De hut van de meester

Al jong kwam Le Corbusier in de ban van de Middellandse Zee. Hij bouwde er nabij Cap-Martin ?Le Cabanon?, zijn ?coin de rêve? waarin hij de essentie van zijn architectuur heeft vertaald.

Thomas Bouman / Foto’s Sven Everaert

Aan de voet van het dorpje Roquebrune, verscholen tussen de heuvels die afglijden naar zee, bevindt zich, rug aan rug met de spoorweg Nice-Vintimiglia, het kleine witte strand van Cabé, de prelude tot Le Cap. Achter de rotsen klimt een klein zanderig kronkelpad naar een paar huizen, van waaruit je eindeloos uitkijkt over het azuurblauwe water. Bij helder weer reikt het zicht er zelfs tot Le Rocher van de Grimaldi’s, een eindje verderop. Nee, ons verbaast het niets dat dit plaatsje de favoriete wijkplaats was van Le Corbusier.

Reeds vroeg had de grootmeester van de moderne architectuur, geboren als Charles-Edouard Jeanneret in het Zwitserse bergdorp La Chaux-de-Fonds, zijn hart verloren aan de Middellandse Zee. In 1911, hij was toen 24, verklaarde hij zich, na een zwerftocht die hem tot in Griekenland en Italië had gevoerd, een onvoorwaardelijke Méditerranéen : alles hier, van het licht, het klimaat, de geuren tot de gastvrijheid van de bewoners, charmeerde hem.

Zijn huwelijk in 1930 met Yvonne Gallis, een echte Monegaskische, versterkte die band. Zomerse uitstappen naar de Côte d’Azur werden een vaste gewoonte. Vanaf 1938 ging het echtpaar, op uitnodiging van hun vrienden Eileen Gray en Jean Badovic, zo goed als jaarlijks naar ?de witte villa?, gebouwd in 1927 naar het ontwerp van de eigenaars. Zo kon Le Corbusier met volle teugen proeven van de charmes van de omgeving en geraakte hij er meer en meer van overtuigd dat dit zijn coin de rêve was. Hij genoot ervan om zich te laten meedrijven door de golven, hij werkte er onder de schaduw van de johannesbroodboom, maakte ’s avonds met Yvonne lange strandwandelingen en dagelijks was er voor hen een tafel gedekt in het vlakbij gelegen restaurant L’Etoile de Mer. De kans om een eigen vredig oord te realiseren, bood zich aan toen Thomas Rebutato, de eigenaar van het restaurant, ermee instemde om het aangrenzend stukje grond met de enorme vijgenboom te verkopen. Een piepklein perceeltje, minder dan een hectare groot, met zicht op de zee. Le Corbusier schreef : ?30 december 1951. Op de hoek van een tafeltje in een kleine snackbar aan de kust heb ik een ontwerp getekend van Le Cabanon, dat ik het jaar nadien gebouwd heb op een door golven uitgeschuurde rotspunt. Het plannetje stond na drie kwartier op papier.? In de lente van ’52, na 6 maanden intensief werken, had hij het oorspronkelijke plannetje minutieus uitgewerkt tot een stapel schetsen waarin elk detail, van dak tot ramen, van tafel tot kasten, zelfs de kleuren en de muurschilderingen, beschreven en uitgewerkt waren. Het bescheiden huisje, eigenlijk een kamer van amper 3m 66 op 3m 66, is in vorm en functionaliteit een uiting van perfectie, een ogenschijnlijk eenvoudige constructie die de essenties van Le Corbusiers architectuur op een ingetogen manier vertaalt.

Vertrekpunt is de Modulor : een door hemzelf ontwikkeld maatsysteem volgens het principe van de gulden snede, dat uitging van de proporties van het menselijk lichaam. De invulling van deze beperkte ruimte is verbluffend, de manier waarop elk element zijn plaats krijgt en in het geheel harmonisch is ingepast, doet denken aan een Chinese kruispuzzel. Le Cabanon is opgebouwd rond een houten skelet dat met dennenplanken haaksgewijs is afgetimmerd. Het dak is gemaakt uit platen van Fibro-cement. Binnenin zijn de wanden bekleed met mat gevernist fineerhout en voel je bijna het streng consequente ritme van de indeling volgens die Modulor. Alles past logisch in elkaar : de houten parketstroken, het bed, de uitgesneden tafel, de zitmeubelen en kasten, de steunbalk waaraan de wastafel en het apothekerskastje hangen. Het toilet is discreet weggewerkt in een hoekje achter de garderobe van de gang. Het grootste deel bestaat uit een valse wand in multiplex, waar zich handige opbergkasten bevinden. Dit ensemble straalt een enorme rust uit en wordt opgefrist met een polychrome finishing touch : een muurschildering in de gang, de kapstok met paddestoelvormige, gekleurde koppen, de schilderwerkjes aan de binnenkant van de vensterluiken, de meerkleurige vlakken van het plafond en het levendige geel van het parket.

Hier creëerde Le Corbusier zijn eigen eenvoudige hutje-bij-de-zee, waar hij tijdens de zomermaanden werkte, en vooral leefde. ?Ik voel mij in elk opzicht gemediterraniseerd?, schreef hij. ?Mijn rust, mijn inspiratie krijg ik van de zee, die ik altijd heb liefgehad.? Deze zee zou hem ironisch genoeg fataal worden tijdens een laatste zwempartij op nog geen 200 meter van de woning. Een leven gedomineerd door de zee, dicht bij de zee en ten slotte beëindigd door de zee.

Vandaag zijn alle aan deze omgeving verbonden hoofdfiguren verdwenen : Eileen Gray, Jean Badovic, Yvonne en Le Corbusier zelf. Het restaurant is gesloten, maar Le Cabanon is er nog altijd. Le Corbusier en Yvonne hebben hun coin de rêve nooit echt verlaten. Op de begraafplaats in Roquebrune liggen ze in een graf dat hij zelf ontworpen heeft, met zicht op de baai en de Middellandse Zee.

Links, de valse wand in multiplex, met opbergkasten. Een muurschildering in de gang, het discreet weggewerkte toilet, het levendige geel van het parket.

De schoonheid van het eenvoudige : een wastafel en een apothekerskastje. En overal uitzicht op de baai.

Augustus ’52 zette Le Corbusier zijn handtekening onder deze muurschildering. De final touch, zijn droomhut was af.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content