Als er deze oudejaarsavond ook nog oud glaswerk op tafel staat, wordt de nieuwe eeuw pas echt plechtig ingezet.

De rage van oud glaswerk begon ruim twintig jaar geleden, toen jongelui het serviesgoed van oma plunderden. De brocantehandel en de vlooienmarkten werden overstelpt met borrelglaasjes. Verzamelaars hadden enkel oog voor die kleintjes, het iets grotere portoglas was niet erg in trek. Wijn- en waterglazen kocht je voor een prikje, want daarvoor was al helemaal geen belangstelling. Vandaag is het omgekeerd, zegt Fenia Baeck die in de Antwerpse Schuttershofstraat de antiekzaak ’t Schuttershofke heeft: “Nu zijn glazen voor water en wijn gezocht: het is servies dat ook wordt gebruikt.” Antiek glas wordt niet langer uitgestald in een vitrinekast, maar maakt deel uit van de feesttafel.

Voor de komende feesten, en vooral voor het oudejaar, is de vraag naar antieke champagneglazen uitzonderlijk groot. “Logisch”, beweert Jacky L’Hoëst, die vroeger de speciaalzaak van Fenia runde. “Zulke glazen passen perfect bij een nostalgisch feest. In een elegant geslepen coupe of fluit smaakt champagne nog beter, en het geeft de gebeurtenis iets plechtigs.”

Fenia Baeck legt zich toe op glas dat vervaardigd is tussen 1870 en 1930. De verklaring ligt voor de hand: vóór die tijd was de verscheidenheid aan drinkglazen beperkt. Na 1870 nam de glasproductie in Europa sterk toe en verscheen er ook op de tafel van de kleine man sierlijk glas.

Het is een vrij recente evolutie: tot diep in de 18de eeuw stonden er weinig glazen op tafel. Er bestonden slechts twee types: de beker of kroes voor water, tafelwijn of bier, en het glas op een voet voor exquise wijn. Op schilderijen is duidelijk te zien dat niet iedereen een glas kreeg: meerdere personen deelden één exemplaar. Er waren ook geen specifieke glazen voor water, witte of rode wijn. Pas vanaf 1830 werden er andere glazen gebruikt voor water, rode en witte wijn en voor champagne. Omstreeks 1870 kwamen daar nog een madera- en een likeurglas bij. Vóór de 19de eeuw werd de meeste wijn ook niet in flessen bewaard. Pas dankzij de uitvinding van de Franse scheikundige Louis Pasteur werd dat mogelijk: in 1866 maakte hij wereldkundig dat door het pasteuriseren (gedurende korte tijd blootstellen aan een temperatuur van 50 tot 60°) de wijn houdbaar bleef in de fles. Door die innovatie namen de wijnexport en het verbruik enorm toe.

Wijn werd wel al eerder, sinds de late 17de eeuw, op flessen getrokken. De ajuinvormige flessen stonden op tafel, maar karaffen kwamen nog vroeger in zwang. Ze verschenen in de 16de eeuw. Het woord ‘karaf’ is trouwens overgenomen van het Arabische gharaf en werd bij ons geïntroduceerd via Italië en Spanje. Het is dus echt niet nieuw, dat de mediterrane wereld onze tafel- en keukengebruiken beïnvloedt.

Uit een karaf werd vooral water geschonken, en er hoorden enkele bekers bij, een kruikje met een concentraat van sinaasappel of oranjebloesem, en een suikerpot: om limonade te maken. Ook jonge, lichte en goedkope wijn werd uit een karaf geschonken. Dit gebruik bleef bestaan: in restaurants serveert men tafelwijn er nog steeds in.

In de tweede helft van de vorige eeuw werd kristal erg populair. In ons land waren de ateliers van Val Saint-Lambert bij Luik de belangrijkste producenten, in Frankrijk waren dat de kristalfabrieken van Saint-Louis en Baccarat. Het kristalglas werd ruim een eeuw vroeger uitgevonden. In de 16de eeuw vervaardigden Venetiaanse glasblazers cristallo of kristallijn: fijn, kleurloos en zuiver sodaglas dat lijkt op bergkristal, een halfedelsteen. Natuurlijke soda was van in de klassieke Oudheid een van de belangrijke bestanddelen van glas. Het werd gewonnen uit zeewier. Naast potas – letterlijk: asse bewaard in potten – van verbrand hout was dat het belangrijkste smeltmiddel van kwartszand, de basisgrondstof van glas. In 1675 bedacht de Brit George Ravenscroft een nieuw procédé: hij gebruikte lood in plaats van soda om zand te smelten. Zijn loodkristal is helder van klank en relatief zacht, dus makkelijk te slijpen. Ongeveer gelijktijdig vonden Boheemse glasblazers kalkkristal uit, dat vooral krijt bevat in plaats van lood. Boheems kristal is harder, maar eveneens geschikt voor slijpwerk. Het meeste kristal dat men nu vervaardigt, bevat geen lood meer.

Wie houdt van technische verfijning, vindt kristal het neusje van de zalm, anderen vinden de afwerking te perfect. Kristallen glazen missen inderdaad de charmante foutjes van het simpele glaswerk uit grootmoeders tijd: draairingen, kleurverschillen en luchtbellen. Voor de feesttafel is antiek kristal natuurlijk het nec plus ultra. Ook de prijs valt mee: wie zich nieuwe glazen van Val Saint-Lambert aanschaft, moet meer uitgeven. Nieuwe geslepen kristallen glazen kosten algauw 5000 frank of meer per stuk.

Eén nadeel: het is niet simpel om een compleet antiek servies te vinden, maar gespecialiseerde glashandelaren hebben naamlijsten van wie wat nog zoekt. Sommige oude serviezen kunnen vrij makkelijk worden vervolledigd, omdat de grote fabrikanten jarenlang dezelfde modellen produceerden. “Van Val Sint-Lambert zijn de populaire serviezen, zoals de Poniatowsky, Lalaing, Metternich en de Prince de Galles goed aan te vullen”, verzekert Fenia Baeck. “De prijs per glas schommelt tussen 850 en 1200 frank. Borrelglazen kosten amper 500 tot 600 frank, maar wijnglazen zijn duurder. De prijs hangt af van het model. De prijs van gekleurd kristal ligt hoger. Voor een compleet servies van de Val moet je rekenen op 45.000 frank. Maar dan heb je wel twaalf glazen voor champagne, rode en witte wijn, aperitief en borrels.” We kunnen grofweg stellen dat een kristallen servies meer dan het dubbele van gewoon glas of halfkristal.

Veel mensen kopen geen complete serviezen, maar kiezen uit verschillende modellen. Voor wijn geven ze bijvoorbeeld de voorkeur aan gekleurde glazen. Daarvan hangt de prijs af van het model, de ouderdom en de kleur. De klassieke Louis Philippe-glazen met een gekleurde kelk op een wit voetje zijn goedkoper met een roze of groene tint: 1200 frank per stuk. Voor de zeldzame blauwe glazen vraagt men tot 2000 frank per stuk.

Jacky L’Hoëst stelt een toenemende belangstelling vast voor glas uit het interbellum: kopers verkiezen de simpele vormen van de art deco boven de drukkere versiering uit de belle époque. Voor kristal uit die periode tel je natuurlijk een flink bedrag neer. De prijs per glas schommelt rond 800 tot 1100 frank, maar er is ook veel gewoon glaswerk uit die tijd dat minder dan de helft kost. Tal van Belgische glasfabrieken maakten serviezen met gekleurde voetjes, die je per glas nauwelijks meer dan 300 frank betaalt. Deze glazen vind je met wat geluk voor een prikje op de vlooienmarkt.

Het champagneglas heeft een aparte status. Zelfs wie geen antiek serviesgoed bezit, laat zich verleiden tot de aankoop van oude champagnefluiten die al bestaan sinds de 17de eeuw. De meest beroemde fluit noemen Fransen l’impossible, met een kelk die doorloopt tot de voet. De champagnecoupe raakte pas eind vorige eeuw in de mode, maar zijn oervorm – eeuwen geleden tazza genoemd – bestond al veel langer. Kristallen champagneglazen zijn zeer gezocht en stukken duurder dan water- en wijnglazen: de prijs loopt op van 1500 tot 2500 frank het stuk.

Bij mooie glazen horen sierlijke karaffen. “Ook in dit geval bepalen het materiaal en de graad van afwerking de prijs”, zegt Fenia Baeck. “Glazen karaffen koop je voor 3800 tot 5500 frank, maar kristallen exemplaren zijn er pas vanaf 6800 frank.” Oudere stukken zijn nog duurder. Uit de eerste helft van de vorige eeuw kosten ze meestal meer dan 20.000 frank. Let erop dat de stop bij de fles hoort. Doorgaans is in beide een cijfertje gekrast en die moeten identiek zijn. De stop moet perfect in de fles passen, zonder enige speling. Bij veel karaffen is de stop vervangen, want dat is het eerste onderdeel dat breekt. De prijs van gekleurde karaffen ligt merkelijk hoger: minstens 10.000 frank. De punchkan, voorzien van een zilveren of verzilverd deksel en gietsneb is 20.000 frank of meer waard.

Wie al dat fijn glaswerk kan missen en van eenvoudige vormen houdt, schaft zich misschien oude bistroglazen aan. Tussen het glaswerk dat tot voor de Tweede Wereldoorlog in cafés op tafel stond, zitten charmante kleinodiën. Vooreerst vallen de limonade- en waterglazen op, die best betaalbaar zijn. Glazen uit de vorige eeuw, versierd met wat slijpwerk, kosten 700 tot 800 frank omdat ze zeldzaam, mooi en gegeerd zijn. Eenvoudige limonadeglazen van toen vind je al voor 300 frank. Ook antieke bierglazen zijn in trek en stijgen in prijs. Voor de klassieke bierpul van geblazen glas, versierd met geslepen olijven, betaal je 700 frank.

Dit is maar een greep uit het rijke aanbod aan glaswerk voor de tafel. Er hoort natuurlijk meer glas op tafel dan het schenk- en drinkgerei dat we tot hiertoe hebben besproken. Val Saint-Lambert maakte ook taartschalen in gegoten glas. De prijs schommelt tussen 1500 en 3000 frank, naargelang van de grootte. Daar horen glazen stolpen bij, ongeveer even duur, maar gemaakt van geblazen glas.

Verbazend veel objecten zijn betaalbaar. Voor amper een paar honderd frank verwerf je ook zoutvaatjes, onderzetters en messenleggers. Overal in het land zijn er speciaalzaken die dit gebruiksgoed verhandelen. Nu wordt er vooral glas gekocht uit de periode tot vlak na de Tweede Wereldoorlog. Maar de tijd lijkt ook rijp om designserviezen uit de jaren ’50 en ’60 te verzamelen. Ze zijn zeldzaam, maar worden nog niet naar waarde geschat. Je tikt ze bij een kleine brocanteur misschien op de kop voor een habbekrats.

Piet Swimberghe / foto’s: Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content