Tunesië, bekend voor zijn stranden en goedkope winterzon, heeft in het hinterland een totaal ander aanbod. We reisden van Djerba naar de oase Tozeur. Behalve luchtspiegelingen en kamelen zagen we ook berberdorpen in de bergen, versterkte graanschuren en grotwoningen.

Ik zit boven op een duin in Es Sabria, een oase in de Tunesische woestijn, met uitzicht op palmbomen die letterlijk overspoeld worden door ophopend zand. Hier voel je de oerkrachten van de woestijn, waartegen de mens nauwelijks iets vermag. Es Sabria ligt even buiten de traditionele route. Oude gebruiken worden hier nog in ere gehouden. Getatoeëerde berbervrouwen dragen nog altijd een zwarte hoofddoek en huwelijken of dadeloogsten worden nog door het hele dorp samen gevierd.

We trekken naar het nabijgelegen stoffige woestijnstadje Douz voor de traditionele donderdagmarkt op het centrale plein. Kraampjes met kleurrijke groenten en specerijen, peulvruchten en gedroogde bonen, gereedschap en kleren. We wandelen voorbij sjofele souvenirs voor toeristen (tapijten, ceramiek, stenen uit de woestijn) en ontmoeten kleine groepjes nomaden die in de schaduw van enkele palmbomen honderduit praten over het leven en over geld, onder luid gemekker van schapen en geiten. De belangrijkste producten hier zijn dadels en wol. Mannen vergezellen de kudde geiten of schapen naar de nabijgelegen grasvelden, vrouwen weven tapijten die op de markt of op festivals verkocht worden.

De enige andere attractie die naam waardig is het plaatselijke museum waar woestijnplanten en voorwerpen uit het dagelijkse leven van de berbers getoond worden, inclusief werktuigen en traditionele klederdrachten. Men leert er ook meer over de tatoeages waarmee de vrouwen hun gezicht tooien (een middel om de stammen van elkaar te onderscheiden).

In de late namiddag trek ik naar de rand van de Grand Erg Oriental, een onvervalst stuk Sahara. Elke dag doorkruisen tientallen groepen toeristen de zachtglooiende duinen. Met hele busladingen worden ze ter plekke gebracht voor de obligate rit op een kamelenrug of in een koets. Ik had ze allebei al eens geprobeerd in de buurt van Zaâfrane, dus loop ik liever te voet rond. Ondanks de toeristen zijn de witte zandduinen hier ei zo na perfect. Ik wil in mijn eentje wat door het zand kuieren, maar enkele tellen later duikt een jongeman in jeans op een motorfiets naast me op. “Ik ben Mohammed en ik heb in 27 jaar nog nooit op een kameel gezeten”, beweert hij en vraagt me pardoes of ik hem geen visum voor Europa kan bezorgen.

Enkele minuten later verschijnt een man in traditionele kledij op een wit paard aan de horizon. Het lijkt wel een scène uit Lawrence of Arabia. Hij zoeft langs me heen, maar laat zijn ros rechtsomkeert maken en komt pal naast mij staan. Mansour Ben Abid doet minachtend over al wie Tunesië wil verlaten. “Mijn vader was in Europa,” vertelt hij, “daar is niets aan. Te veel mensen, te veel verkeer en te veel lawaai. Hier kun je één dag werken en ’s anderendaags rusten.”

We praten over het moeilijke leven in de woestijn. “Groothandelaars bieden nog minder voor een kilo dadels dan de toch al lage prijs die door de overheid bepaald wordt.” Intussen gaat de zon langzaam onder. In de verte zie ik een rij mensen op kamelen. Ze werpen een lange schaduw op de heuvelflank.

In de Tunesische woestijn vindt men een onvoorstelbare mix van oude beschavingen, landschappen als perfecte filmdecors – van Star Wars tot The English Patient – en vriendelijke bewoners. In die enkele reisdagen maken we kennis met de unieke architectuur van het Tunesische woestijndorp : van versterkte graanschuren, de zogenaamde ksour (meervoud) of ksar (enkelvoud) tot de grotwoningen, zo bevreemdend dat George Lucas ze gebruikte in een aantal Star Wars-films.

We verlaten het eiland Djerba ’s morgens in de vroegte en reizen via de Romeinse heirbaan die het eiland verbindt met El Kantara op het vasteland, waar we flamingo’s zien in het ondiepe water. We trekken richting Medenine, ooit de belangrijkste marktstad van dit deel van Afrika. Hier zien we de eerste ruïnes van een ksar, met in steen opgetrokken opslagplaatsen of ghorfa’s (letterlijk : kamers). Vaak tellen die ksour verscheidene verdiepingen, altijd rond een centraal binnenplein opgetrokken, met één enkele ingang. Slechts enkele van die traditionele binnenpleinen bleven bewaard. In één ervan vindt men kleine winkels voor toeristen, waar landkaarten, aardewerk, flessen met gekleurd zand, koperwerk, wandelstokken en kleding verkocht worden. Ondanks het feit dat alles hier op toeristen is ingesteld, valt niemand ons lastig.

Nog meer Star Wars

We maken een korte omweg naar de 600 jaar oude Ksar Metameur, waar we Achim ontmoeten, die ons op het binnenplein thee aanbiedt. De zon brandt in ons gezicht. We kunnen de stilte horen. Buiten onszelf geen mens te bespeuren. Geen televisie, geen radio, geen auto’s. Achim noteert onze namen in het Arabisch en wil niets ontvangen voor de thee.

Van Metameur gaat het via route 207 naar Ksar El Hallouf en daarna door een kaal, maar prachtig landschap, met zachte heuvelen en diepe ravijnen, naar Ghomrassen. We stoppen in Ksar Hadada, een van de locaties in Star Wars û The Phantom Menace. Hij bestaat uit een netwerk van binnenpleinen met eromheen ghorfa’s in verscheidene verdiepingen. Na een korte periode van roem raakte de plek vergeten en werd er niet meer naar omgekeken.

Ghomrassen ligt in een diep uitgesneden vallei. Een witgekalkt marabout (heiligdom) boven op een rotspiek domineert de hele vallei. In de flanken van die vallei ontdekken we een aantal vervallen grotwoningen. We kopen brood, geroosterde kip en in de Pâtisserie Ibn Arafa een lokale specialiteit : cornes de gazelles, amandelgebakjes in de vorm van een halve maan. Het landschap lijkt een beetje op dat van Arizona, met afgeplatte bergtoppen aan de horizon, maar dan wel met hier en daar een palmboom.

Van ver kan men zelfs niet vermoeden dat Guermessa, een berberdorp dat letterlijk in de steile rotswand werd gehouwen, überhaupt bestaat. Eenmaal voorbij het dorp leidt een smalle weg door een liefelijk landschap. Palm- en olijfbomen groeien er in kleine wadis (natuurlijke valleien met steile wanden), met door mensenhanden opgetrokken stenen muurtjes eromheen. Tijdens onze picknick in de schaduw van een oude olijfboom raken we in gesprek met berbervrouwen die ons uitnodigen voor een kopje thee in hun nabijgelegen woning. We maken een opmerking over het feit dat sommige wadis totaal vervallen zijn en andere nauwelijks onderhouden worden en krijgen te horen dat al de mannen naar de stad zijn getrokken, op zoek naar werk. De knowhow van duizenden jaren woestijnleven gaat verloren.

De meeste ex-bewoners van de grotten in Guermessa en het nabijgelegen Chenini wonen overigens in moderne huizen aan de voet van de heuvel. De uitzichten in beide dorpen zijn nochtans adembenemend… voor ons tenminste !

Ons favoriete dorp is Ksar Ouled Soltane, 23 kilometer ten zuidoosten van Tataouine. De ghorfa’s liggen er rond twee centrale binnenpleinen en via steile trappen lopen we naar de bovenste verdieping. We worden er onthaald door Sliman, de vriendelijke huisbewaarder die op zijn beurt thee serveert in zijn kleine winkel/café. Bij hem ligt ook het gastenboek van het dorp en trots toont hij ons wie hij hier mocht begroeten, inclusief prins Henrik van Denemarken. In Chenini komen er op piekmomenten allicht duizend bezoekers per dag. In Ouled Soltane zijn er dat pakweg vijftien. In de ghorfa zien we amfora’s die sinds de tijd van de Romeinen niet meer van vorm veranderden. “Om olijfolie in te bewaren”, zegt Sliman.

We hebben te weinig tijd en ook geen dure 4×4 plus gids om van Guermessa dwars door de woestijn, via Ksar Ghilane naar Matmata te rijden, onze volgende halte. We overnachten dan maar in Tataouine.

Op het eerste gezicht lijkt Matmata op een maanlandschap, maar de zandsteenkraters zijn holwoningen. In één daarvan woont de 66-jarige Halima Trabelzi, samen met haar echtgenoot Yunis en nog vijf andere familieleden. Ook hier bevinden de kamers zich rond een centrale patio waar men kookt en woont. De kamers zijn zeer sober ingericht : wit hout en witgekalkte leem, alles bedekt met kant- en borduurwerk. Ook op de televisie en de radio ligt een kanten lapje. Water haalt men uit de waterput en Halima gebruikt nog altijd granieten maalstenen om koren fijn te malen. Nog voor ik de kans krijg om romantisch commentaar te geven op deze tradi- tionele manier van leven, ontdek ik dat dit huis gebruikt werd als filmset voor Star Wars Episode II. Ook het Sidi Driss Hotel met zijn ondergrondse kamers was ooit een filmdecor.

Matmata trekt niet alleen toeristen, er wonen effectief nog veel mensen in deze voorhistorische woningen – warm in de winter en koel in de zomer. Ook vogels hebben het hier blijkbaar naar hun zin en bouwen nesten tegen de wanden. In het dorp El Haddej zien we nog meer van die woningen. Daar leidt Hocine ons rond. Hij runt het enige winkeltje van het dorp en is ook verantwoordelijk voor de plaatselijke olijfoliepers die wordt aangedreven door een ezel. Hocine stelt ons voor aan de 68-jarige Minoubiya Ayedi die met haar man (een wolhandelaar), haar moeder en haar dochter één woning betrekt. Minoubiya’s leven mag dan al eenvoudig zijn, haar zilveren juwelen zijn dat alles behalve.

Van Matmata tot Douz is het anderhalf uur rijden dwars door de woestijn. De monotonie wordt onderbroken door een paar cafés met ronkende namen als Tarzan en Ali Baba. Na een bezoek aan Douz gaat het richting Tozeur, door de Chott el Jerid.

Het zengende zout

Chott el Jerid is het grootste zoutmeer van Noord-Afrika. Het was ooit een gevaarlijke plek om door te trekken, maar het leger heeft een soort verhoogde weg aangelegd, 90 kilometer lang, tussen Kebili en Tozeur. Soms is het eentonig rijden, maar met het licht verandert ook de aanblik : van spookachtig tot spectaculair, inclusief luchtspiegelingen door het zengende zout. We maken een omweg om een blik te kunnen werpen op de vreemde rotsformaties van Debebcha, 66 kilometer vóór Tozeur.

Tozeur is van oudsher een oase, bekend om haar dadelpalmen. Vandaag is het ook een belangrijke ’toegangspoort’ tot de echte woestijn met een rist hotels, een luchthaven en goede wegverbindingen. De luxe van een vijfsterrenhotel zoek je hier tevergeefs, maar in een bui van pure geldverspilling kozen we voor het Tryp Dar Cherait, in een overweldigend decor : stucco bij de vleet, verguld houtwerk, prachtige tuinen, zwembad en hammam. ’s Winters is het Palm Beach Sofitel een betere keuze als ‘basisstation’ voor wie de woestijn in wil. Ook hier vindt men een ruime hammam, overdekte en openluchtzwembaden.

Wie uit de woestijn komt, stoort zich algauw aan het lawaaierige verkeer in Tozeur. Het oude stadsgedeelte, bekend als Ouled El Hadef, kon ons echter wel bekoren. Het ingewikkelde metselwerk van de lange bakstenen muren vormt eindeloze geometrische patronen, die men ook terugvindt in tapijten en sjaals. Die techniek werd in de achtste eeuw voor het eerst gebruikt in Syrië en Irak, in Tunesië vind je die alleen hier en in het naburige Nefta.

Nefta is bekend voor zijn warmwaterbronnen in een vallei die Corbeille wordt genoemd. Maar die vallen wat tegen, zeker vergeleken bij de huizen in het oude stadsgedeelte met hun complexe en sfeervolle architectuur. Een curiosum : de voordeuren hebben vaak drie of meer kloppers : één per bewoner.

Bergoases

We huren een paardenkoets om de oase te bezoeken en werpen ook een blik op de kleine bloementuinen en de irrigatie- kanalen. Water is hier een kostbaar goed en het bevloeiingssysteem is bijzonder ingenieus. Er zouden in Tozeur alleen al meer dan 250.000 palmbomen groeien die water krijgen van 200 bronnen.

Vanuit Tozeur maken we verscheidene dagtrips. Onze beste excursie is ongetwijfeld naar de bergoases Chebika, Midès en Tamerza, waar we ook overnachten in het aangename Tamerza Palace Hotel. We kunnen er zwemmen in de waterval die naar het hotel leidt, drinken thee met de plaatselijke bevolking in de Tamerza-vallei, wandelen in de heuvels voorbij Chebika en bewonderen de zonsondergang achter de ruïnes van het oude Tamerza. Herinneringen aan Tunesië om te koesteren. n

Tekst Fiona Cameron

De mens vermag nauwelijks iets tegen de oerkrachten in de woestijn.

De grotwoningen zijn zo bevreemdend dat George Lucas ze gebruikte in ‘Star Wars’.

Van ver lijkt Matmata op een maanlandschap, maar de kraters zijn holwoningen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content