DE DOLLE JAREN TWINTIG

Huidig eigenaar Jean-Francois Declercq leeft met zijn grootste designidool in huis: overal zie je meubels en panelen van de vermaarde Franse industriële ontwerper Jean Prouvé, zoals deze wandplaat uit Kameroen. © JAN VERLINDE

In deze Brusselse atelierwoning van beeldhouwer Oscar Jespers kwam het kruim van de Belgische en internationale avant-garde over de vloer. Het is een tijdmachine die je terugvoert naar de wonderjaren van kunst, design en architectuur.

Door zijn strak gepleisterde gevel lijkt dit pand op een modernistische fabriek. Ooit was het een atelier waar met steen, hout en metaal werd gewerkt. Destijds was het de werkschuit en woning van de kubistische beeldhouwer Oscar Jespers. In 1928 trok deze Antwerpenaar naar Brussel, om er les te geven aan de befaamde kunstschool Ter Kameren. Voor het ontwerp van zijn atelierwoning deed hij een beroep op architect Victor Bourgeois, die in ons land een van de tenoren was van het moderne bouwen, en tevens directeur van Ter Kameren. Bourgeois was in ’25 ook present op de ophefmakende tentoonstelling van Les Arts Décoratifs in Parijs, en werd toen betrokken bij een project van Mies van der Rohe in Stuttgart. Hij was bevriend met de hele Belgische avant-garde.

“Oscar Jespers maakte in de jaren twintig heel moderne werken, die hij later jammer genoeg deels heeft vernietigd”, vertelt designantiquair en vintagecollectioneur Jean-François Declercq, die het pand nu bewoont. “Net als Bourgeois kende Jespers toen heel wat mensen, en tal van beroemdheden kwamen hier over de vloer, zelfs Kandinsky, die onder andere een kaartje met een tekening stuurde naar aanleiding van de geboorte van zijn zoon.” Jespers’ goede vriend Paul van Ostaijen heeft dit huis wellicht nooit gezien. De beeldhouwer is hem wel nog samen met zijn vrouw gaan bezoeken in het Waalse sanatorium waar hij aan tuberculose overleed.

“Het pand onderging in de loop der jaren, jammer genoeg, wel enkele verbouwingen”, zegt Declercq. “Sommige dateren nog uit de tijd van Jespers, die hier in 1970 overleed. Het gebouw was een artistieke machine, met een groot atelier en expositieruimte. Het was binnenin meer open dan nu, sommige ruimtes werden opgedeeld. Het gezin Jespers bewoonde eigenlijk een kleine flat op de bovenste verdieping.”

Voor Jean-François Declercq is wonen in een pand uit de dolle jaren twintig een zegen. Want via het verzamelen van design ontdekte hij als jonge knaap al de moderne vormgeving en architectuur. “Mijn eerste vondst in de jaren negentig was een lamp van Joe Colombo en een stoel van Eames, in die tijd was er daar amper belangstelling voor. Daarna botste ik op de meubels van Jules Wabbes en Jean Prouvé, die je voor een habbekrats op de kop tikte.” Via de Franse industriële ontwerper Jean Prouvé, nu zowat verheven tot een halfgod onder de verzamelaars, kwam hij ook terecht bij de ontwerpen van Charlotte Perriand en Le Corbusier, die in de jaren negentig al heel gezocht waren in Parijs. Declercq heeft altijd gependeld tussen Brussel en Parijs, waar hij zijn neus voor nieuwe verzameltrends verfijnde. “Via Corbu, Perriand en Prouvé ontdek je natuurlijk de charme van het door architecten ontworpen design, en beland je in die vooroorlogse periode en bij al die Bauhausachtige ontwerpen. Dus is het voor mij echt een belevenis om in dit huis te wonen, dat je net als een soort teletijdmachine terugvoert naar de roaring twenties.”

Zo’n pand laat zich natuurlijk niet betrekken als een doorsneehuis. Als collectioneur heeft de bewoner heel wat meubels en objecten uit de jaren veertig en vijftig die perfect in deze context passen, zoals de aluminium wanden uit de ateliers van Prouvé. “Ze werden ooit gebruikt voor schoolpaviljoenen in Kameroen, en werden ginds als oud metaal afgevoerd”, legt hij uit. Hij heeft ze hier en daar opgehangen, wat de woning opnieuw de sfeer van een atelier geeft. Jean-François creëerde verschillende bureaus en zithoeken, waardoor je eigenlijk overal in dit pand een zitplaats vindt. Het is ook een zonovergoten gebouw, door de grote ramen valt er heel veel licht binnen.

Voor Declercq is de Bauhausstijl van de architectuur een gedroomde context voor zijn vintagecollectie. Naast design van de grote Franse tenoren verzamelt hij ook meubels van Donald Judd en is hij tuk op de lampen van Gino Sarfatti, die hij een van de boeiendste en veelzijdigste lampenontwerpers vindt van de vorige eeuw. “Weet je, alles draait om passie”, vertrouwt hij ons nog toe. “Zowel het bewonen en het genieten van zo’n ongewoon huis, als het verzamelen van design. Als collectioneur leg je de lat meestal iets hoger dan een gemiddelde geïnteresseerde. Je overdrijft ook een beetje in je enthousiasme en dat maakt het leven extra spannend.”

DOOR PIET SWIMBERGHE & FOTO’S JAN VERLINDE

De Bauhausstijl van het pand is de gedroomde context voor de vintagecollectie van de bewoner

Het gebouw doet denken aan een modernistische fabriek. Ooit was er een atelier annex expositieruimte in ondergebracht

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content