De couturière van de couturiers

In haar hoogdagen kleedt ze Grace Kelly, Greta Garbo en Marlene Dietrich. Maar haar leven eindigt arm en eenzaam in een bejaardentehuis. Haar dochter houdt haar dood een jaar geheim. De mysterieuze Madame Grès, meesterlijk in drapering, virtuoos in coupe en haar tijd ver vooruit.

MADAME GRÈS

De eeuwige tulband – “ik had op een dag geen tijd om mijn haar te wassen, en het leek me een elegante oplossing” -, de flanellen rok en de degelijke schoenen. De haast spartaanse sfeer in het couturehuis. Maar vooral het kritische oog en de nooit aflatende aandacht voor detail. Madame Grès is een rasechte couturière, zoals Balenciaga (die trouwens zijn huis begint op haar aanraden) en Chanel dat ook waren. Een personage, larger than life, met eigenzinnige karaktertrekjes en zin voor drama. “Grès, dat is een dictator vermomd als muis”, zegt modejournaliste en schrijfster Edmonde Charles-Roux. Of nog : “Ze is een moeder-overste in een Mercedes”, doelend op Grès’ voorliefde voor luxewagens. Moeilijk om je dat strenge silhouet voor te stellen in een marineblauwe Jaguar met zetelovertrekken van bont. Of in haar Daimler, in een oude trench vol gaten, op weg naar de vlooienmarkt. Mademoiselle, zoals ze wil genoemd worden, rookt niet, drinkt niet, gaat niet uit, praat amper met de pers. Ze boezemt angst in, maar krijgt ook de complete loyauteit van haar personeel. Ze wordt alom bewonderd, maar niemand kent haar echt. Ze is de sfinx van de mode.

Met informatie over haar afkomst is Madame Grès zuinig. Germaine Emilie Krebs is geboren in 1903, en voor haar werk gebruikt ze twee aliassen. Eerst Alix Barton : Alix vindt ze mooi, en Barton leent ze van Julie Barton, de ontwerpster van wie ze ooit assistente was. Later noemt ze zich Alix Grès, een anagram van de voornaam van haar man, de schilder Serge Czerefkow. Een man die na een jaar huwelijk en de geboorte van een dochter, Anne, verkiest om apart te leven in Tahiti, met een rist Polynesische concubines.

Ze start haar couturehuis in 1934, eerst onder de naam Maison Alix. In tijdschriften van toen staat ze op dezelfde hoogte als Chanel, Lanvin, Schiaparelli, Vionnet. “Ze is nog geen dertig, maar ze lijkt al meer op een non dan op een ontwerpster”, schrijft Harper’s Bazaar in 1938. Ze liegt dan al over haar leeftijd, maar goed. Ze is een commercieel succes, vooral in Amerika, en ze trekt de aandacht van de Parijse bohemienelite. Ze maakt kostuums voor de toneelstukken van Cocteau en haar werk staat op de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1937. De haute couture van Maison Alix is een begrip.

La magie du pli

Haar stijl is van bij het begin erg uitgesproken : Grès is de eerste die zijdejersey gebruikt, die ze recht van de rol rond het lichaam drapeert, vastspeldt en knipt. Ze wil maar één ding : schoonheid creëren, vrouwen mooier maken. “Het was mijn droom om beeldhouwer te worden”, zegt ze. “Maar stof of steen, eigenlijk is het net hetzelfde.” Haar modellen lijken wel beeldhouwwerken : elegante Griekse godinnen, architecturaal, sensueel en vrouwelijk. Ze schetst amper, ze naait nooit. “Ik haat naald en draad. Maar ik verslijt drie scharen per collectie”, zegt ze met enige bravoure. Met grote trefzekerheid en precisie werkt ze rechtstreeks op het lichaam van het model dat uren moet stilstaan. Geen korset, geen padding. Alleen stof, soms wel twintig meter (meer dan nodig was voor de New Look van Dior), die op mysterieuze manier herleid wordt tot ontelbare plooien. La magie du pli Grès is een begrip, het resultaat van een virtuoze techniek, maar het eindproduct is poëtisch : prachtige, bijna naadloze jurken zijn het, die tot driehonderd uren werk vragen, en ook vandaag nog blijven verbazen. “Waar is ze in godsnaam met al die stof gebleven ?”, vraagt Alber Elbaz van Lanvin zich af bij het bezoeken van een overzichtsexpo van Grès.

Hoewel ze superdiscreet is en zelden de frontpagina’s of de roddelrubrieken haalt – “als ik niet slaap, dan knip ik. Werk, werk, werk, dat is mijn leven” -, kan Grès op ieders respect rekenen. Alleen Cristobal Balenciaga en Yves Saint Laurent verdienen haar bewondering, maar zij is ‘de couturière van de couturiers’. “Elke jurk van haar is een meesterwerk”, vindt Christian Dior. “Mode is geen kunst”, zegt de Amerikaanse ontwerper Bill Blass, “maar voor Grès zou ik een uitzondering maken.” “Haar invloed is niet te onderschatten”, zegt Azzedine Alaïa, die haar creaties verzamelt. “Zij is de reden dat het huis Saint Laurent bestaat”, aldus Pierre Bergé.

Ook de klanten stromen als vanzelf toe : Hollywoodroyalty’s als Marlene Dietrich, Greta Garbo, Vivien Leigh en Grace Kelly ; echte adel als de prinsessen van het huis Bourbon-Parma, en de hertoginnen Talleyrand en Windsor ; later Amerikaanse socialites als Jackie Kennedy en Babe Paley ; Franse grandes dames als Edith Piaf, Yvonne Printemps en Danielle Mitterand. Veel is gezegd over dat unieke moment in de tijd, tussen de twee wereldoorlogen, wanneer vier vrouwelijke ontwerpsters het modebeeld domineren : Gabrielle Chanel, Jeanne Lanvin, Elsa Schiaparelli en Alix Grès. Begrijpen ze het vrouwelijke lichaam beter ? Voelen ze beter aan dat andere tijden andere coupes en constructies vragen ? “Ik laat de stof en het lichaam spreken, meer niet”, zegt Madame Grès.

Haute couture in drie kleuren

Als de nazi’s Parijs binnenwandelen, vlucht Grès naar Spanje, maar het is moeilijk werken op in elkaar geknutselde mannequinpoppen van hooi en hout, met minderwaardige stoffen. Bij haar terugkeer in Parijs probeert ze geld te verzamelen door de helft van Maison Alix te verkopen, aan haar vorige werkgever Julie Barton. Op typische Grèsmanier wordt de geschiedenis troebel. Sommigen beweren dat Barton haar als Joodse verraadt aan de nazi’s. Anderen zeggen dat het om een ordinaire geldkwestie gaat. De wegen van Barton en Grès scheiden voorgoed, en Maison Alix wordt Maison Grès. De nazi’s tolereren Grès, en hun vrouwen plaatsen er maar al te graag bestellingen. Plots moet ze dan toch sluiten. Volgens Grès omdat ze haute-couturejurken heeft gemaakt in de Franse driekleur. Volgens de nazi’s omdat ze met leveranciers van de zwarte markt werkt en zich niet aan de opgelegde stoffenrantsoenering houdt. Haar huis sluit in 1943, om net voor de bevrijding triomfantelijk weer te openen, met een volledige collectie in rood, wit en blauw.

Het is moeilijk te zeggen wanneer het met Maison Grès bergaf gaat, wanneer het mode-icoon in de vergetelheid verdwijnt en het huis gezien wordt als stoffig en – oh heiligschennis – misschien wel voor-bijgestreefd. De creaties blijven modern, Grès’ manier van werken is dat niet. De ontwerpster is niet bereid om zakelijke compromissen te sluiten. Dior begint al in 1948 met het uitbouwen van licenties en het voorbereiden van een industriële productie. Madame blijft vasthouden aan totale controle en het werken voor individuele klanten. Sommigen, wier financiële toestand erg heeft geleden onder de oorlog, worden gratis gekleed, voor de rest van hun leven. Artistieke integriteit en menselijkheid voor alles. Grès legt zich neer bij het uitbrengen van parfums : Cabochard in 1959, gevolgd door Cabotine, vandaag nog steeds te koop. Prêt-à-porter komt er, met veel tegenzin, pas in 1980, en later sjaals en dassen. Maar dan is de zaak al niet meer te redden. In 1984 moet de ontwerpster noodgedwongen alles verkopen aan – of all people – de Franse zakenman Bernard Tapie. Later verhuist ze naar de groep Esterel. Nu is de naam eigendom van de Japanse groep Yagi Tsusho. Haar laatste collectie tekent Madame Grès in 1987, en dan wordt – na twee jaar onbetaalde huur – het couturehuis aan de Rue de la Paix schaamteloos leeggehaald. Poppen, gemaakt op maat van Dietrich en Dolores del Rio worden aan stukken gehakt. Schetsen en onafgemaakte jurken worden in vuilniszakken gestoken. Het personeel is muisstil. Madame ziet lijkbleek en zegt : “Vandaag hebben ze mijn leven gestolen.”

Vrienden als Pierre Cardin proberen te helpen, verwijzen klanten door naar haar appartement in het 16de arrondissement. Hubert de Givenchy bestelt nog een jurk. Het zal Grès’ laatste creatie zijn. “Ik heb zelfs geen doos meer om ze in te steken”, zucht ze. Givenchy laat een doos leveren. Hij schenkt de jurk en haar verpakking aan het Musée Galliera, waar de creatie een van de ontroerendste stukken van de vaste collectie is.

De mysterieuze dood van Madame

Sommigen hebben Madame nog gezien in 1990, bij de première van een theaterstuk. Anderen zeggen dat haar laatste publieke optreden in 1988 was, bij de uitreiking van de Oscars van de mode in de Opéra Garnier. Madame Grès verdwijnt. Wanneer het Metropolitan Museum in New York in 1994 een tentoonstelling aan haar wijdt, krijgen ze nog een dankbrief die eindigt met de woorden : “Bedankt dat u mij niet vergeten bent.” Maar ondertussen weten we dat The Great Grès toen al dood was.

Alix Germaine Grès overlijdt op 23 november 1993 in een bejaardentehuis in het zuiden van Frankrijk. De wereld ontdekt dat pas een jaar later – omdat een nieuwsgierige journalist naar haar op zoek gaat, naar aanleiding van de tentoonstelling – en reageert heftig. Wat bezielde haar dochter Anne om de dood van haar moeder geheim te houden ? “Behalve Cardin en de Givenchy heeft iedereen mijn moeder laten vallen”, haalt Anne bitter uit. “Dus waarom zou ik haar dood delen met mensen die niet van haar houden.” Op andere momenten heeft ze het over geldgebrek. “Ik kon zelfs geen deftige grafsteen betalen. Mijn moeder zou het niet hebben geappre- cieerd dat ik mensen uitnodigde op een derderangs begrafenis.” En nog : “Mijn moeder was extreem gesteld op discretie. Ik heb haar begraven zoals ze leefde : in het grootste geheim.”

De artistieke erfenis van Grès is overal. In de kunstige drapages van Haider Ackerman, in de volumes van Rei Kawakubo en de haute couture van Martin Margiela. Zowel Alber Elbaz als Jean Paul Gaultier citeren haar als inspiratiebron.

“Ik heb altijd gedacht dat het leven een strijd was”, zei Madame Grès. “Dat ik moest blijven vechten voor datgene waar ik in geloofde. En ik was ervan overtuigd dat wanneer ik zou stoppen met vechten, dat het leven mij zou verlaten.”

Madame Grès, Sculpturale Mode, 12 september 2012 tot 10 februari 2013 in het ModeMuseum, Nationalestraat 28, 2000 Antwerpen. www.momu.be

DOOR LENE KEMPS

Grès werd alom bewonderd, maar niemand kende haar echt. Ze was de sfinx van de modeZe schetst amper, ze naait nooit. “Ik haat naald en draad. Maar ik verslijt drie scharen per collectie”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content