Frankrijk stond in rep en roer toen in 1826 “de Egyptische schone” van Marseille naar Parijs stapte, haar hoeven in laarsjes, haar lijf en nek in een regenjas. Een vermakelijk verhaal.

In het La Faille-museum in La Rochelle, een plaatsje aan de westkust van Frankrijk, staat op een stenen trap een dier dat, de kop een beetje schuin, met grote gitzwarte ogen op je neerkijkt als je de trap opklimt. Een bordje duidt het dier eenvoudig aan als “de giraffe uit Sennar”. Het beest, dat op 31 oktober 1826 voet aan Franse wal zette, was een geschenk van de Egyptische potentaat Mehemed Ali aan de Franse koning Karel X. De Egyptische onderkoning stond in 1824 op het punt zich in Europa ongeliefd te maken vanwege zijn oorlog tegen de Grieken. Het sturen van de giraffe was bedoeld om de Franse koning gunstig te stemmen ten opzichte van de Turken, aldus Michael Allin in zijn fascinerende geschiedenis van Zarafa, de vrouwelijke giraffe die Frankrijk en Parijs veroverde door er gewoon doorheen te wandelen.

“Hoe wreed grote heersers ook zijn, ze zijn er altijd verzot op om beesten uit vreemde landen ten geschenke te krijgen”, riep in 1546 de Franse reizende geleerde Pierre Belon vertwijfeld uit. Heersers lijken aan te voelen dat ze elkaar met dieren kunnen plezieren. Dat gold ook in het postrevolutionaire Frankrijk, waar de menagerie van de afgezette koning Lodewijk XVI, die zijn hoofd nog moest verliezen, in 1792 in Versailles geplunderd werd door een opstandige menigte. De dieren – symbolen van de onderdrukking – werden opgegeten of naar de vilder gebracht. Sommige beesten zoals de leeuw en de neushoorn waren voor de volkswoede te groot of te gevaarlijk. Ze werden van de dood gered en vormden de kern van de eerste gemeentelijke dierentuin die in de Jardin des Plantes (de vroegere Jardin du Roi) zou ontstaan.

Aan het hoofd van die dierentuin stond de geleerde Etienne Geoffroy Saint-Hilaire, die de officiële titel van voorzitter van de afdeling Viervoetigen, Walvisachtigen, Vogels, Reptielen en Vissen voerde. Toen in de herfst van 1826 de giraffe, die Zarafa werd gedoopt, per schip uit Alexandrië in Marseille arriveerde, werd Hilaire belast met de overbrenging van de exotische viervoeter naar Parijs, een expeditie die onder geen beding mocht mislukken. Het samenbrengen van vreemde, tot de verbeelding sprekende dieren was een fenomeen van de Verlichting, een periode waarin het verzamelen van allerlei curiosités een serieuze hobby was geworden waarmee verzamelaars hun gasten amuseerden en vooral imponeerden. De Franse koning Karel X stond er dan ook op dat het transport van de giraffe, wat een peperdure onderneming was, vlekkeloos zou verlopen.

Het overbrengen van de giraffe van Centraal-Afrika naar Caïro en Alexandrië was al geen sinecure geweest. Het traject was gedeeltelijk per karavaan, gedeeltelijk over de Nijl in een speciaal verbouwd schip verlopen. Ook het vervoer van Alexandrië naar Marseille was een ingenieuze onderneming. In het dek van de brigantijn I due fratelli, die als een mini-ark van Noach ook andere dieren transporteerde, was een gat gemaakt zodat Zarafa goed rechtop kon staan. De randen van het gat waren afgedekt met stro om haar nek te beschermen bij ruwe zee. Boven haar kop was een linnen zeil gespannen om haar voor zon en regen te behoeden. Het onderlijf van de giraffe reisde in het onderdek mee met de andere dieren, terwijl haar kop en nek het gezelschap hadden van de mensen aan dek. Aan boord bevonden zich ook de koeien die melk aanleverden voor de giraffe, want dat dier dronk makkelijk twintig tot vijfentwintig liter per dag.

Als Zarafa in Europa arriveert, is daar in driehonderdvijftig jaar geen levende giraffe meer gezien. Overal waar het dier passeert, wordt het door de menigten bewonderd en geprezen als “de Egyptische schone”, “de mooie Afrikaanse” en “het kind van de tropen”. In wetenschappelijke rapporten wordt ze in bijna erotische bewoordingen geprezen als gezond, sterk, opgewekt en stil: “Dit dier is heel zachtmoedig van aard en heeft nooit de minste blijk van razernij of kwaadaardigheid gegeven. Iedereen die haar komt bekijken, mag dicht bij haar komen. Ze wordt voorafgegaan door koeien die ze gehoorzaam volgt. Ze lijkt geen last te hebben van het lawaai, de rijtuigen of de nieuwsgierige menigte waardoor ze voortdurend wordt omringd.” De giraffe maakt overal een verpletterende indruk met haar merkwaardige gestalte, die de indruk geeft dat het beest uit verschillende dieren is samengesteld. Ze lijkt nog het meest op een zachtmoedig soort kameel met hoorntjes waarvan de bult plat is gestreken door haar nek uit te rekken, een beest dat poten heeft die zo lang zijn als de gestalte van een volwassen man, met de gespleten hoeven van een koe, met de huid van een luipaard en een raspende tong van een halve meter lang. Waar het dier ook komt – want de tocht van Marseille naar Parijs gaat over het land – worden door de lokale hoogwaardigheidsbekleders selecte diners gegeven, soirées à la Giraffe, waar het moment suprême het ogenblik is waarop de voorname gasten zich goed inpakken tegen de kou en de regen, en bijgelicht door lantaarns door de tuinen meegevoerd worden naar de stal voor hun audiëntie bij Zarafa.

De wandeling van Marseille naar Parijs was de afsluiting van een reis waaraan de giraffe twee jaar eerder en zesduizend kilometer verderop in Centraal-Afrika was begonnen. Ze was als kalf door Arabische jagers in de hoogvlakten van Ethiopië gevangen, op een kameel geladen, naar Sennar gebracht en vandaar over de Blauwe Nijl verscheept naar Khartoem, waar ze opgroeide. Van Khartoem volgde ze de route van de slavenkaravanen langs de gehele lengte van de Nijl, meer dan drieduizend kilometer, naar Caïro en Alexandrië en van daar naar Marseille. In de Franse havenstad had de stoet zich op 20 mei 1827 richting Parijs in beweging gezet onder de leiding van de deskundige Saint-Hilaire, een ietwat ziekelijke man van vijfenvijftig, maar ook een levende legende die al voor zijn dertigste deel had uitgemaakt van het roemrijke corps des savants dat Napoleon had vergezeld op zijn Egyptische veldtocht in 1798. De tocht naar Parijs, die twee maanden duurde en werd afgelegd in trajecten van maximum dertig kilometer per dag, besloeg achthonderd kilometer. Een stortvloed aan voorbereidingen was aan de tocht voorafgegaan. Om Zarafa te beschermen en warm te houden, bestelde Saint-Hilaire een mantel van wasdoek “voor haar lichaam en haar nek, in twee delen”. Er werd een nieuw halster besteld en omdat hij bezorgd was dat haar hoeven voor het einde van de reis versleten zouden zijn, liet Saint-Hilaire haar hoeven met laarzen overtrekken. Dat was geen overbodige luxe, want in de omgeving van Tain werd het vlies tussen een van Zarafa’s hoeven door een spijker doorboord. Gelukkig voor de Egyptische begeleiders, die op straffe van hun leven Zarafa heelhuids aan de Franse koning moesten overhandigen, had het dier slechts korte tijd hinder van de wonde. Dat Arabische personeel was tijdens de tocht overigens al even verbijsterd over de Franse vrouwen die hun pad kruisten als de Fransen over de giraffe: “De vrouwen van dit land hebben de gewoonte hun gezicht, hun hoofd, hun boezem, hun nek en hun armen bijna tot aan hun schouders onbedekt te laten”, stelden de vrome moslims opgewonden vast. Langs de route die Zarafa aflegde, werden scherpe veiligheidsmaatregelen genomen om haar te beschermen tegen mensenmassa’s en verkeer. Tegemoetkomende koetsen, rijtuigen en karren werden tegengehouden en naar de kant van de weg gestuurd om te vermijden dat de paarden door het passerende konvooi in paniek zou raken. Het was inderdaad een vreemd gezicht, want nietsvermoedende voorbijgangers zagen tot hun verbazing plots een onbekend dier met een nooit geziene ladderlange hals in een regenjas over straat stappen. De karavaan werd begeleid door pelotons bereden gendarmes, soms versterkt door de cavalerie van het leger. Burgemeesters van de dorpen waar overnacht moest worden, werd opgedragen voor stallen te zorgen die ten minste vier meter hoog waren. Saint-Hilaire moest elke middag vooruitreizen om te onderhandelen over de plaats en de prijs van zo’n overnachting.

De lange tocht naar Parijs bleek uiteindelijk toch heilzaam te zijn geweest voor Zarafa. In zijn nauwgezette rapporten, waarin officiële aantekeningen naast liefdevolle observaties staan, noteert Saint-Hilaire haast vrolijk: “Haar gewicht is toegenomen en ze is veel sterker geworden door alle inspanningen; haar spieren zijn beter ontwikkeld en haar huid is gladder en glanzender geworden. Ook is ze onderweg minder schuw geworden: ze weigert niet meer om haar melk in het bijzijn van vreemden te drinken.” Nadat Zarafa behouden in Parijs was aangekomen en door de koning was ontvangen, kon ze dagelijks bezichtigd worden in de Jardin du Roi. Duizenden mensen kwamen haar daar bekijken. Parijs was gewoon weg van Zarafa. Kinderen waren verzot op de gemberkoek in de vorm van een giraffe. Hun moeders droegen hun haar à la giraffe, een kapsel dat zo hoog was dat de dames gedwongen waren zich zittend op de vloer van hun rijtuig te laten vervoeren. Die zomer van 1827 droegen de kleuren van het modeseizoen namen als “buik van giraffe”, “verliefde giraffe” en “giraffe in ballingschap”. Mannen droegen giraffehoeden en dito dassen en in tijdschriften werd beschreven hoe ze die dassen à la giraffe moesten strikken. Overal heerste “Zarafamanie”. Op stoffen, behangpapier, op aardewerk en bric à brac, op zeep, meubels en schotels, overal werd het kenmerkende patroon van haar huid en de vorm van haar lange nek getekend en geschilderd. De toen net uitgevonden claviharp werd omgedoopt in “piano-giraffe” en de griep van die winter werd “giraffegriep” genoemd. In de Jardin du Roi was de giraffe ondergebracht in een architectonische replica van het vijfpuntig kruis van het Legioen van Eer, een onderscheiding die door Napoleon in 1802 was ingevoerd. Zarafa’s winteronderkomen had een parketvloer en was geïsoleerd met een elegant mozaïek van strooien matten die aan de muren bevestigd waren. Zarafa woonde bijna achttien jaar in Parijs. Ze was er nog toen de burgerkoning Louis-Philippe in 1830 tot opvolger van de verbannen Karel X werd aangesteld. Ze stierf op 12 januari 1845, zeven maanden na het overlijden van haar vriend en begeleider Saint-Hilaire. Tientallen jaren stond ze na haar dood, opgezet, tentoongesteld in de hal van het museum van de Jardin des Plantes. Een tijdlang nam men ten onrechte aan dat Zarafa een onderkomen had gevonden in Verdun, waar ze samen met het museum tijdens de Eerste Wereldoorlog in de lucht zou geblazen zijn. Het verhaal gaat dat Franse soldaten de resten van haar nek en kop uit het puin hadden opgegraven en ze in hun loopgraven rechtop hadden gezet om een grapje met de Duitsers uit te halen. Intussen weten we beter. Zarafa staat, als een late herinnering aan de geest van de Verlichting en haar cabinets de curiosités opgesteld in dat merkwaardige museum van la Rochelle waar ook een tijdlang de kameel werd geëxposeerd waarop Napoleon nog in Egypte had rondgereden, studerend in een boek waaruit hij elke gelezen bladzijde scheurde en ze over zijn schouder te grabbel gooide. Zarafa staat tussen de opgezette orang-oetan van keizerin Joséphine, een zestal gemummificeerde mensenhoofden, een eeuwenoud skelet van een dodo en het spijsverteringsstelsel van een gier op sterk water. Dat Zarafa er nog zo prachtig bij staat, is wellicht te danken aan de toedracht dat de kunst van het opzetten destijds nog volop in ontwikkeling was, dat wil zeggen dat de giraffe werd opgevuld vóór de taxidermie een begrip geworden was. Daardoor was Zarafa te broos om te verplaatsen. “De hoge ramen achter haar zijn dichtgemaakt om te voorkomen dat ze nog verder verbleekt door het zonlicht. Een lamp die boven haar hangt, doet haar ogen glanzen en werpt haar schaduw tegen de witte muur achter haar, en zo zie je haar silhouet afgetekend alsof ze in die tent staat aan boord van haar feloek die langzaam de Nijl afzeilt.”

“Zarafa – de geschiedenis van een giraffe” door Michael Allin, Uitgeverij Atlas, 224 p., 800 fr.

Piet De Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content