang wordt de aandacht getrokken door een video met een uit zijn voegen vliegend, doldraaiend huis. Aan de onderkant slingert een mannetje dat het tollende huis niet kan stoppen of loslaten. Een scène uit de film One Week van Buster Keaton. Typerend voor de fijnzinnige humor die tegelijk het belang van goede architectuur en wooninrichting onder de aandacht brengt, maar het zwaarwichtige ervan relativeert.

?Ik wou al lang met Benoît werken”, zegt Johan Valcke van het Vizo. ?Er zit in zijn werk niet alleen een zeer sterke architecturale dimensie, het steekt ook vol ironie en understatements waarmee hij op zijn manier commentaar levert op de wijze waarop mensen leven in hun omgeving.”

Toen de Triënnale zich aankondigde met het thema Identiteit en Verscheidenheid, was de keuze gauw gemaakt. Benoît werd gevraagd om vanuit zijn abstract idee van ruimte dat duidelijk beïnvloed is door het constructivisme en het geometrische van zijn leermeester Dan Van Severen een stand uit te bouwen met bestaande objecten, creaties van Vlaamse designers. ?Wij vertrokken van de intimiteit van een interieur om onze identiteit uit te drukken. Wij Vlamingen zijn immers, in tegenstelling tot Italianen bijvoorbeeld, mensen die binnen leven, die zeer veel belang hechten aan hun woning en de inrichting ervan. De persoonlijkheid van de bewoner uit zich bij ons veel duidelijker in het interieur dan in de architectuur, die eerlijk gezegd op een paar uitzonderingen na toch vrij banaal is. Daarom hebben wij een ander aspect van Vlaanderen willen tonen, iets dat wel groeit en bloeit, namelijk het interieur. We hebben bovendien op dit ogenblik een generatie van zeer valabele jonge ontwerpers op het gebied van de toegepaste kunst. Door het werk van een aantal van hen bijeen te brengen in een ruimte ontworpen door een beeldend kunstenaar, wilden wij aan de buitenwereld tonen wat er bij ons gaande is. Want uiteindelijk hebben wij als regio, afgezien van ons historisch patrimonium, geen enkele hedendaagse identiteit. Wij hebben wat hier samengebracht is, in een verhaal gestoken : De kamer van oom Gilbert.”

Die titel is er eigenlijk toevallig gekomen, omdat net op dat moment mijn kinderboek Mijn oom Gilbert uitkwam. Mijn tekeningen hebben inderdaad veel te maken met ruimte én met niet-ruimte, met meubels en met leven in een interieur”, zegt Benoît. ?Tekenen is een zeer persoonlijke bezigheid. Als beeldend kunstenaar ben ik gewoon om zelf een universum te scheppen. Maar hier moest ik niet alleen mijn tweedimensionele, imaginaire wereld omzetten in drie dimensies, maar moest ik die ruimte ook opbouwen met bestaande werken, gecreëerd door anderen. Vrij snel ben ik gevallen op het werk van Maarten Van Severen, de zoon van Dan, omdat de puurheid, de extreme soberheid ervan een grote gelijkenis vertoont met mijn werk. Voor een tafel heb ik de neiging een vlak te tekenen met vier poten, meer moet dat niet zijn. Ik teken niet een specifieke tafel, maar dé tafel. Als ik een landschap teken en ik heb genoeg aan één lijn, zullen het er geen twee zijn. Die essentie vond ik bij Van Severen terug. Ik ben vertrokken van de beschikbare ruimte : 9 meter op 6, en ik heb gevraagd om de hoogte op te trekken tot 5,50 meter om een groter gevoel van intimiteit te creëren, en niet een typische stand. Ik had een paar meubels van Maarten in mijn hoofd, zoals de grote boekenkast in metaal en plexi die de ruimte in tweeën scheidt, en ik ben begonnen met het uittekenen van een fictieve ruimte, eigenlijk een symbolische kamer waarin ik bijvoorbeeld alleen zou leven. Met een tekenruimte, waarin ik de werken hang van mensen waar ik van hou. Om die ruimte op te vullen, heb ik heel weinig gevonden dat mij aanstond. Op een fotootje troffen de lampen van Jan Vandendorpe mij. En effectief, hoe verschillend ze ook zijn van vorm en materiaal de ene sensueel en warm, de andere koel en sober , ze passen perfect bij de meubelen van Maarten. Dat bewijst eens te meer dat dingen die goed gemaakt zijn, bij elkaar gaan. Ik probeerde die objecten verder te confronteren met werk van goede hedendaagse ontwerpers, maar dat was niet gemakkelijk. Uiteindelijk beslisten we dan maar om er enkele klassiekers van het Vlaamse design bij te zetten, zoals de zetels van Gaston Eysselinck en van Van de Velde. Ik heb ook een beroep gedaan op oud-leerlingen, omdat die zeer goed de geest verstaan waarin ik werk. Roos Lapeire bijvoorbeeld maakte de figuren op mijn aanwijzingen. De vaas met bloemen op de tafel was haar eindwerk. Naast een schilderij van Dan Van Severen en een paar van mezelf, hangen er ook werken van Renke Dhaenens en Johan Verschaeve, ook oud-leerlingen. De installatie van Wim Lambrecht, een nis met een buste van kroonkurken, stelt een schouw voor.”

Bij de constructie van de stand lag het helemaal niet in Benoîts bedoeling om iets komisch of ironisch te maken. ?Ik zocht wel naar elementen die iets van vervreemding in zich hebben. Die geen duidelijke functie hebben. Zoals ik ook niet graag heb dat een verhaal een vaste, eenzijdige betekenis heeft. Mensen moeten dat zelf kunnen invullen. De kapstokken van William Phlips bijvoorbeeld kunnen kapstokken zijn, maar zijn terzelfder tijd ook sculpturen. Ze kunnen, zoals op de stand, op een paar meter hoogte hangen of gewoon in de kast liggen. Hetzelfde geldt voor de kasten van Maarten Van Severen : ze zijn functioneel maar kunnen ook als structuren op zich bestaan. Het zijn niet louter objecten, ik heb er een binding mee.

Sommige mensen vinden mijn tekeningen absurd. Maar ik vind sommige dingen in het dagelijks leven veel absurder dan mijn tekeningen. In mijn kinderboek Mijn oom Gilbert staat bijvoorbeeld een tekening waarop een man praat met een boom. Is dat absurd ? Mensen die hun auto koesteren en wassen op zaterdag, vind ik veel absurder. Ik teken dingen waar ik wel van hou. Mensen die schilderen, of schrijven, of nadenken. Door iets te verschuiven, trek je er precies de aandacht op.”

In zijn geheel is de stand een soort hommage aan Dan Van Severen. Niet toevallig zijn ook het merendeel van de door Benoît uitgekozen meubelen creaties van Dans zoon Maarten. De affiniteit is duidelijk. ?De Kamer van oom Gilbert is op de eerste plaats Benoîts verhaal”, zegt Maarten Van Severen (39) bescheiden. ?Maar kijk naar zijn tekeningen, en je ziet inderdaad gelijkenissen. Als Benoît een tafel tekent, ziet die er meestal uit zoals mijn tafel die hier staat. Opvallend zijn ook de grote bibliotheken in zijn prenten. Maar het minimalisme waar men het zo dikwijls over heeft, is voor mij geen vertrekpunt. Ik probeer gewoon op een zo simpel mogelijke manier iets te maken, terwijl het ook reproduceerbaar moet zijn. Dat impliceert een constant perfectioneren van een ontwerp. Het maken zelf is voor mij erg belangrijk. Het meubel moet op korte tijd kunnen samengesteld worden, de keuze van het materiaal is erg belangrijk. Het eikenhout van de tafel die hier staat bijvoorbeeld is niet behandeld maar wel gezeept, en kan ook met zeep schoongemaakt worden. Oorspronkelijk was ze van staal. Later ben ik ook beginnen werken met aluminium omdat je het makkelijk zelf kunt bewerken en omdat het zo’n diepte heeft. De boekenkasten werden gemaakt voor Interieur ’94 in opdracht van de Gentse boekhandel Copyright. Ze waren oorspronkelijk bedoeld om de stand af te schermen van de buitenwereld. Op die manier wordt zo’n kast meer dan een meubel, eigenlijk een middel om te communiceren of niet te communiceren. Zo heeft ieder meubel zijn geschiedenis.”

Maar niet alleen de creaties van Maarten Van Severen zijn typerend voor de abstracte wereld van Benoît. Ook de aanwezigheid van andere beeldende elementen is essentieel, zoals het wit-zwarte carpet van Marie Mees of het met tekst beschreven tapijt van Francine Van Der Biest.

Elk onderdeel spreekt voor zichzelf, maar het geheel is meer dan de som van de delen.

De Triënnale in Milaan loopt nog tot 10 mei. De installatie van het Vizo zal ook van 18 tot 27 oktober te zien zijn op Interieur ’96 in Kortrijk.

Johan Valcke (r.) : Klassiekers als de stoelen van Gaston Eysselinck en Huib Hoste (boven), en hedendaagse creaties als de kapstok van William Phlips (m.) en de lampen van Jan Vandendorpe, geven samen gestalte aan de imaginaire wereld van Benoît.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content