De geest van Wabbes
Op een steenworp van de plek waar Jules Wabbes woonde, in Lasne, stappen we binnen bij Vincent Colet die op een heel eigen en meditatieve manier omspringt met kunst en vintage in een landelijke sfeer.
Hier zou Jules Wabbes zich zeker thuis hebben gevoeld, in een woning die op een atelier lijkt en vol ongewoon design staat. Bewoner Vincent Colet heeft wel meer gemeen met de vermaarde Belgische designer. Wabbes begon als antiquair en ontwikkelde een feeling voor mooie materialen. Vincent Colet kreeg een opleiding als ebenist en restaureerde ooit antiek meubilair. “Daardoor kreeg ik een passie voor kostbare houtsoorten en bijzondere hout- en metaalconstructies. Ik hou van meubelen en objecten die op een verfijnde wijze in elkaar zitten”, legt hij uit.
Elke designcollectioneur weet hoe vernuftig Wabbes zijn creaties construeerde, ook hij was tuk op ambachtelijke virtuositeit. Vincent is trouwens al jaren bevriend met de familie Wabbes uit het naburige dorp Maransart, en groeide op met de dochter Marie Wabbes. Net als Jules Wabbes die in de jaren vijftig moderne meubelen ging ontwerpen, maakte ook Vincent de stap van oud naar nieuw, van antiek naar design. Colet was in de jaren negentig een van de eerste toonaangevende designantiquairs die mee instonden voor de herontdekking van Wabbes en Christophe Gevers, toen twee quasi vergeten designers die nu op handen worden gedragen.
Gewapend met de speurneus van een antiquair zocht Vincent steeds naar ongewone vintage. Terwijl alle handelaars en verzamelaars in Frankrijk en Italië gingen zoeken, trok Vincent naar Zwitserland. “Net omdat daar een bijzondere designtraditie leeft, die rijker is dan je zou vermoeden”, legt hij uit. Dat grote namen als Peter Zumthor, Herzog & de Meuron en Le Corbusier Zwitsers zijn, vindt hij niet verwonderlijk. “De Zwitsers ontwikkelden veel industrieel design met een puur functionele Bauhaustoets. Het gaat niet om commercieel design voor het grote publiek, maar veelal om meubilair en verlichting voor scholen en fabrieken, steevast vernuftig geassembleerd”, aldus Colet. Precies dat industrieel design schenkt zijn woning het karakter van een atelier.
Blauw van Klein
De woning ligt in een landelijke omgeving. De tuin gaat over in de velden rondom. Hoewel er tal van binnenmuren zijn, werd het interieur opgevat als een grote, doorlopende ruimte. Via de eethoek val je met de deur in huis. Vervolgens stap je door naar het grote bureau met de tafel en stoelen van Christophe Gevers, en daarna keer je via de kobaltblauwe zitkamer terug naar de tuin.
De Antwerps-Brusselse ontwerper Christophe Gevers brak in de jaren zestig door toen ook de Franse kunstschilder Yves Klein furore maakte met zijn blauwe werken. “Het uitgangspunt voor de blauwe kamer komt dan ook van een blauw wandrek van Gevers. Daardoor beslisten we om de kamer volledig blauw te schilderen. Dat zorgt voor een vervreemdend effect en voert je meteen ook weg uit deze landelijke omgeving, je belandt in een heel andere sfeer”, aldus Vincent Colet.
Vergeet ook niet dat deze woning tevens een werkplek is. Het kloppend hart is de grote werkkamer met de tafel van Gevers en de grote boekenkast. Vincent omringt er zich met nogal wat industrieel design uit Zwitserland. Maar de blikvanger is wel de betonnen trap die hij zelf ontwierp. “Het enige stukje architectuur dat ik ooit zelf heb vormgegeven, en het is inderdaad mooi uitgevallen. Noem dat maar beginnersgeluk (lacht).” De slaapkamer en badkamer zijn een ode aan het licht en de eenvoud, je komt er tot rust. Overal merk je bijzondere vintageverlichting op. Naast het bed hangen lampjes van de Brusselse kunstenaar-architect Marcel Baugniet.
Als we terugkeren naar de eethoek en keuken treffen we meer designparels. Het gaat wel nooit om voor de hand liggende stukken die in alle interieurmagazines staan. De bewoner houdt van ongewone kleinoden. “Niet eens van bekende namen. Veel boeiend design is trouwens ‘anoniem’, we weten niet wie het ontwierp, maar toch kan het best mooi zijn. Te veel verzamelaars kicken op klassieke iconen. Ontwikkel liever een oog voor anoniem design”, raadt Vincent Colet ons aan. Rond de eettafel staan schitterende stoelen van Erik Gunnar Asplund, een Zweedse architect. “Bij het grote publiek ook geen bekende naam, maar wel een bijzondere ontwerper die een van de tenoren was van het Zweedse neoclassicisme dat nu internationaal wordt herontdekt. Deze massieve mahoniehouten zitjes zijn van superieure kwaliteit, nooit zag ik stoelen die zo mooi in elkaar zitten”, legt Vincent uit.
Uitvinder Johansson
De designer die hem wellicht het nauwst aan het hart ligt is ook een heel apart figuur, Johan Petter Johansson. Een Zweedse uitvinder (1853-1943) die allerlei bijzondere schroeven en bouten vormgaf, zelfs een speciale tang voor loodgieters ontwierp en bij designfreaks vooral bekend is voor zijn telescopische lampen, geproduceerd door Triplex. Ze worden tot dé voorlopers van het industriële Bauhausdesign gerekend. Designconnaisseurs vinden dit soort kostbare lampen nu op 1stdibs en hoesten daar een aardig bedrag voor op. Colet begon ze jaren geleden te verzamelen en trok daarvoor zelfs naar Zweden. In deze woning merk je ze overal op. “Nu ze hier hangen, vindt iedereen ze geweldig, maar toen ik ze destijds op de Zavel aanbood, keek er niemand naar”, vertelt hij. Niet alleen veranderen de smaken, ook de plek waar je iets ontdekt maakt een verschil. Hier komt alles helemaal tot zijn recht.
Tekst Piet Swimberghe & Foto’s Jan Verlinde
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier