De gelukzoekers
Ergens diep in de oksel van het historische centrum van Gent is het warm. Windluw. Het huis van vzw De Tinten biedt er rust aan enkele honderden rustelozen. Wat de gasten bindt, is wat hun ontbreekt : papieren die een nieuw leven op de sporen zetten. Verslag vanuit een wereld van gesmoorde hoop. Een wereld waarin God een SIS-kaart is.
Donderdag, 8 november, 18 uur
“We hebben lang getwijfeld”, zegt Joris Van Huffel me tijdens een gidsbeurt in het huis van De Tinten, een vzw die hulp biedt aan vluchtelingen. “We laten de pers niet graag binnen. We waren eigenlijk van plan om dat nooit te doen. Onze mensen zijn zo kwetsbaar, zo gemakkelijk te misbruiken voor sensationele verhalen. Tegelijk willen we wel laten weten wat er gebeurt. Én we hebben hulp nodig. We zijn een vzw, we leven van giften. We willen je dus graag vertrouwen.” Het is donker en koud buiten. Het plenst op de binnenplaats. Vzw De Tinten huist tijdelijk in een oud, uitgeleefd basisschooltje, eigendom van het bisdom Gent. Over twee jaar moet de vzw verkassen. Zonde, want de knusse centrale ligging aan de voet van de Gentse Sint-Baafskathedraal is een troef.
Hier overnacht niemand, tenzij in allerhoogste nood. Wel zijn er drie permanente winkeltjes : met spotgoedkope tweedehandse kleren (0,50 tot 5 euro), meubelen, huisraad en boeken. In de kelderverdieping is er een cafetaria (iedereen kan er gratis koffie en een boterkoek krijgen), net als een voedingswinkel waar zo’n 150 gezinnen elke vrijdag komen ‘winkelen’. Boven, op de tweede verdieping, huist de sociale dienst van de vzw. Die zet op woensdagnamiddag de deuren open voor alle hulpzoekenden – vluchtelingen, asielzoekers, mensen zonder papieren. Ze krijgen er hulp bij hun asielaanvraag en andere administratie, bij de zoektocht naar een woning, ze worden – als dat moet – getipt over de betere kraakpanden, krijgen uitleg over facturen. Ze kunnen er, kortweg, hun sores ventileren.
De Tinten neemt geen politiek standpunt in. Veroordeelt niemand. Betuttelt evenmin. Het enige doel : de hand reiken aan al wie met de rug tegen muur staat. Vanuit de basisgedachte : niemand verlaat zijn land zonder reden.
Intussen zijn medewerkers Henri Hemelsoet en Fientje Van der Straeten klaar met opruimen, en komen ze bij ons zitten. Fientje, 62, richtte de vzw tien jaar geleden op, met haar man Paul Schobben en vriend Dirk Durant. Henri en Fientje knikken me bemoedigend toe. Maar zeggen nog niet veel. Wat een indrukwekkende mensen ze zijn, zou ik pas later te weten komen.
Woensdag, 21 november : sociale dienst 14 uur
Een lange wachtrij op de tweede verdieping. Vermoeide gezichten, velen hebben facturen bij zich. “Gratis ?” vraagt een moeder. Ze wijst naar de stapel dekens naast de deur. Fientje knikt. Een dankbare glimlach, ze neemt er drie. De rest volgt haar voorbeeld. De winter hangt voelbaar in de lucht. En de zomerkledij waarin ze hier staan aanschuiven, voorspelt niet veel goeds. De deur gaat open. Vier vrijwilligers zitten klaar om te luisteren. Ik vat post bij Henri.
Agim komt voor ons zitten. Een Albanese jongen van dertien. Rond gezicht, rode wangen, grote grijze vastberaden ogen. Ouders geen werk, geen papieren – Agim loopt wel school, want dat kan zonder papieren. Zoals de meesten komt hij een nieuwe voedingskaart halen, waarmee het gezin op vrijdag ‘inkopen’ kan doen in de winkel beneden. Afhankelijk van het aantal gezinsleden krijgen ze punten, waarmee ze producten kunnen ‘kopen’. Suiker is vijf punten, yoghurt één, melk drie…
“Vroeger stelden we voedselpakketten samen”, zegt Henri. “Maar om het toch iets menswaardiger te maken en ze zelf te kunnen laten kiezen, hebben we dat puntensysteem uitgewerkt. Om de acht weken moeten ze wel langskomen bij onze sociale dienst voor een nieuwe kaart, zo kunnen we hun situatie opvolgen.” Agim kucht even. “Pampers”, fluistert hij. “Ik heb een nieuw zusje en we hebben pampers nodig.” “Da’s goed nieuws”, zegt Henri, oprecht. Maar dat ze pas recht hebben op een pamperkaart met een bewijs van de stad dat ze de geboorte hebben aangegeven. Of met papieren van Kind en Gezin. Agim belooft het in orde te brengen. “Hebben jullie ook computers ?” vraagt hij nog. “Waarvoor ?” “Voor school. Internet.” “Internet is duur, hé.” “Da’s geen probleem.” Ik verwacht een preek van Henri. Maar hij glimlacht. “Ik heb nog wel een oude computer staan”, zegt hij. “Ik breng hem volgende woensdag mee.” Agims ogen lichten op. Als zowat alle studenten aftappen van het netwerk van de buren, waarom hij dan ook niet. Dacht Henri ongetwijfeld.
Dan zit Mirco voor ons. Voor een voedingskaart. Maar ook : “Problemen”, zegt hij. “Ziekenhuisfactuur. Geen SIS-kaart meer.” Het zijn de bekendste Nederlandse woorden, leer ik deze namiddag.
Hij laat een factuur zien, 450 euro. Henri gaat bellen naar de sociale dienst van het ziekenhuis, intussen doet Mirco zijn verhaal. Hij heeft mooie, grijsgroene ogen. Zijn schoenen zijn gepoetst. “Negen jaar in België nu”, zegt hij. Hij blijkt vijfenveertig, maar ziet er eind de vijftig uit.
Mirco was bakker in Kosovo, en somt me enthousiast op wat hij vroeger uit zijn oven toverde. “Al zeven jaar leven we hier zonder OCMW”, zegt hij, trots bijna. Zijn twee zonen, twintig en achttien, doen het goed op school. De oudste studeert voor kok, de jongste voor schrijnwerker. “89 en 83 procent vorig jaar.” Hier en daar klust hij in het zwart. En van een goede vriend, de manager van Eddy Wally zowaar, krijgt hij vaak eten en kleren. Is terugkeren naar Kosovo een optie ? Hij schudt het hoofd. Kijkt naar zijn schoenen. “Kan niet.”
Henri schuift terug aan. Dat de factuur in orde komt. “In het vervolg mag je je verlopen SIS-kaart niet meer gebruiken en moet je meteen zeggen dat je geen papieren hebt.” Mirco knikt opgelucht. “Tot vrijdag.”
15 uur
Een koppel uit Bulgarije met een tijdelijke verblijfsvergunning neemt plaats. Legalen dus – ze krijgen een jaar om werk te vinden. Het OCMW heeft ze doorverwezen voor materiële hulp. “Toch straf, hé”, zegt Henri. “Dat officiële instanties een beroep moeten doen op vzw’s. Enfin, al blij dat ze ons vinden.” Het koppel spreekt enkel Bulgaars. Uit de gebarentaal maken we op dat de vrouw diabeet is, verder gaat het niet. Henri roept hulp op de gang. ‘Iemand die kan vertalen ?’ Bogdan komt helpen, een kolos met een knoert van een verzworen wonde op de rechterhand. Het Bulgaarse koppel blijkt naar hier gekomen voor de appelpluk. Nu, na de oogst, weten ze niet wat te doen. “Wil je werk vinden, dan moet je Nederlands leren”, zegt Henri sec – waar en hoe legt Bogdan hun uit. Henri checkt nog of de insulinespuiten geregeld zijn, en geeft ze een voedingskaart van drie beurten.
Bogdan zelf zit met de handen in het haar. Geen geld, geen werk, geen papieren, vijf kinderen en binnenkort worden ze hun kraakpand uitgezet. Zijn jasje is tot op de draad versleten, we nemen hem mee naar de kamer ernaast waar gratis kleren liggen. Vergeefs zoeken we een warme jas van zijn maat. Uiteindelijk vindt Bogdan een trui die hem past. “Mooi”, zegt hij oprecht blij. Dat hij zijn hand moet laten verzorgen, benadrukt Henri. “Geen SIS-kaart, kan ik niet betalen.” Henri legt hem de mogelijkheden uit van de medische kaart van het OCMW. Maar Bogdan is niet happig. “En als ik door operatie geen gitaar meer kan spelen ? Dan ga ik dood.” Voor Bogdan, een Romazigeuner, is muziek de enige bron van inkomsten. En vooral, dat benadrukt hij, een familietraditie.
Of de politie hier nooit binnenvalt, wil ik weten. “Om wat te doen ?” schokschoudert Henri. “Als we ze terugsturen, dan staan ze hier binnen de drie dagen opnieuw. Helpen is de enige optie. Dat komt ook de stadsveiligheid ten goede. Voor wie ten einde raad is, lijkt stelen een mensenrecht. De politie gedoogt dus.”
17 uur
De laatste in de rij is de Togolese Adisa, met een bloem van een dochtertje met twee staartjes. ” Your hair is so beautiful“, zeg ik. ” Your hair is beautiful too“, piept ze ad rem. Adisa is bevallen van een zoontje en komt een pamperkaart halen. Brimostar heet de newborn. ” It meansbrightest morning star.”
Vrijdag, 23 november : voedselbedeling 14 uur
Fientje vult in de kelderverdieping tafels met brood, groenten en diepge-vroren vol-au-vent en sauzen – die zijn gratis. In de winkelrekken zelf wordt een net geleverde lading worsten toegevoegd. Halal zijn ze, zonder varkensvlees dus. De worsten komen van de Voedselbank, maar blijken bijna de houdbaarheidsdatum overschreden en dus krijgen ze een goedkope prijs : twee punten. De meeste basisproducten worden geschonken door de EG en de Voedselbank, de rest én alle hygiënische producten, zoals pampers, koopt De Tinten zelf.
En dan stromen de bezoekers toe. Met vier vrijwilligers zijn we om per persoon mee te stappen in het winkeltje en de punten te helpen optellen. En vooral helaas : om stop te roepen als het puntentotaal is gehaald. Mijn eerste ‘klant’ is een vijftiger. Slavisch type. Zo netjes mogelijk uitgedost. Gepoetste schoenen, alweer. Ik loop naast hem, op een blaadje tel ik zijn punten. Zelden mij zo gegeneerd gevoeld. Ik, half zijn leeftijd, moet toekijken of hij niet te veel in zijn bakje legt. Na onze winkeltocht doen mijn kaken zeer van de geforceerde glimlach.
Twee uur lang zie ik zo mensen bedachtzaam hun punten verdelen. Wat opvalt : iedereen wil koekjes. Niemand wil appelmoes en roomrijst – kennen ze niet. En ook de pasta gaat moeizaam. Ook is duidelijk wie écht honger heeft : dan bulkt het bakje van rijst, bloem en melk.
In de cafetaria zit intussen een jongeman. Verkleumd. Fientje heeft hem ‘gevonden’, knikkebollend in een kerk. ” Ça fait trois nuits que je dors dehors“, zegt hij. Hij mankt. Kan nauwelijks opstaan. Reuma, blijkt. Drie nachten in de kou hebben zijn gewrichten genekt. In mijn schriftje schrijft hij in grote drukletters zijn naam : Geuri Angel. Van Ivoorkust is hij gekomen. ” En bateau ?” – ” Oui.” Drie maanden is hij in België. Hij leefde in Brussel, Antwerpen en Luik. Heeft gewerkt ook : afgewassen, twaalf uur per dag voor 15 euro. Hij probeert één nacht wel te slapen, één nacht niet. Om zijn gewrichten te sparen. ” Mais les dernières nuits, j’étais trop fatigué“.
Of hij iets bij zich heeft ? Hij wijst naar een leeg Delhaizezakje. Henri belt enkele opvangtehuizen in Gent voor een slaapplaats. De enige mogelijkheid blijkt het CAW Artevelde, aan de andere kant van Gent. Hij moet er zich tegen 21 uur aanmelden, en als er plaats is, zullen ze hem een bed geven. Geen zekerheid dus. En het is vreselijk om hem dat te melden. Uitgemergeld en diep ongelukkig als hij me aankijkt. Ik leg hem uit welke trams hij moet nemen, schrijf het op een papiertje, we geven hem geld. Hij knikt dankbaar. Wanhopig tegelijk. Hij plooit het papiertje behoedzaam op als een belangrijk officieel document en blijft het omklemmen met zijn linkerhand terwijl hij de rest van zijn thee drinkt. Of hij nog mag blijven zitten tot sluitingstijd ?
16 uur, huisbezoek
Fientje vult een bakje met voedsel dat ze aan huis zal brengen van een Kosovaars-Albanees gezin. “Na zeven jaar werd de asielaanvraag van Loressa en de vier kinderen onlangs ontvankelijk verklaard, haar man wacht nog. Loressa is hoogzwanger. Eind november, net op het moment van de bevalling wellicht, moeten ze het huis uit.” Samen met Fientje, zelf grootmoeder van elf kleinkinderen en pleegouder van een dochter, rijd ik naar een klein arbeidershuisje aan de haven. Dochter Taida, vijftien, doet de deur open en sluit Fientje meteen in de armen. Hetzelfde met de andere kinderen en Loressa zelf. Haar man schudt ons breed lachend de hand.
We krijgen koffie, koekjes en okkernoten, en gaan zitten in een kleine donkere kamer waar een houtstoof flink zijn best doet. “Zonder Fientje zou het me niet lukken”, zegt Loressa me. “Zij is mijn moeder hier.” Haar eigen moeder heeft ze in geen negen jaar gezien. Haar blik en stem breken wanneer ze het zegt. Vierendertig is ze, drieënveertig had ik intussen stil geschat. En nee, hoezeer het heimwee ook snijdt, terugkeren is geen optie. Haar man wijst naar de littekens die zijn gezicht diep doorklieven. Hij was, na een gevecht, voor dood achtergelaten. Vrienden en familieleden zijn voor zijn ogen vermoord. “Nooit keren we nog terug.”
Van opleiding is hij chauffeur, hij heeft alle mogelijke rijbewijzen. Fientje, streng : “Zodra jouw papieren in orde zijn, ga jij werken en blijft Loressa thuis.” En, nog strenger : “Na dit kindje is het genoeg, hé.” Ze knikken, dat hadden ze al beslist : Loressa laat zich na de bevalling steriliseren.
Fientje belooft nog te helpen zoeken naar een nieuw huurhuis, naar een oplossing voor de waarborg en voor de vele facturen die, nu de papieren in orde zijn, en masse binnenvallen van hun vorige huurhuis – de schulden stapelen zich op. Voor we vertrekken neemt Fientje Loressa’s hand vast. “Bel me, Loressa, wanneer de weeën komen. Al is het nacht. Ik kom je halen en breng je naar het ziekenhuis. We komen er wel door.”
“Nog een nootje ?” vraagt de kleine Rezarta me. Samen met de nootjes schuift ze trots haar net gemaakte huiswerk onder mijn neus. “In december hebben we twee keer geluk”, zegt ze nu zelfverzekerd. “Dan komt de Sint én krijgen we een nieuw broertje.”
20.45 uur
Het lukt me niet om er niet aan te denken. Zou hij er geraakt zijn, Angel ? Zouden ze hem binnenlaten ? Het regent buiten. En het is verdomd koud. Ik beslis om vreselijk onprofessioneel te zijn en te gaan kijken – van op een afstand, om zeker te zijn. Ik rijd naar het bewuste CAW, er staat een groepje mensen te wachten. Angel staat er niet bij. Vloekend en zuchtend wil ik al terugkeren, wanneer ik hem dertig meter verder zie staan, onder een boom, weggedoken in zijn jas. De deur gaat open, het groepje snelt binnen. Ook Angel zet zich in beweging. Aarzelend en hinkend.
Hij stapt binnen. Ik zucht. Opgelucht. Blij voor hem. Een warm bed. En een douche. Toch voor vannacht.
Vanaf 2008 start vzw De Tinten ook met kookateliers. Alle hulp is meer dan welkom. Van tweedehandse kleren tot meubelen en huisraad. En natuurlijk ook financiële giften. Dat kan op 891-0141890-86, vzw De Tinten. Nederpolder 6A, 9000 Gent, 09 244 57 42, www.detinten.be.
Om de privacy te beschermen, zijn de namen van de vluchtelingen veranderd.
Door Guinevere Claeys I Foto’s Michel Vaerewijck en Saskia Vanderstichele
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier