DE DUIZENDPOOT-DESIGNER
In het Design Museum in Londen loopt sinds kort een tentoonstelling over het leven en werk van de Britse designer Paul Smith. Twee dagen voor de opening van de expo leidt Sir Paul ons rond in zijn universum.
Toen het nieuws bekend raakte dat het Design Museum in Londen een tentoonstelling zou wijden aan Sir Paul Smith, vroeg een lid van zijn team of er ook kleren zouden worden getoond. De vraag getuigt van Smiths veelzijdige parcours, dat zich lang niet alleen in de mode afspeelde. En ja, er worden kleren getoond. Aan weerzijden van een lange catwalk, opgesteld per thema : reizen, bloemen, Engeland… “Ik zag onlangs een man in het station die een jas met dinosaurusprint van me aanhad. Ik heb me moeten inhouden om hem niet van het platform te duwen”, lacht Smith. “Ik ben niet trots op alles wat ik de voorbije jaren ontworpen heb. Die jas heeft de selectie bijvoorbeeld niet gehaald. Maar over de rest ben ik tevreden.”
Hello, my name is Paul Smith is geen retrospectieve. Dat herhaalt hij minstens drie keer tijdens ons gesprek. Deels omdat het zou suggereren dat hij op zijn 67ste aan het einde van zijn carrière is, deels omdat de tentoonstelling meer is dan een terugblik op de afgelopen veertig jaar. Het is een uitnodiging in de leefwereld van Paul Smith, waaronder zijn uitgebreide verzameling kunst en curiositeiten, zijn samenwerkingen met iedereen, van Mini Cooper tot Leicacamera’s, en exacte replica’s van zijn bureau, designstudio en winkeltje in Nottingham, het eerste van intussen meer dan honderd eigen winkels wereldwijd. “Zo ben ik begonnen in 1970, in een kleine winkel van vier vierkante meter met mijn hond Homer als manager”, zegt Smith. Zelfs zonder de hond is het er krap met twee. “Ik noemde het Paul Smith. Vêtements pour hommes. In die tijd was het ongebruikelijk om een winkel naar jezelf te noemen, en al helemaal om er dan nog wat Frans aan te plakken. Nu klinkt dat heel pretentieus, maar toen leek het een goed idee. Vraag me niet waarom.”
Een van de hoogtepunten van de expo is een haast exacte kopie van zijn kantoor in Covent Garden, waar hij achttien jaar lang werkte. De kamer is tot de nok gevuld met objecten die hij verzamelde of kreeg toegestuurd : van boeken, fietsen en plastic konijnen tot stofzuigers. “Toen ik in september 2000 mijn bureau moest verhuizen, wist ik niet hoe eraan te beginnen. Dus heb ik gewoon de deur achter me dicht getrokken. Alles is daar tot nu blijven liggen, als in een tijdcapsule. Wat je daar ziet, is een originele iMac, gekregen van Jonathan Ive, de designer van Apple. Het is waarschijnlijk een van de eerste ooit gemaakt. Die stoel is het eerste ontwerp van de bekende Britse designer Tom Dixon, en de roze stofzuiger in de hoek is een Dyson. Kort na zijn studies aan The Royal College of Art ontwierp James Dyson een stofzuiger, maar hij vond niemand die hem wilde maken. Toen hij eindelijk een fabrikant gevonden had in Japan, wilde niemand hem verkopen. Dus heb ik aangeboden om hem in mijn winkels in Londen en Japan te verdelen. We hebben er uiteindelijk 32 verkocht, in een winkel voor herenmode.”
“Waarom doe ik dat ? Omdat ik geloof in het product. En omdat ik iets had om over te praten. Je hebt net gezien hoe klein mijn eerste winkeltje was. Dat creëerde meteen een heel intieme, soms wat ongemakkelijke sfeer. Als ik een nieuw product kon bovenhalen, dan was het ijs gebroken. Zo is eigenlijk het hele idee van de concept store ontstaan. Vandaag zijn Colette in Parijs en Corso Como 10 in Milaan de bekendste, maar ze zijn me zelf komen vertellen dat ze zich op mijn winkel hebben geïnspireerd.”
Niet alles in zijn bureau komt van een bekende designer, Smith ontvangt dagelijks ook heel wat brieven en pakketjes van onbekenden. “Het is ongelooflijk wat mensen me allemaal opsturen. Zonder dat ze er iets voor terug willen. Onlangs stond er een meisje voor de deur met een fiets uit mijn geboortejaar. Ze was voor mijn verjaardag van Moskou naar Londen gevlogen om me die te geven. Toen de receptie me belde om het cadeau in ontvangst te nemen, was ze verbaasd dat ze me te zien kreeg. Ik heb zelf moeten voorstellen om met haar op de foto te gaan. Ze is diezelfde avond nog teruggevlogen. Iemand heeft me ook eens een perfect schaalmodel van mijn bureau gemaakt, gebaseerd op foto’s die zijn vriendin had genomen. Hij had er negen maanden aan gewerkt. En er is een Italiaan die me zomaar vijf dozen met tollen heeft opgestuurd. Op het bijbehorende briefje stond : ‘I know Paul Smith likes things.’ Dat was het. Die moet gedacht hebben : ‘Dump maar bij Paul, hij houdt ze zeker bij !'”
PARACETAMOLKAMER
Van zijn bureau gaat het naar de ‘binnenkant van Pauls hoofd’, een kamer vol videoschermen die het denkproces van de designer moeten tonen, even chaotisch als het interieur van zijn kantoor. “Ik noem dit liever de paracetamolkamer”, zegt Smith lachend, “want je zult er één nodig hebben als je buitenstapt.”
“Ik ontmoet veel jonge designers”, vervolgt hij, omgeven door flitsende beelden van de Britse vlag. “Ze komen net van school en willen onmiddellijk een eigen collectie beginnen, een show organiseren en veel geld verdienen. Alleen, zo werkt het niet. Je wordt op één dag toch ook geen reporter ? Wat ik hen met deze expo wil laten zien, is dat het ook anders kan. Mijn eerste winkeltje was piepklein, mijn inspiratie haal ik uit alledaagse dingen als een vlag in plaats van de collecties van anderen, en mijn eerste showroom in Parijs was de hotelkamer waar ik vier dagen in verbleef. Ik drapeerde een zwart laken over mijn bed en legde er mijn hemden op. De jasjes hing ik in de kleerkast. Op maandag kwam er niemand. Op dinsdag niemand. Op woensdag niemand. Op donderdag heeft één iemand de collectie gekocht.”
“Het bedrijf is langzaam gegroeid tot wat het vandaag is. We zijn nooit geëxplodeerd of de grootste geweest. Daar ben ik trots op. Want wie nummer één is, kan alleen maar bergaf gaan. Ik ben al blij als ik een goeie dag heb en vrij mijn ding kan doen. Spontaan kan zijn. Er is niets zo belangrijk als spontaniteit in de mode. Als je te lang over iets nadenkt, ziet het er vaak geforceerd uit.”
We lopen door naar de designstudio, het nagebouwde model weliswaar, waar Smith samen met zijn designteam 28 collecties per jaar ontwerpt. Verspreid over de tafel liggen printstalen, moodboards met collages, en stukjes karton met garen errond. “Zo maken we ons streepjespatroon, met een stukje karton en wat draad. Veel designers gebruiken hun computer, maar ik vind dat je op deze manier de relatie tussen de kleuren beter ziet. Hoe ik op die strepen ben gekomen ? Het was een eenvoudige manier om iets klassieks als een mannenhemd wat interessanter te maken. In de begindagen kon ik alleen goedkope stockstoffen kopen, dus naaide ik er gekleurde knopen op. Classic with a twist, weet je wel. Die uitspraak wordt nu voor alles gebruikt, maar heb je aan mij te danken. Sorry daarvoor. Later kon ik zelf stoffen laten maken, dus voegde ik meer en meer kleur toe. De strepen werden mijn handelsmerk.”
“Weet je wat zo straf is ? Als je nu ons atelier binnenstapt, zou je niet eens merken dat er iets weg is. Iedereen brengt voortdurend nieuwe dingen mee. Vorige week had Claire, van het designteam, een potloodtekening bij die ze voor enkele ponden had gekocht op een marktje. Die hebben we verkleind, verknipt en gekleurd tot een print voor een blouse. Het is ongelooflijk wat je met één beeld of een paar woorden kunt doen.”
Smith is evenveel ontwerper als zakenman. Dat moet ook als het hoofd van een internationaal label met meer dan honderd winkels en duizend werknemers. “Het is plezant om in de studio nieuwe dingen te creëren”, knikt Smith, “maar je mag niet onderschatten onder hoeveel druk we staan. We zijn nu al de precollectie voor volgende winter aan het verkopen. Vroeger waren het twee leveringen per jaar, nu vier. We moeten uiteraard niet elke keer opnieuw beginnen. Voor een gevestigd merk als het onze is het belangrijk om ook je successen uit vorige collecties te herhalen. Nudging it, noemen wij dat. We veranderen het een beetje door het, bijvoorbeeld, in een andere stof uit te geven. Deze bloemenprint ziet er helemaal anders uit op een zachte chiffon dan op katoen.”
“Heb je dit al gezien ?” vraagt Smith enthousiast. “De muur met 70.000 knopen. Het meisje dat ze gezet heeft moet intussen wel gek zijn. In een van onze winkels in Parijs is er een kamer die van boven tot onder is bezet met Engelse munten. En in onze nieuwe boetiek in Mayfair hebben we ongeveer 26.000 dominostukken tegen de muren geplakt. Je moet er straks zeker even stoppen en gaan kijken. Er is een zin die we vaak gebruiken bij Paul Smith : Effort is free of charge. Ik hou van dingen die een inspanning vergen. Zo creëer je individualiteit. Al onze winkels zien er verschillend uit.”
We sluiten onze rondleiding af in wat Smith zelf ‘The Gallery’ noemt. “Deze al gezien ?” vraagt hij wijzend naar een foto van de dalai lama in een sjaal van Paul Smith. “Onder de indruk ? Dit is maar het topje van de ijsberg. Ik verzamel al foto’s en prints sinds mijn tienerjaren. Ik bewaar ze in een grote ruimte in de kelder van mijn kantoor in Londen en in mijn huis in Nottingham. En dat is niet eens the good stuff. Die hangen bij mij thuis in Kensington. Ik heb Banksy’s en Giacometti’s, en schilderijen van Andy Warhol en David Hockney. Ik zou een eigen museum kunnen beginnen.”
‘Hello, my name is Paul Smith’ loopt nog tot 9 maart 2014 in het Design Museum in Londen, www.designmuseum.org. De Belgische boetiek van Paul Smith vindt u in de Kelderstraat 2-3 in Antwerpen.
DOOR ELLEN DE WOLF
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier