De coïtus der coïtussen
Sommige brieven beginnen aldus:
” Liefste minnaars,
Coïteren betekent samen optrekken. Je gaat dezelfde weg op, in hetzelfde tempo en met dezelfde tred. Dat doe je niet alleen als je vrijt, maar ook als je samenwerkt en geestelijk omgaat met elkaar. Ook de seksuele, economische en spirituele coïtus moeten op elkaar afgestemd worden (…). Dat wil wel eens mislopen en daarom schreef ik de volgende reeks brieven over de coïtus der coïtussen.”
Nou, van zo’n intro moet een mens toch even gaan verliggen. Van deze briefschrijver verscheen vorig jaar het boek De extasen van eros, een dikke pil waarmee docent kunstfilosofie en kunstgeschiedenis Stefan Beyst een bijdrage wilde leveren aan het tot stand komen van een nieuwe wetenschap, met name de “erotica”.
Met Brieven aan jonge minnaars opteren auteur en uitgeverij ( Hadewijch) nu voor een vlot leesbaar boekje dat zich volgens de achterflap tot de brede doelgroep der “verliefden” richt. Bizar is dat van de auteur enkel naam en geboortedatum worden vermeld, zodat voor argeloze lezers onduidelijk blijft vanuit welke “deskundigheid” deze lessen in de liefde worden gedoceerd. Vanuit de kunstfilosofie dus.
Het boek begint met een aantal praktische vrijlessen. Het zijn erotische tafereeltjes die vooral vanuit mannenperspectief zijn beschreven. De jonge minnaar krijgt zéér gedetailleerde vrijadviezen, terwijl de jonge minnares weliswaar bovenaards geniet maar alles toch voornamelijk lijkt te ondergaan.
Opmerkelijk is dat in dit liefdesspel de coïtus centraal staat en dat dat volgens Beyst ook zo hoort. Niks tegen de coïtus, maar hadden we ondertussen niet geleerd dat er variaties bestonden op dat thema en dat die al eens tegemoet konden komen aan de wensen van de vrouw? Volgens Beyst is het “niet voor niets” dat mannetje meestal boven vrouwtje belandt, maar elke verdere uitleg voor die vage bewering ontbreekt, zodat we alleen maar kunnen vermoeden dat het zijn eigenste preferentiële standje is.
In Het penseel van de liefde wijst Bo Coolsaet er als deskundig androloog op dat vrouwen vaak juist het omgekeerde waarderen, en bovendien legt hij uit waarom. Stefaan Beyst kan uiteraard het bestaan van de clitoris niet (meer) ontkennen en besnijden is in onze streken ook een beetje uit de tijd, maar in zijn brieven kan hij wel doen alsof er niks anders bestaat dan een vaginaal orgasme. Het gezamenlijke orgasme blijft volgens hem ook het na te streven ideaal. Schreef Maureen Luyens, als deskundig seksuologe met 25 jaar ervaring, in Liever vrijen niet dat juist dit soort verwachtingen tot zo onnoemelijk veel leed leiden?
Van de seksuologie over naar de economie. Huishoudelijk werk wordt bejubeld omdat het “uit liefde” wordt verricht, beroepsarbeid geminacht omdat dat “om geld” draait. Wie voor de liefde kiest, kiest dus voor het huishouden en zal dit werk niet zomaar uit handen geven. “Onzinnig is het een Thaise kindermeid in huis te halen om verhaaltjes te vertellen aan je kinderen. Denk ook tweemaal na voor je de kinderen afstaat aan een onthaalmoeder of kindercrèches.” En opgepast voor schoonmaaksters: “Zij doen het immers altijd, zoals hoeren, alleen voor het geld, niet uit liefde.”
De auteur pleit ervoor dat elk de helft van het huishoudelijk werk op zich zou nemen en elk de helft van het werken voor geld. Mooi uitgangspunt is dat. Maar. Volgens Beyst bestaat er zoiets als “geslachtsgebonden taken”. Uit het feit dat alleen een vrouw kan zogen, volgt uiteraard de stelling dat “het toch verschil maakt of je eten krijgt van een vader of van een moeder”. En verder moet eenieder maar die dingen doen waar hij of zij goed in is. Rara, wie zou nu toch waar het beste in zijn? Zou daar niet al ooit eens een studie over verschenen zijn?
Verder luidt het dat “als de ene aanmerkelijk meer verdient dan de andere, hij beter meer kan werken en de ander in ruil wat meer huishoudelijk werk op zich kan nemen.” Tiens, tiens. Hebben we daar ook al niet eens een rapport over gelezen? En wie verdiende er nu ook weer het meest?
We hebben al lang begrepen waar die economische coïtus van Beyst op uitdraait: verschraalde wijn in bedriegelijk nieuw uitziende zakken. Rest ons nog de spirituele coïtus, die bereikt kan worden door onderlinge verschillen zoveel mogelijk uit te vlakken. Geliefden doen zoveel mogelijk samen, hebben dezelfde mening en dezelfde smaak. Ideaal is dat ze ook nog samen werken, in dezelfde kamer…
Opgelet, dit alles is toekomstmuziek. Volgens deze nieuwe “wetenschap” leven we nog in de prehistorie van de liefde en zijn we op weg naar het tijdperk van de voltooide liefde. In de huidige overgangsperiode blijven scheidingen en relaties van beperkte duur dan ook onvermijdbaar. Een wel heel vreemde kronkel doet Beyst besluiten dat jonge minnaars er in deze fase al bij al het best aan doen om voor een oudere partner te kiezen. Zou hij als man van in de vijftig misschien ook bij dít zinnetje vooral aan zichzelf hebben gedacht?
Jo Blommaert / Tekening Sandra Schrevens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier