DE FILM DIE NIEMAND GELOOFDE

Meer dan veertig jaar geleden opende de eerste zaal van Studio Skoop, in een oude Gentse notariswoning. © FOTO'S DIEGO FRANSSENS

Studio Skoop in Gent is een begrip bij cinefielen, ook buiten de Arteveldestad. Zaakvoerder Walter Vander Cruysse werd meer dan eens voor gek verklaard. “Het vergde heel wat inspanningen, maar nu staan we er weer.”

“Ik ontdekte de bioscoop op mijn twaalfde”, zegt Walter Vander Cruysse (59). “Ik was meteen verslingerd. Aan westerns en spektakelfilms, maar ook aan arthouse. Die ontdekte ik bij de Katholieke Filmliga in Brugge, waar ik films van Ingmar Bergman en Pier Paolo Pasolini kon meepikken. In 1971 werd ik op het college zelfs drie dagen geschorst omdat ik naar StrawDogs van Sam Peckinpah was gaan kijken. Een film met blote borsten en expliciet geweld – daar kon volgens de directeur niets goeds aan zijn (lacht).”

Ondertussen staat Vander Cruysse dertig jaar aan het roer van Studio Skoop, een Gents filmhuis dat tot ver buiten de stadsgrenzen synoniem is met de betere film en een eigenzinnige koers. Zo stond de kleine bioscoop in 1974 aan de wieg van het Filmgebeuren van Gent, nu uitgegroeid tot het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen-Gent. Later bevestigden onder meer het Internationaal Animatiefilmfestival en het documentair filmfestival Viewpoint de voortrekkersrol van de bioscoop op het Sint-Annaplein.

KAARTJES SCHEUREN

“Studio Skoop startte in september 1970”, legt Vander Cruysse uit. “Stichter Ben ter Elst was een filmliefhebber en had voor tachtigduizend Belgische frank de inboedel van een gesloten cinema in Mariakerke gekocht. Niet veel meer dan enkele projectoren en houten zitbanken, maar dat volstond om een notariswoning om te bouwen tot een bioscoop met 245 plaatsen en wekelijks drie films te vertonen.”

Zelf kwam Vander Cruysse aan boord in 1973. “Ik ging geschiedenis studeren in Gent en werd meteen vrijwilliger bij Studio Skoop. Ik voorzag de filmkrant van adressen, scheurde kaartjes op het derde Filmgebeuren en stond achter de bar van het café, tot Ben me in 1979 vroeg om de dagelijkse leiding te verzorgen. Ik ben er dus echt ingerold, zonder managementervaring of technische kennis. Nu volgen zakelijke leiders en projectionisten van bioscopen een opleiding, maar toen kon je de job nog al doende leren.”

ZINKEND SCHIP

“De eerste jaren gingen we amateuristisch te werk”, zegt Vander Cruysse. “Een projectionist riep eens de hulp van het publiek in omdat de volgorde van de filmspoelen hem niet duidelijk was, en bovendien bleek onder de zaal een stinkende open riool te lopen. Wie een film wilde zien, moest er wat voor over hebben.” De filmzaal diende op dat moment ook voor concerten, van Kevin Ayers en Tim Hardin tot Raymond van het Groenewoud en Roland. Daar maakten klachten over geluidsoverlast echter al gauw een einde aan.

Een eerste keerpunt was de opening van de Gentse Decascoop in 1981 : voor Vander Cruysse het signaal om van Studio Skoop een professioneel filmhuis te maken. “Ik voelde intuïtief aan dat we moesten investeren in beeld- en klankkwaliteit en zitcomfort om die klap te overleven. Ook qua programmatie moesten we het over een andere boeg gooien, want tot dan was Studio Skoop een hernemingsbioscoop die vooral oudere releases vertoonde. Helaas zag Ben dat anders. De ware filmfan zal ons wel vinden, zei hij, en dus stapte ik op. Ik wilde niet op een zinkend schip blijven zitten.”

Eind ’82 viel het doek over Studio Skoop. Filmdistributeurs en andere betrokkenen verklaarden Vander Cruysse voor gek toen hij de zaak begin 1983 overnam. “Een zieltogende arthousebioscoop moderniseren en uitbreiden : niemand geloofde erin. Alleen Albert Bert moedigde me aan om de sprong te wagen. Als stichter van de Kinepolisgroep werd hij later mijn grootste concurrent genoemd, maar om dat advies ben ik hem altijd dankbaar gebleven. Van echte rivaliteit was trouwens geen sprake. In mijn ogen was onze programmatie perfect complementair met de brede publiekcinema die hij wilde brengen. Niet iedereen voelt zich thuis in een megabioscoop.”

ONOPHOUDELIJK INVESTEREN

Na de overname ging het hard. Twee nieuwe zalen en comfortabele zetels in ’86, een vierde zaal in ’88, airconditioning in ’95, een opknapbeurt én een vijfde zaal in 2000, waardoor het totaal aantal zitjes tot 419 klom : de ingrepen volgden elkaar op. Een deel van de houten zitbanken verhuisden al bij de eerste uitbreiding naar het filmcafé, dat mede dankzij het jazzy sfeertje een populaire ontmoetingsplaats werd.

De inspanningen loonden : de bezoekersaantallen hielden stand, en in ’87 vond het Gentse Filmfestival opnieuw de weg naar het Sint-Annaplein. Zes jaar later werd Studio Skoop het eerste Vlaamse lid van Europa Cinemas, een Europees initiatief dat de Europesefilm ondersteunt. “De Europese middelen en de steun van de Stad Gent zijn samen goed voor maximaal 35.000 euro per jaar”, schat Vander Cruysse. “Een mooi bedrag, maar verre van toereikend om de snelle evolutie van het bioscooplandschap bij te houden. Ook het voorbije decennium moesten we onophoudelijk investeren in de uitrusting van onze zalen, projectiecabines en geluidssystemen, en die inspanningen droegen we grotendeels zelf. Van mijn spaarcenten blijft niet meer veel over (lacht). Op Vlaams niveau blijvensubsidies voor arthouse-cinema’s immers uit den boze.”

DE KLARE LIJN

Uitdagingen waren er voor de sector anders genoeg de voorbije jaren. Zo deden ook grotere spelers pogingen om het cinefiele publiek aan te spreken, terwijl het bioscoopbezoek in het algemeen afnam. Bovendien stapte Studio Skoop in mei 2012 over op digitale film. “Die stap schrikte me lang af”, bekent Vander Cruysse. “Digitale projectoren kosten immers vijf keer zoveel als de 35 mm-toestellen, terwijl niemand kon vertellen hoelang ze zullen meegaan. Uiteindelijk hadden we echter geen keuze, want ondertussen werkt geen enkele distributeur nog met pellicule. Of we schakelden over, of we konden de tent sluiten.” Met de digitalisering van het filmhuis was in totaal 325.000 euro gemoeid, waarvan de Vlaamse Gemeenschap iets minder dan een kwart financierde.

De projectiekamer – het kloppende hart van de Studio Skoop en een labyrint dat over de vijf zalen uitkijkt – staat vol materiaal dat veel sneller dan verwacht in onbruik is geraakt. Lege filmspoelen, plakpersen en bobineunes waarop 16 en 35 mm-films na de vertoning met de hand teruggespoeld werden, maar ook grote 35 mm-projectoren. Die ratelen nu enkel nog bij schoolvoorstellingen. “Het beroep van een projectionist is totaal veranderd”, zegt Patrick Vermeulen, die in dienst trad in ’79. “Helemaal overtuigd ben ik niet. Daarvoor vind ik de digitale kwaliteit soms te goed en scherp. Beelden zijn nu zo realistisch dat ze me vaak aan de klare lijn van Hergé doen denken : alsof je eerder naar een strip dan een film kijkt.”

Een jaar na de omschakeling is Vander Cruysse echter tevreden over het resultaat. De digitalisering straalde af op de programmatie, nog steeds een combinatie van publiekstrekkers en kleinere films, met oog voor alle werelddelen, en op de bezoekersaantallen. “In 2009 bereikten we een dieptepunt met 71.000 bezoekers, maar in 2012 waren het er toch alweer 88.000. Nog steeds minder dan in onze gloriejaren, maar voldoende om een finan-cieel gezond bedrijf te zijn en zelfs een beetje winst te maken.”

MOND-TOT-MONDRECLAME

Anekdotes zijn er in het Gentse genoeg over Studio Skoop. Over een gevaarlijke mazoutkachel die er in het startjaar al voor zorgde dat de Gentse brandweer verscheen tijdens een vertoning van Het bal der pompiers (Milos Forman), of over de kaskrakers die na verloop van tijd bij het huismeubilair leken te horen. Festen (’99) liep twee jaar in de bioscoop, Toto le Héros (’92) en Manneken Pis (’95) allebei zeventig weken, Aanrijding in Moskou (’08) 63. Il Postino stond zelfs twee jaar en vier maanden op de affiche, tot de laatst beschikbare kopie helemaal uit elkaar viel.

“Het is zeker geen gimmick”, zegt Vander Cruysse. “Uiteindelijk telt alleen de opkomst, en die valt zelden precies te voorspellen. Een deel van de verklaring schuilt in de leeftijd van ons publiek. Dat zijn vaak wat oudere mensen die trager reageren en meer openstaan voor mond-tot-mondreclame. Bovendien is er bij ons ook nooit sprake van een marketingoffensief dat voor een sterke openingsweek moet zorgen. Multiplexen rekenen daar wel op. Daar lijkt de opkomst vaak op een enorme piek die dan vlug naar beneden gaat. Bij ons gaat het veeleer om een traag opgaande curve, met een piek in de derde of vierde week.”

En de studenten dan ? “Dat blijft vechten om aandacht”, bekent Vander Cruysse, al trekt het café een breed en dus ook minder cinefiel publiek. “Vroeger vonden studenten gemakkelijker de weg naar ons. Ze kwamen in Gent studeren en gingen zelf op zoek naar het filmaanbod. Dat is sinds een twintigtal jaren niet meer het geval. Jongeren worden nu bestookt met acties, waardoor ze naar de film gaan haast meteen met Kinepolis associëren. Mede daarom organiseren we ook schoolvoorstellingen, toch goed voor twaalf- tot vijftienduizend bezoekers per jaar. Die komen niet allemaal in Gent studeren, maar zo weten ze dat we bestaan, en dat er naast de Engelstalige film voor een breed publiek ook nog iets anders is.”

Met zijn opvolging is hij nog lang niet bezig, zegt Vander Cruysse. “De Studio Skoop is mijn levenswerk, ik hoop er ooit met weemoed naar te kijken en te merken dat het goed gaat. Maar daar ben ik vrij gerust op. We hebben de juiste mensen in huis, en de cijfers zitten in stijgende lijn. Dertig jaar geleden nam ik een bioscoop over die iedereen al afgeschreven had, er zal nu ook wel iemand zo gek en enthousiast zijn om er zijn schouders onder te zetten.”

INFO : 09 225 08 45, WWW.STUDIOSKOOP.BE

DOOR WIM DENOLF & FOTO’S DIEGO FRANSSENS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content