Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

Hij zei het bedrijf van moeder Laura vaarwel om zijn eigen ding te doen : een winkel vol goeie kleren voor kerels. Kleren maken de man en hier is de man die net die kleren maakt.

Lene Kemps

N ick Ashley heeft twee gebroken armen. Met de motor op weg naar een race in Wales is hij tegen een schaap aangereden. Hij is erin geslaagd om in die gebroken toestand nog een rit van een half uur terug te maken. Thuis aangekomen is hij in elkaar gestort en naar het ziekenhuis gebracht. Gehandicapt zijn komt hem slecht uit want zijn vrouw is net bevallen en hij heeft zijn kersverse dochtertje niet eens in de armen kunnen nemen. Het ergert hem dat hij zijn vrouw niet kan helpen in huis, ze heeft er met hem een extra kind bij. Het voordeel is dat ze hem elke ochtend scheert en dat hij nu voor de eerste keer de bakkebaarden heeft die hij wil.

Nick Ashley is zoals de kleren die hij maakt : retro-techno. Een nieuwe uitvoering van een oude klassieker. De moderne versie van een echte man. ?Ik heb een beetje een macho-probleem?, overdrijft hij zelf. ?Mijn vrouw klaagt niet, integendeel. Ik denk dat ze het wel sexy vindt.?

Sexy is een belangrijk woord voor Nick Ashley. Een bepaalde parka verkoopt slecht omdat hij niet sexy is. Zijn Triumph was niet sexy genoeg. Een eigen zaak hebben is sexy, voor je ouders werken is dat veel minder. Een ontwerper zou hij zichzelf nooit noemen. ?Ik maak sexy kleren voor echte kerels. Gewoon goed spul voor de gasten. Good gear for the geezers.? En daar moet hij zelf om lachen. Nick Ashley is gewoon too sexy for his shirt.

U hebt één winkel en enkele verkooppunten in Japan. Ik veronderstel dat het er meer hadden kunnen zijn. Wil u per se klein blijven ?

Nick Ashley : Small is beautiful. Mijn zaak is een oefening in kleinschaligheid. Laura Ashley was enorm, dat ken ik, klein ken ik nog niet. Ik zou kunnen uitbreiden, maar ik werk er hard aan om minuscuul en onbekend te blijven.

Wil u dan geen steenrijke megaster worden ?

Waarom zou ik ? Ik heb al een fantastisch huis en genoeg geld om mijn vrouw en kinderen een comfortabel leven te bieden. Meer heb ik niet nodig. Dan zou ik toch maar aan Paradise Syndrom gaan leiden, net als Dave Stewart, terwijl ik nu perfect gelukkig ben.

In de jaren tachtig zat ik in een bende van mensen die allemaal veel geld hadden. We hebben het allemaal meegemaakt : feestjes, snelle wagens… Dat waren de eighties. De jaren negentig zijn anders : minder geld, meer fun. Misschien zijn we allemaal gewoon een jaartje ouder geworden, maar mijn vrienden zijn op net dezelfde manier geëvolueerd. We leven minder extravagant en decadent. We smijten minder met het geld omdat we weten dat we de school van de kinderen nog moeten betalen. Misschien heet dat gewoon volwassen worden.

U hebt vijftien jaar in het bedrijf van uw ouders gewerkt. Waarom bent u een eigen collectie begonnen ?

Op aanraden van mijn vrouw. Ze zei : stop met werken voor je vader, begin je eigen zaak, da’s veel sexiër. Ik spreek haar nooit tegen, dus dat was dan dat.

Mijn vader was triest, maar hij begreep dat ik iets van mezelf wilde opbouwen. Op een bepaald moment kon ik geen kant meer uit in het bedrijf. De enige uitdaging die me restte, was op mijn vaders stoel te zitten. Move over, I’ll take over. Maar hij is nog jong, amper zeventig, hij kan nog twintig jaar mee.

Wist u meteen wat u wilde beginnen ?

Ik wist dat het mannenkleding zou moeten zijn, dat het klein zou moeten blijven en dat ik alles zelf moest kunnen doen. Aankopen, ontwerpen, productie opvolgen, verkopen : een eemansbedrijf. Eerst werkte ik uitsluitend voor mezelf. Ik tekende de kleren die ik nodig had : high performance, low maintenance. Kleren die tegen een stootje kunnen, voor een man die niet houdt van strijken en droogkuis, die ’s morgens niet te lang wil nadenken over wat hij moet aantrekken. Gewoon : goeie kleren.

Ik ben een fervent motorrijder. Voor een ritje in de stad, wanneer ik er niet als een leren Michelin-man wilde uitzien, vond ik nooit de juiste kleren. Die heb ik dus zelf ontwikkeld. Blijkt dat nog veel mannen datzelfde probleem hadden. Vanaf het moment dat de winkel openging, had ik klanten. Trouwe klanten. Ze zochten sportieve spullen maar niet té. Kleren die het midden houden tussen technische sportkleding en stadskleding.

Een Indiana Jones-garderobe.

De collectie heeft iets avontuurlijks ja. En iets klassieks. Ik geloof sterk in retro-techno. Aan sommige stukken kan je wat design betreft niets meer verbeteren. Mijn moeder zei altijd : voor je iets ontwerpt, moet je kijken naar wat er al gebeurd is. Soms is iets al jaren aan het evolueren naar een eindvorm toe die bijna perfect is. Aan de klassieke motorjas of legerbroek moet ik niet zitten prutsen. Ik kan wel proberen om ze in een nieuw materiaal uit te voeren. Een idee uit het verleden aanpassen aan vandaag. Traditie updaten. Dat is wat ik doe.

Ik heb een Triumph. Prachtige motor, maar het design mocht meer streetstyle vond ik, iets meer sexy, dus heb ik ‘m hertekend. Iedereen vertelt me dat mijn ontwerp er retro uitziet, maar dan met de techniek van vandaag. Retro-techno, ik val er altijd op terug.

U kan waarschijnlijk niet elk seizoen een collectie vol gemoderniseerde klassiekers uitbrengen.

De meeste stukken lopen gewoon door van het ene seizoen naar het andere. Ik zie niet in waarom ik elke zes maanden iets anders in de winkel zou hangen. Mijn klanten zijn niet geïnteresseerd in fashion, wel in nieuwe oplossingen voor hun problemen. Ik blijf evolueren.

Wat zijn uw grote commerciële successen ?

De eenvoudige dingen verkopen het best : de linnen hemden, de truien en motorjasjes. De grote hit is mijn polar fleece jas, hij ziet eruit als een blazer in teddy. Ik heb het materiaal op een onverwachte manier gebruikt, want van fleece verwacht je sportieve dingen met een rits en een kap. Dit is echt zo’n blazer die je elke dag aankan zonder je te opgekleed te voelen.

Van mijn moeder leerde ik dat je favoriete ideeën meestal niet de meest succesvolle zijn. Ik hou veel van deze parka. Hij heeft mod-allure, maar is uitgevoerd in een technostof. Ik dacht dat ze er in Japan wild van zouden worden. Het is een goede regenjas en je kan ‘m opplooien tot een kussen om in de pendeltrein een dutje te doen. Maar bijna niemand heeft ‘m besteld. Hij is niet sexy genoeg denk ik. Hij verkoopt zichzelf niet op de kapstok, je moet er tekst en uitleg bij geven.

En uw andere mooie idee : het 007-pak, de smoking in stretch-materiaal ?

Ha, mijn meest radicale product. Een tuxedo in cyclisten-shorts-materiaal. Je kan hem piepklein opplooien, hij rimpelt niet, is machinewasbaar en weer droog op een kwartier.

Maar verkoopt het ?

Nou nee. Tenzij aan meisjes. Meisjes zijn er gek op, zij dragen het op een sensationele manier. Mannen worden afgeschrikt door het materiaal denk ik, het plakt aan je lichaam en dat is misschien too girlie. Ik blijf eraan werken.

Nick Ashley, Ledbury Road 57, Londen, tel. 00-44-171-221.1221

Kleren die tegen een stootje kunnen, voor een man die niet houdt van strijken en droogkuis, die ’s morgens niet te lang wil nadenken over wat hij moet aantrekken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content