De duurzame wijk binnen handbereik
De volgende generatie zal passiefhuizen bewonen in ecologisch opgevatte wijken. In het buitenland staan ze er al verder mee, maar ook bij ons staan er heel wat groene projecten op stapel, waarvan er een aantal kleinere al uitgevoerd zijn.
Wil je wonen in een grauw flatgebouw of in een drukke straat zonder één enkele boom, vol geparkeerde auto’s, in een wijk zonder buurtwinkel, waar je je buren nooit ziet ? Nochtans hebben veel voorsteden een dergelijk profiel. Misschien verkies je in de toekomst een wijk vol groen, waar de kinderen samen op straat spelen, zonder verkeer en waar het water wordt gerecycleerd en de energie ter plaatse opgewekt ? Dit is geen Utopia, want ten noorden van ons bestaan er al enkele jaren vrij omvangrijke, succesrijke duurzame woonprojecten, in Denemarken, Duitsland en Nederland.
In het Nederlandse Culemborg is de wijk Lanxmeer, met tweehonderd woningen, bedrijven en kantoren in een ecologisch landschap, een puik voorbeeld. Ook op andere plaatsen in Nederland experimenteren ze al jarenlang met dergelijke projecten. In het Duitse Freiburg, een stad die qua omvang het best met Gent vergeleken kan worden, huisvest de duurzame wijk Vauban niet minder dan 5300 inwoners. Er zijn geen auto’s en de kinderen spelen op straat. De tram en de fiets brengen de bewoners in tien minuten naar het stadscentrum. Zonne-energie zorgt er voor warm water en elektriciteit. Op elk pand ligt een groen dak en er staan veel passiefwoningen, die slechts een vijfde van de energie verbruiken van een normale woning. Lanxmeer heeft ook een degelijk waterbeheersysteem dat schoon en vuil water scheidt en zuivert. In een ecologische boerderij kopen de wijkbewoners groenten en fruit. Er zijn veel gemeenschappelijke voorzieningen zoals het delen van auto’s. De wijk ligt echter niet midden in de natuur, maar tussen de stadskern en een industriegebied. Er werd dus geen groene ruimte voor aangesproken. Ondertussen is het wel een groene wijk geworden. Dit zijn slechts twee van de vele voorbeelden die illustreren hoe er tegenwoordig met nieuwe vormen van samenwonen succesvol wordt geëxperimenteerd.
Het zou best kunnen dat de huidige economische en ecologische crisis leidt tot een versnelde verandering van onze leef- en woonstijl. Ook bij ons groeit het aantal passief- en lage-energiegebouwen. “Dit wijst erop dat de bevolking belangstelling heeft. Er zijn al enkele duurzame woonprojecten gerealiseerd, wel niet van deze omvang, maar er staat nog heel wat op stapel. Alleen de architecten en veel politici, op enkele uitzonderingen na, moeten nog overtuigd worden”, stelt architect Eva Heuts van Vibe (Vlaams Instituut voor Bio-Ecologisch Bouwen en Wonen). Samen met haar brengen we deze nieuwe evolutie in kaart.
Waar beginnen we best mee ?
Eva Heuts : Met inbreiding in plaats van stadsuitbreiding. Jammer genoeg wil het nieuwe Structuurplan Vlaanderen weer heel wat groene ruimte innemen voor woongebieden, terwijl er in de kern van onze dorpen en steden zoveel leegstaat. Ik denk aan kazernes, industriegebouwen en kloosters. Zo komt er in Leopoldsburg een enorme kazerne vrij die ideaal is voor een duurzame wijk à la Vauban, eveneens gerealiseerd op een militair domein. Heel wat mensen zijn daarvoor te vinden, alleen de politici aarzelen. Ze denken nog dat de Vlaming enkel droomt van een klassiek huisje met een tuintje. Niet waar !
Bij een duurzame wijk denk ik meteen aan een sociale wijk. Klopt dit ?
Duurzame wijken kunnen geheel of gedeeltelijk voor sociale huisvesting zorgen, maar dit hoeft niet. We hebben in ons land wel een mooi voorbeeld van duurzame sociale huisvesting met het project De Zonnige Kempen in Westerlo. Een kleinschalig project, verweven met de bestaande bebouwing, in het hart van het dorp, inbreiding dus, in overleg met de bewoners gerealiseerd en energiezuinig ontworpen. Maar eigenlijk kan het ook anders, want je kunt alle kanten op.
Hoe dan wel ?
Het hoeft ook niet grootschalig. Een kleine groep van vier of vijf mensen kunnen de handen in elkaar slaan en een oud gebouw en een terrein verwerven om aan co-housing te doen. In Rotselaar wordt een oud molencomplex verbouwd tot tien woningen met een gemeenschappelijke tuin. Bij dit principe gaan mensen echt samenleven. Co-housing, ook wel ‘wonen in meervoud’ genoemd, komt uit Denemarken en is populair in Duitsland en de States. Waar de bouwgrond te duur wordt en aparte woningen te veel ruimte opslorpen, zoals hier, is dit een alternatief. In ons land zijn er wel centrale woonprojecten, vooral in Wallonië, uit de jaren zeventig en tachtig. Maar co-housing gaat verder, want iedereen heeft een aparte woonunit met een eigen keuken en badkamer, maar er zijn gemeenschappelijke eetruimtes, speelruimtes, zitplaatsen en tuinen. De auto’s en wasmachines worden gedeeld. In Clabecq wordt nu een oude vierkantshoeve gerenoveerd voor 21 duurzame woningen voor inwoners van alle leeftijden. Ook bij ons worden er co-housing-projecten opgestart in Vinderhoute, Gent, Lebbeke en Mechelen.
Zijn er nog andere mogelijkheden ?
Daarnaast is er het concept van de ‘bouwmarkten’. De stad Brussel heeft al in 1996 een beurs voor collectieve vastgoedaankopen opgericht om vervallen sites te renoveren. Op zo’n markt vinden architecten, aannemers en individuele bouwers elkaar voor projecten van vijf tot tien gezinnen. Zo’n groep verzekert meteen een sociale cohesie. Ze zoeken samen een terrein. Als ze collectief een woonproject realiseren, dan besparen ze gemakkelijk twintig procent van de kosten op de aanneming en de architectuur. Ze delen minder dan bij co-housing, maar werken wel samen voor bijvoorbeeld de energievoorziening. Dit systeem is bijzonder geschikt voor renovatieprojecten waarbij het oudegebouwenpatrimonium bewaard wordt. In Brussel bestaat er al jaren zo’n project in de kanaalzone, Côté Kanal.
Zijn er bij ons geen ecologische wijken à la Vauban of Lanxmeer ?
Nog niet, maar er staat wel veel op stapel. Het gaat om projecten waar ook de lokale besturen een belangrijke rol in spelen, een bewijs dat het enthousiasme bij sommige politici groeit. Er wordt straks veel gebouwd. In Gent is de Gasmetersite een van de grootste projecten, met 450 woningen. Het gaat om een gemengd project met sociale en koopwoningen. In Mechelen wordt het Papenhof een volledig nieuwe buurt van 250 woongelegenheden. In Sint-Niklaas zal de Clementwijk plaats bieden aan 600 woningen, tal van collectieve voorzieningen en een stadspark. Ook daar wordt er gezorgd voor een goede sociale mix. Alleen jammer dat voor die wijk een stuk grond wordt opgeofferd, inbreiding in de stad ware beter. We stellen ook vast dat de bouwsector zelf interesse heeft voor het ecologische bouwen, denk maar aan de bouwfirma Bostoen, die zich sinds dit jaar toelegt op passiefbouw. Dat is allemaal heel positief.
Wat maakt een ecowijk volgens u zo bijzonder ?
Voor de creatie van zo’n wijk baseren we ons op het concept van de Ecopolis, dat in de jaren negentig ontwikkeld werd door de Nederlandse onderzoeker Sybrand Tjallingii. Hij bekijkt de stad vanuit drie dimensies, de verantwoordelijke stad, de levende stad en de participerende stad. Volgens het eerste principe ga je de ecologische voetafdruk van de wijk beperken door het aanwenden van alternatieve energie, de recyclage van water, beperken van afval en gebruik van ecologisch verantwoorde bouwmaterialen. De levende stad zorgt ervoor dat dier, plant en mens er goed gedijen, door de aanleg van groen en water met de nodige biodiversiteit. Dus houdt een ecowijk rekening met de bodemgesteldheid en de natuurlijke waterhuishouding, in tegenstelling tot klassieke verkavelingen die alles elimineren. Beken worden dan bijvoorbeeld gedempt, overwelfd of rechtgetrokken en al het bestaande groen verdwijnt. Het derde principe staat voor de sociale cohesie tussen bewoners die samenwerken. Het gaat dus om veel meer dan een groep passiefwoningen. Zo’n wijk soupeert niet te veel ruimte op, ligt nabij een woonkern en openbaar vervoer. Het gaat dus om een andere manier van leven. Het initiatief hoeft niet door de overheid genomen te worden, we moedigen de bewoners ook zelf aan om initiatieven te nemen, zoals gebeurde in Vauban en Lanxmeer. Nogmaals, deze ecowijken hoeven niet groot te zijn, een oud klooster of industrieterrein volstaan al. Deze wijken kunnen perfect in bestaande buurten worden geïntegreerd. In Gent werd bijvoorbeeld in de wijk Dampoort een bouwblokrenovatie gerealiseerd van 218 woningen, waar ook kansarme gezinnen wonen.
Nog een praktische vraag : zijn woningen in dergelijke projecten wel goede investeringen ? Geraken mensen die zo’n site willen verlaten hun huis ook weer kwijt ?
Dat is geen probleem. De eigenaarsstructuur kan heel flexibel worden gemaakt, net als het mede-eigendom van een appartement. Bij het co-housing-project in Clabecq hebben ze bijvoorbeeld al een enorme wachtlijst van mensen die er willen wonen. De belangstelling is heus enorm en groter dan het aanbod : dit wordt onderschat.
Door Piet Swimberghe – Illustratie Tom Peeters
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier