De grensroute van de Maya’s

De Mayasite van Palenque : heiligdom in het groene hoogland van Chiapas. © Wim Denolf

Het Mexicaanse schiereiland Yucatán draagt duizenden sporen van de Mayabeschaving. Maar het is ook de toegangspoort tot minder bekende ruïnes in buurlanden Belize en Guatemala.

Twee langeafstandsvluchten. Een drielandentocht van bijna 1800 kilometer. Zes ruïnes van de Maya-beschaving in evenveel dagen, een opeenvolging van hotels, en dat alles bij tropische temperaturen. Om de middagzon en de drukte op de archeologische sites voor te zijn, zal het reisgezelschap bovendien vroeg uit de veren moeten. Als we na tien uur vliegen de luchthaven van Cancún bereiken, kan de transfer naar het hotel in Playa del Carmen bijgevolg niet snel genoeg gaan. Ter plaatse kunnen we nog net de witte zandstranden en de azuurblauwe Caribische Zee fotograferen en het dinerbuffet meepikken. Eén gul gedoseerde margarita later ligt iedereen in bed.

Mayaland

Cancún en Playa del Carmen waren veertig jaar geleden bescheiden vissersdorpen op een Mexicaans schiereiland. Nu zijn de badplaatsen pronkstukken van de zogenaamde Riviera Maya. De brousse langs de kustlijn van Yucatán maakte er over een afstand van tientallen kilometers plaats voor hotelcomplexen die elkaar overtroeven met levensgrote piramiden, maskers en andere neparchitectuur.

De topbestemming heeft een stevig aandeel in ’s lands economie. De Riviera Maya zuigt Amerikaanse dollars aan, maar bij lokale gidsen en hotelpersoneel ligt rampjaar 2009 nog vers in het geheugen. Gelukkig werpen kennis over de ware omvang van de Mexicaanse griep en gunstige hotelprijzen nu vruchten af. Mexico evenaart dit jaar wellicht het resultaat van 2008 : 22,6 miljoen bezoekers, waarvan het schiereiland het grootste deel ontvangt.

Yucatán niet verkennen, zou strafbaar moeten zijn. Het hele schiereiland, vier keer België, behoort tot het uitgestrekte Midden-Amerikaanse woongebied van de Maya’s : woudlopers die tussen de derde en tiende eeuw, de zogenaamde klassieke periode, een complexe samenleving van stadsstaten ontwikkelden. Verspreid over Mexico, Belize, Guatemala, Honduras en El Salvador zijn nog steeds zes tot acht miljoen afstammelingen te vinden.

Duizenden tempels, paleizen en andere bouwwerken overleefden de implosie van de Mayabeschaving – wellicht het gevolg van overbevolking, uitgeputte landbouwgronden, volksopstanden en oorlogen – en de veroveringsdrift van de Spanjaarden enkele eeuwen later. Die vernielden talloze nederzettingen op het schiereiland om er koloniale steden te bouwen. Zo gingen in Izamal tien piramiden plat om het okerkleurige Convento de San Antonio de Padua en de stad rond het franciscanenklooster te bouwen. Een ander voorbeeld is het statige Mérida, nu een miljoenenstad in wording met een levendig uitgaanscentrum, dat we op de terugweg langs de Golf van Mexico onveilig zullen maken.

Wiskunde begrijpen

Ook op het schiereiland zijn veel Mayaoverblijfselen echter overwoekerd, gesloten voor publiek of gewoon niet geïdentificeerd. En op de geopende sites zorgt de toeloop soms voor surrealistische scènes. Zo liggen op vijftig kilometer van Playa del Carmen de ruïnes van Tulum, een religieus en handelscentrum op rotsklippen langs de Caribische Zee. Een overzichtelijk complex met gewillig poserende tempels en iguana’s, en, vijftien meter lager, vrolijk in zee spartelende toeristen. We kunnen ons amper bedwingen om zelf in het ansichtlandschap te duiken.

Vooral Uxmal, een laatklassieke Mayastad in de vruchtbare Puucstreek, is goed bewaard, met herkenbare mozaïeken, maskers met haakneuzen van regengod Chac en andere versiering. De 42 meter hoge piramide van de Tovenaar mag u niet meer beklimmen – de gevaarlijke helling bedraagt zestig graden – maar uw verbeelding gaat er vanzelf aan het werk.

Chichén-Itzá, de bekendste Mayastad op het schiereiland, maakt het leken moeilijker. De piramide van Kukulkán, een van de Zeven Nieuwe Wereldwonderen, is een monumentale demonstratie van de astronomische en wiskundige kennis van de Maya’s, maar u slalomt er tussen gidsen, verdwaalde toeristen, onverwacht opduikende reflexcamera’s en verkopers van allerhande souvenirs. Begrijpen hoe een spel van zon en schaduw op de trap van de centrale piramide twee keer per jaar de illusie van een kronkelende slang creëert, is in die omstandigheden geen sinecure. Een tip : laat u in deze openluchtbazaar niet afleiden door Mayakurkentrekkers of met sneeuwvlokjes bestrooide minipiramiden – al valt er ook geïnspireerder handwerk te vinden.

Geschoffel

Na een overnachting in grensstad Chetumal steken we in het zuiden van het schiereiland de grens met Belize over. Te voet, met de koffers in de hand, terwijl de bus niet aan een drugscontrole en een ontsmettingsbeurt ontsnapt.

Nadien verandert het landschap meteen. De (zwarte) bevolking woont in paalhuizen, suikerrietplantages domineren de landbouw en op de weg vormen de karren van zowat 15.000 leden van de protestantse amish slome tegenliggers. Onderweg tel ik ook een dozijn autokerkhoven – u vraagt zich af waar een land met 330.000 inwoners zoveel wrakken vandaan haalt.

Ruim veertig jaar na de onafhankelijkheid van British Honduras, zoals Mexico’s kleinste buurland zich een eeuw lang noemde, is het koloniale verleden nooit veraf. Het leeft voort in de officiële landstaal (het Engels), de dollarbiljetten (met de afbeelding van Elisabeth II) en het lidmaatschap van het Brits Gemenebest. Ook de bloementuintjes en keurige gazons doen er aan Groot-Brittannië denken. Het geschoffel en gemaai dienen echter vooral om de kinderen voor slangen en schor-pioenen te behoeden.

In San Ignacio , een levendig stadje aan de rivier Macal, nemen we een veerpont om de ruïnes van Xunantunich te bezoeken. Toeristen zijn hier minder talrijk, we hoeven de rustgevende site met niemand te delen. Of het zouden de soldaten moeten zijn die een oogje in het zeil houden, al lopen we volgens het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken geen risico. Het uitzicht over Belize en het naburige Guatemala op de hoogste piramide is een panoramische hoogvlieger, en terug op de begane grond lokt onze gids zowaar een tarantula uit zijn hol in het gras.

Jungleavontuur

Lange wachtrijen aan de grensovergang in Melchor de Mencos zorgen ervoor dat we onze verblijfplaats in Guatemala pas na zonsondergang bereiken. De spectaculaire locatie dringt pas de volgende ochtend tot me door. De logementen van Villa Maya liggen in een uithoek van het Laguna Petenchel, het meer in het hart van Guatemala’s grootste deelstaat Petén. In de verte, op een eiland, ligt het oude centrum van Flores : een pittoresk stadje met kleurrijke huizen en kasseistraten dat permanent in Caribische vakantiestemming lijkt te verkeren.

Al gauw zijn we op weg naar Tikal, een junglestad die in 1848 ontdekt werd. De grootste constructies werden er gebouwd tussen de zevende en de negende eeuw. Aan de noordelijke Acropolis, de begraafplaats voor de heersers van de stad, werd vermoedelijk ruim duizend jaar gewerkt. Van massatoerisme is ook hier geen sprake. Om de paleizen, tempels en pleinen van Tikal te bereiken, moeten we, per bus en uiteindelijk te voet, twintig kilometer doordringen in het regenwoud, waarvan 576 vierkante kilometer beschermd natuurgebied is.

De wandeling in de ongerepte, woeste omgeving is een belevenis op zich : we spotten brulapen, slingerapen en neusberen, lijken lilliputters onder kapokbomen en andere exotische soorten en moeten uitkijken om niet over machtig verankerde wortels te struikelen. Tachtig procent van de uitgestrekte stad is overwoekerd.

Voor memorabele momenten zorgen ook de piramiden, waarvan de trappen soms haast loodrecht omhoog leiden. Tempels I (45 meter), III (55 meter) en IV (65 meter), die met behulp van kwiksulfide rood geverfd waren, leiden naar het adembenemende dak van de wereld.

Lassokunsten

De volgende dag vatten we, in minibussen, de urenlange tocht aan naar de Usumacintarivier, de natuurlijke grens die ons weer naar Mexico zal brengen. Bijna de helft van de bevolking in Guatemala is indiaan, vernemen we bij een kerkhof met kleurrijke graven en plastic versiering. En de meeste indianen in het door dictactors, burgeroorlog en corruptie geteisterde land zijn Maya’s. Ze zijn verdeeld door een twintigtal talen en organiseren zich bijgevolg amper om de welig tierende armoede, ondervoeding en analfabetisme aan te vechten.

We zijn gewaarschuwd omtrent Guatemala’s onverharde grenswegen – nog een reden waarom toeristenkonvooien hier zeldzamer zijn dan smokkelaars – en hobbelen het grootste deel van de route langs ontboste, soms afgebrande savanne. Hier en daar zien we houten woningen, maar hun waterputten staan droog. Jaren geleden was dit een groen landschap, zucht de gids.

Toch dwingen we onze chauffeur om halt te houden langs de weg. Bij het grazende rundvee bijvoorbeeld, gekruist met de zeboe, en als lokale cowboys hun lassokunsten tonen te midden van het vee, breken we de bus af om het schouwspel te kunnen bewonderen.

Via een eenvoudige douanepost bereiken we uiteindelijk de Río Usumacinta. De oversteek van de 560 kilometer lange stroom in een gemotoriseerde sloep vergt slechts een halfuur, maar toont het nut van de rivier voor de oeverbewoners, wier hoger gelegen woningen daken van palmbladen dragen. De visvangst, de vuile was of persoonlijke hygiëne, het gebeurt hier allemaal op dezelfde plaats. De riviergebruikers merken overstekende toeristen amper op.

Heiligdom

Dat zal de Mexicaanse indianen aan de overzijde niet overkomen. Chiapas is een van ’s lands armste deelstaten, reizigers zijn in het grensdorp dus graag gezien. De indianen vragen elke passant een doorgangstaks van 15 peso’s. Wie weigert, krijgt een steen door de voorruit.

De rit naar het noorden van Chiapas leidt door groen hoogland. Na drie uur doemt de ingang van Palenque op, wellicht de mooiste Mayastad op Mexicaanse bodem. Het voormalige centrum van religieuze en politieke macht ligt op 1170 meter hoog en is omgeven door mysterieus regenwoud. Een keurig opgeknapte site met de allures van een heiligdom, al heeft de stilte een andere reden. Het beschermde natuurpark werd pas in 1981 afgebakend, te laat om het dierenbestand te beschermen.

De voornaamste gebouwen van de site zijn de piramide van de Inscripties, die de stenen sarcofaag van koning Pakal en diens grafschatten bevatte, en het centrale paleis. We blijven zo lang hangen in het labyrintische gebouw, dat bewakers ons uiteindelijk richting uitgang moeten duwen. Een laatste foto van de bas-reliëf misschien ? ” Mañana“, luidt het norse antwoord. ” No van a ninguna parte” – ze gaan nergens naartoe. Een verpletterend argument, ik dring niet meer aan.

Tekst en foto’s Wim Denolf

De rustige site van Xunantunich hoeven we met niemand te delen. Behalve met waakzame soldaten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content